In -120 is er voor het eerst sprake van Morinen. Caesar heeft het wat later uitgebreid over de Menapiërs en de Morinen die gewapend verzet plegen op hun toen nog vrije land. Ze voeren een heuse guerrillastrijd in hun bossen en de Romeinse generaal heeft het niet onder de markt met hen. De Romeinen lijden aanzienlijke verliezen. Zware regenval zorgt zelfs voor een tijdelijke terugtrekking uit Morinië. Een jaar later wil Caesar absoluut doorstoten naar Engeland. De Romeinse troepen blazen verzamelen in Morinië.
De vloot is impressionant daar in het mythische Portus Icius. De Bretoenen zien de overmacht van de Romeinen niet zitten en sturen aan op onderhandelingen. Grote groepen Morinen worden als gijzelaars uitgeleverd. Caesar behandelt hen met respect. Hij beseft hoe gevaarlijk ze als tegenstander kunnen zijn. Nog voor de ontscheping naar Engeland krijgen zijn luitenanten Titurius Sabinus en Arunculeius Cotta de opdracht om de resterende Menapiërs en Morinen aan te pakken.
Morinië, ‘ravagée par le fer et le feu’, we kunnen het niet beter omschrijven in het Vlaams, wordt voortaan een onderdeel van de provincie van de Atrebaten. Cotta en Sabinus denken dat ze de Morinen definitief verslagen hebben. Ze hebben het bij het verkeerde eind. Terwijl Caesar nieuwe troepen aan het rekruteren is in Italië, gonst het van de bedrijvigheid in de Morinische wouden. De verschillende lokale stammen mobiliseren 240.000 strijders. Onder hen zien we een contingent van 25.000 Morinen.
Die hoeveelheden illustreren perfect hoe intens onze streken al bewoond worden pakweg 2.000 jaar geleden. Als Caesar terugkeert, maakt hij hoe dan ook korte metten met de geconfedereerde stammen. De Morinen leven dicht bij de natuur. Ze bebouwen de grond en ze kweken dieren. Ze verbeteren hun landbouwgrond met mergel en kweken massaal ganzen en varkens. Van hun ganzen produceren ze delicatessen die door de fijnproevers in Rome erg gesmaakt worden. De oude Belgen hebben honingbijen die zorgen voor honing en uit de gefermenteerde honing wordt een likeur gestookt die ze ‘mede’ noemen.
Ze drinken al cider, eten tarwe- en gerstebrood. Vlas wordt geweven en er is sprake van een echte zoutproductie in de zoutziederijen die we nu nog altijd terugvinden in de buurt van Dunkerque. De kustmensen bezitten een echte vloot die bestaat uit lichte boten die met leder worden bekleed en waarmee ze de natuurkrachten van de Noordzee bekampen. De bevolking voedt zich vooral met vis die gaar gemaakt wordt in een mengsel van veengrond. Ze drinken regenwater dat ze opvangen in grote tonnen die bij de ingang van hun huizen opgesteld staan. Morinië telt uitgestrekte bossen en de moerassen worden omzoomd door krachtige eiken.
In de 4de eeuw noteert Sint Paulin, een schrijver van St.-Victrice, dat de Morinen echte steden hebben en ook eilanden en bossen. Victor Derode vindt het verdomd spijtig dat de man vergeet van namen te noemen. De nederlaag tegen de Romeinen zindert lang na in de zeden van de verslagen bevolking, maar met het verstrijken van de jaren verdwijnen de Italianen uit de regio. In de 5de eeuw is er geen sprake meer van Romeinen en in de 6de eeuw stuurt St.-Remi een zekere St.-Antimond naar Morinië met de bedoeling om de Morinen te bekeren tot het christendom. De Sinten zijn de mening toegedaan dat die Morinen nog weinig te maken hebben met echte mensen maar dat ze straks, dank zij hun predikwerk, niet zo ver meer verwijderd zullen zijn van hun God.
De naam ‘Vlaanderen’ mag dan wel vermoedelijk bestaan van voor de 5de eeuw, toch staat die pas in 678 voor het eerst neergeschreven. In een boek dat Sint-Aldowin schrijft over het leven van zijn vriend, de smid Elooi. De Morinen en de Vlamingen hebben dus een gemeenschappelijke band. ‘Waarom zouden ze zichzelf anders als één natie beschouwen?’ Derode vraagt het zich al dan niet terecht af. Hij verwijst naar de graaf van Vlaanderen die zichzelf betitelt als ‘Princeps Morinorum, Satrapa Morinorum…Comes Morinorum’. Ook in Terwaan, de hoofdstad van de Morinen is er sprake van gelijkaardige inscripties.
We stappen nu over naar de Nerviërs. De kuststreek tussen Calais en Antwerpen wordt in de bronnen nu en dan bestempeld als de ‘Nervicanus Tractus’. Caesar weet te vertellen dat ze in zijn tijd een koning hebben die Boduognat heet en dat 60.000 gewapende Nerviërs zich aan de boorden van de Samber hebben geconcentreerd. Hij verjaagt ze naar het gebied van de Menapiërs dat onder de jurisdictie van de Morinen valt. Hier stampt de nieuwe bevolking de stad Belle uit de grond. Volgens de historicus Lesbroussart bouwt Caesar zelfs een kasteel in Gent om de Menapiërs en de Nerviërs van elkaar gescheiden te houden.
Waar komen ze vandaan die Nerviërs? De beroemde Peutingerkaart uit de Romeinse tijd toont dat er Nerviërs wonen aan de Zwarte Zee en rond de Donau. De banden tussen de Nerviërs in onze streek met die in het oosten zijn niet echt duidelijk. Die bij ons pronken hoe dan ook met hun Germaanse afkomst en dat ze een totaal ander volk zijn dan de tamme Galliërs. Voor de komst van Caesar hebben de Nerviërs vier steden. Oppida. Het zijn Asse en Elewijt in de buurt van Brussel en de Henegouwse plekken Binche en Blicquy.
De Romeinen willen dat de Nerviërs hun administratie concentreren in één enkele civitas en wijst die toe aan Bavay. In de kronieken omschreven als Belgis, de oudste stad van België. De Romeinse benaming ‘Bagacum Nerviorum’ kan inderdaad verwijzen naar een link met de Belgen. Enkele eeuwen later zal de hoofdstad van de Nerviërs zich verplaatsen naar Kamerijk, het latere Cambrai. Zie. Nu komen nu we terecht bij de Menapiërs. Julius Caesar heeft het over 9.000 Menapische krijgers die het tegen hem opnemen. Beduidend minder dan de Nerviërs en de Morinen.
Het is een vreemd en wat decadent volk dat nogal wat rondzwerft. Ze doen een beetje denken aan nomaden. Ze worden opgemerkt in Morinië, maar net zo goed sturen ze een kolonie naar Ierland. Dan zijn ze weer in Luik en later gaan ze zich opnieuw moeien met de Morinen. Hun doen en laten doet wat obscuur aan in onze Vlaamse geschiedenis. Er bevinden zich inderdaad Menapiërs aan weerszijden van het kanaal. Maar waar komen ze eigenlijk vandaan? Westfalen.
Caesar vertelt dat de Menapiërs hun gronden en hun kastelen hebben aan weerskanten van de Rijn. Een andere historicus positioneert hen langs de Maas en de Schelde. Het wordt duidelijk dat de Menapiërs Germaans van oorsprong zijn en dat ze de gebieden zijn gaan bezetten die ze Vlaanderen noemen.
Dit is een fragment uit Boek 4 van De Kronieken van de Westhoek