Isaak is na zijn nachtelijke vlucht gearriveerd in Ieper en dat blijkt een misrekening want hij dacht dat hij naar Gent aan het rijden was. Hoe zouden de wegen er eigenlijk uitzien aan het begin van de 12de eeuw? Ik krijg er maar geen beelden van binnen. Een verblijf in Ieper zint Isaak in elk geval niet. Hij vlucht verder naar Steenvoorde, een landbouwexploitatie in handen van zijn schoonzoon Guido. Die raadt hem aan om naar Terwaan te trekken en zich daar als monnik te vermommen. Het nieuws van zijn vlucht heeft zich echter als een lopend vuurtje verspreid en zorgt voor een ongeziene klopjacht. Het zal geen sinecure zijn om zich voor de buitenwereld verscholen te houden.
En zo kom ik dus op mijn beurt terecht in het leven van Karel de Goede. Nog eens 200 jaar later. Mijn hoofdpersonage wordt geboren kort na 1080 als zoon van de Deense koning Knoet en de Vlaamse Adela van Vlaanderen die de dochter is van graaf van Vlaanderen Robrecht de Fries. Karel van Denemarken is dus de kleinzoon van de graaf van Vlaanderen. Het is ook de reden waarom de kleine Karel hier zijn jeugd slijt en waar hij uitgroeit tot adviseur van zijn neef graaf Boudewijn Hapkin.