Inderdaad, siroop gemaakt uit de bessen van de vlierboomstruik bezit de eigenschap genezend te werken bij verkoudheden.
De Vlier
‘Atchie…Achie…’
‘Ge ziet stief verkoed, Camiel!’
‘Ja’k, zoei nie è zatte vliendersirope greet doen vanavont?’
”k goan woater upzetten.’
Inderdaad, siroop gemaakt uit de bessen van de vlierboomstruik bezit de eigenschap genezend te werken bij verkoudheden. In de apotheek kan men dan ook nog vliersiroop bestellen maar deze is dan synthetisch samengesteld.
Behalve de zwarte bessen worden ook de bloesems in de geneeskunde aangewend. Van vlierbloesems wordt een aftreksel in water gemaakt dat als samentrekkend middel wordt toegevoegd aan oog- en huidwaters. Tevens maakt men er een medicijn van voor borstkwalen, griep en verkoudheden. Deze thee zal vooral het zweten bevorderen.
Het is nog niet gedaan met de geneeskundige eigenschappen van onze vlier! De bladeren kunnen gebruikt worden bij kuren ter zuivering van het bloed en uitwendig, in compressen op brandwonden. De wortels kunnen als laxerend middel aangewend worden.
Laten we nu eens nader kennismaken met die wondere vlier. Reeds bij de Kelten en de Germanen stonden de” vlierstruiken hoog in aanzien, als beschermers van de volksstam. Vlier was trouwens toegewijd aan de godin Freya – de godin van de liefde bij de Germanen. De legende wil ook dat Judas, de verrader van Christus, zijn laatste adem uitblies bengelend in een vlierboom, hoewel in de landen om de Middellandse zee de Judasboom deze twijfelachtige eer geniet. ‘Daer staet nog die vliederboom daer hem Judas aen verhenc’. Ook het kruis waarop Christus stierf zou uit vlierhout vervaardigd zijn geweest.
Tijdens de middeleeuwen had elke heks een vlierstruik in haar tuin. De plattelandsbevolking ging zich dan ook eerst bedenken alvorens een vlierstruik om te hakken. Uit dit oude volksgeloof stammen ook allerlei gedragsregels. Zoals; ‘plant een vlier nooit te dicht bij het huis, sprokkel geen vlierhout als brandhout en maak er geen wieg van!’
Het is dan ook geen wonder dat we lezen in het Middelnederlands woordenboek van Verwijs en Verdam: ‘dat de vlienderboom es een de leelicte ende de onzienste boom, die men vint in dese maertse, zijn hout es onnutte ende onwaert omme werken ende omme temmeren ende stynct …. nochtanne hij draeht in tijden vanden jaere zoete bloumen, die schone ende wit zijn, welrieckende ende welsmakende, ende zijn medicinaal ende proffittelijc omme den mensche.’
We vinden nog meer lovende lectuur: ‘de gewone vlierstruik bereikt dikwijls de hoogte van een boom, met een grote, zware houtachtige stam. Van hieruit vertrekken de zijtakken die rijkelijk met merg gevuld zijn. Op de top van de takken groeien de witte bloemen, verzameld in een tuil. Nadat de bloemen uitgebloeid zijn, verschijnen de kleine bessen die eerst groen en later zwart worden. Deze bessen bevatten de zaden. Thee van de bladeren verlicht de buik en verwijdert snel de schadelijke vloeistoffen uit het lichaam. De schors heeft dezelfde uitwerking, maar actiever. De zaden, ’s morgens met wijn genomen, doen vermageren.’
In de iconografie is de vlier het symbool van vlijt, omdat alles in deze plant van nut is; de bladeren, de vruchten, het merg en het hout. Nochtans is mij geen enkele heilige bekend die nabij een vlierstruik is afgebeeld.
Wat denken we nu zelf over de vlier?
