Robrecht van Bethune en Gwijde van Dampierre Robrecht van Bethune en Gwijde van Dampierre laten […]
Je plakt ’t hoope van de leugens
Viere die los staan en een die wikkelt (hij is niet helemaal normaal)
Steekt joene kop in een zak en bedankt de weireld
’t Is krotte met striepen
e zee krijgt vrij spel over dat uitgebreide kustgebied van Buck. Geen dijk of duinen zijn er om het zoute zeewater van de laagvlakte ten westen van de lijn tussen Roesbrugge en Aardenburg af te houden. Het achterland van Buck bestaat grotendeels uit ‘boschagie’, bossen en wildernis. Het is het meest westelijk gelegen aanhangsel van het bos van de Ardennen. Hier zwerven grote groepen wilde dieren rond, in het bijzonder reebokken, ‘bucken’, die uiteindelijk deze naam aan het toenmalige Vlaenderen schenken: ‘het land van Buck’. Gevangen tussen de wouden bevinden zich het dorp Oostburch en de stad Rodenburch, die later Aardenburg zal genoemd worden.
Een ketsekar is een kar waarmee een voerman, als beroep, zakken graan ophaalt bij de boeren, die vracht naar de molen rijdt om die later als zakken meel terug te bezorgen aan de boer. Iedere boer bakte zelf zijn brood. Iedere zaak meel noemde men een bakte. De voerman noemde men ketser, zoals met heden de ophaler van eieren te lande ‘eierkutser’ noemt.