‘De volksgeneeskunde is zo oud als de mensheid, zij spruit voort uit het ingeboren streven naar zelfbehoud. De eerste vorm van geneeskunde was deze waarin de mens zijn heil zocht in geneesmiddelen, die hij meende te vinden in de natuur en in de bovennatuur, in het bijgeloof.
kee jookte : ik heb jeuk.
kiekhoeste : kinkhoest.
kinnebak : kin.
kluut’n, buzze : kloten, teelballen.
knoesle, knoesels : enkel, enkels.
In 1861 was de Brugse bisschop Malou in Ieper en hij kreeg daar enorme buikpijn. Zijn dokter werd er uit Brugge bijgehaald en die verklaarde onomwonden: ‘c’est un homme perdu’. Maar de bisschop gaf het niet zo maar op en stuurde zijn zuster naar Onze-Lieve-Vrouw van Dadizele, waar ze een ‘neuvaine de messes’ liet doen. Ze bracht een lint mee dat het genadebeeld aangeraakt had. De bisschop had dit lint nog maar een uur rond zijn lichaam gedragen of hij voelde zich beter. Drie weken later is hij in staat om in Dadizele een plechtige dankmis op te dragen.