Geen krieken zonder stenen,
geen vlees zonder benen,
geen mannen zonder willen,
geen vrouwen zonder grillen.
Eén haartje maakt geen permanente (uit één feit kan men geen algemene conclusies trekken)
Kwade klokke, kwade klepel (zulke ouders zulke kinderen)
De paster doet geen twee missen voor ’t zelfste geld (ik zal het geen twee keer zeggen)
De paster zegent zijn zelven het eerst (iedereen zorgt eerst voor zichzelf)