20 oktober 1914, dinsdag. Geluveld. Waren er dan geen Geluveldnaars meer thuis gebleven? Jawel! Er waren er zelfs nog zeker te vinden op 20 minuten gaan ten zuidoosten van het dorp, op het gehucht van Kruiseke. Hoe we dat te weten kwamen was een verhaal op zich. Twee dagen na onze vlucht naar Ieper, de 19de, was mijn goede buurman Petrus Nuytten met mij naar burgemeester Colaert getrokken om ‘papieren’ te vragen zodat wij twee naar Geluveld/Kruiseke konden terugkeren om onze achtergelaten dieren eten en drinken te geven. Mijn buur had zijn portret bij zich en ik niet! We kregen de nodige papieren om doorgelaten te worden maar ik moest eerst mijn portret laten ’trekken’.
Ondertussen was Petrus Nuytten met een huurrijtuig vertrokken. Van zodra zijn ‘doorgangsbriefje’ met portret op in regel was, stapte ik tegen de avond de baan op naar Geluveld en kwam er bij de duisternis aan. Mijn zes kinderen waren achtergebleven in Ieper, bij Gustave Raes in de hoop van binnenkort naar huis te kunnen terugkeren. Terwijl ik van Geluveld naar Kruiseke reed was er geen levende ziel te zien en in de verte oostwaarts bliksemden en weergalmden kanonnen en geweerschoten. Ik zag licht in de herberg van mijn buurman Leon Dumortier, ging er binnen en trof zijn hele familie met vrouw en kinderen nog thuis. Leon vertelde dat hij mijn beesten eten had gegeven waarvoor ik hem hartelijk bedankte.
We dronken samen een glas bier en ik ging er weer snel vandaan, recht naar mijn huis. Alles was er in orde maar de twintig dikke, vette konijnen van mijn dochter Irma waren gaan vliegen. Ik bleef er slapen zonder verontrust te worden. Vanochtend – dinsdag 20 oktober dus – was ik al vroeg op de been om de koeien te melken. De kanonnen en het geweerschieten leken te naderen, ik vreesde het ergste en maande Petrus Nuytten aan om met onze koeien naar Ieper te vertrekken. Maar de Britten die koortsachtig bezig waren met deur en ramen en allerhande stukken hout om hun loopgrachten te bedekken, stelden ons gerust.
En zo bleven we ten huize van Petrus Nuytten, waar een deel brave buren ook nog onderdak had gevonden. Zo ging de dinsdag van 20 oktober voorbij ..en de avond brak aan terwijl de verdomde Pruis alsmaar dichter kwam. Op slapengaan moesten we niet denken. Er waren in de vooravond door de Britten diverse kanonnen geplaatst op de steenweg van Kruiseke naar Wervik, achter het huis van Leo Van den Broucke en die bulderden vreselijk, die hele avond en nacht aan één stuk door.
Duitse obussen kwamen grollend door de lucht en ontploften meestal achter de Engelse kanonnen, met ijselijk gekraak terwijl het vuur van twee mitrailleurs aan Kruiseke en duizenden geweerschoten rondom ons zonder ophouden bleven knetteren en het in Beselare al op drie of vier plaatsen brandde. We lagen bevend van de schrik met zijn vijf op zakken in de kelder van Petrus Nuyttens en, wachtend op ons laatste uur, dat dacht ik toch. Een verschrikkelijke nacht, die eeuwigdurende nacht van 20 op 21 oktober 1914.
Op woensdagochtend om 7u zou ik meer dood dan levend wegstappen tussen ontplofte obussen en fluitende kogels, op weg naar Geluveld, waar in ”t Molenhuis’ Charles Deruytter nog thuis was. Van daar trok ik naar mijn lieve kinderen naar Ieper, gevolgd door de buren waarvan sprake.
–
Uit ‘De Grote Kroniek van Ieper’ – werk in voorbereiding