De struik behoort tot de familie van de kamperfoelieachtigen. Het is een zeer snel groeiende struik die buitengewoon weerstand biedt aan het snoeien. De bladeren zijn oneven gevind en voor een leek lijken de bloemen op schermen – het zijn tuilen. Tijdens de maand juni lijkt de struik één grote en witte bloementuil. Deze bloemen verspreiden een sterke doordringende geur, en toch kunnen ze de bijen niet lokken omdat ze geen honing bevatten. Voor de bevruchting zijn ze dus op andere insecten aangewezen. In de herfst buigen de takken diep door onder de zware last van de ontelbare zwarte bessen. Begrijpelijk dat veel vogelsoorten zich aan de sappige bessen te goed doen (spreeuwen, lijsters, …). Dit werkt de zaadverspreiding zeer doelmatig in de hand.
Daar waar de meeste andere zaden door het maagzuur verteerd worden, blijven de zaden van de vlierbes onaangeroerd. Bij het verlaten van het spijsverteringskanaal zijn ze nog even kiemkrachtig. Ten bewijze daarvan zien we overal vlierstruiken opschieten; in de koppen van knotwilgen en zelfs in dakgoten.
De vlierstruik bewijst ten overvloede zijn nut. We hebben al hoger gewezen op de geneeskundige waarde ervan. Daarnaast zie je soms nog een zeldzame opa die voor zijn kleinzoon, het merg uit een stok verwijdert om er een ‘klakkebusse’ van te maken Met proppen van vlas kan de snuiter dan spelen zoals in grootvaders tijd.
Uit ‘Vlietmara’ Heemkring van Vleteren van 21 september 1981
–
De vlier is ronduit fascinerend. In 1849 staat er in ‘De Beginselen der Materia Medica’ het volgende te lezen over de vlierstruik.
Sambucus Nigra of zwarte vlierboom
Geschiedenis. – Hippocrates bezigde de vlier in de geneeskunde. Botanische beschrijving. Gesl. kenm. – Zoom van den kelk klein, vijfspletig. Bloemkroon radvormig, vijfspletig; lobben stomp. Meeldraden (stamina) vijf. Stijl (stylus) geen. Stempels (stigmata) drie, ongesteeld. Bes roodachtig, bijna ongekroond, brijig, een hokkig (Gaertn.), drie- tot vijfzadig; het langwerpige zaad met de lange naveltjes aan de as der vrucht bevestigd (De Cand). Soortel. kenm. – Stam heesterachtig, enigszins boomachtig. Bladen gevind, glad; blaadjes ovaal-lancetvormig, gezaagd. Bloemtuilen (corymbi) vijfdelig.
Stam veel en onregelmatig (doch altijd tegenoverstaand) getakt; groeit snel, takken (van een jaar oud) bedekt met gladden, grijzen bast, en gevuld met een lichte, sponsige pit. Blaadjes donker-groen, glad, gewoonlijk twee paren met een oneffen. Bloemtuilen (corymbi) groot, glad, met talrijke, roomkleurige bloemen, die zoetachtig rieken, in elke tuil zijn enige ongesteeld. Bessen kogelrond, pur perachtig zwart, de stelen roodachtig (Smith). voorkomen. – Inlands : de bast (liber, corter interior s. medius sambuci) wordt ingezameld van de takken: deszelfs kleur is groenachtig wit; de smaak is zoetachtig samentrekkend.
De bloemen werden ontleed door Eliason die uit dezelve verkreeg: Vluchtige olie, scherpe hars, looistof, geoxydeerde extract stof, stikstofhoudende extractstof, gom, houtvezel, kleverige stof, planteneiwit, appelzure potassa, appelzuren kalk, delfstoffelijke zouten en een spoor van zwavel. Vliersap bevat appelzuur, een weinig citroen zuur, suiker, pectine, en kleurstof, die door zuren rood, en door alkaliën groen gekleurd wordt.
Physiologische werking – De bloemen zijn, om de vluchtige olie die ze bevatten, enigszins prikkelend en wellicht zweetdrijvend. De bessen zijn verkoelend, stoelgangbevorderend en pisafdrijvend. De binnenste bast (liber) is waterafdrijvend, purgerend, en braakwekkend. De bladen bezitten vermoedelijk soortgelijke eigenschappen, doch in een mindere graad.
Gebruik. – De bloemen worden gebruikt voor de daarstelling van vlierwater en van vlierzalf. De bessen bezigt men tot daarstelling van konserf; ook vervaardigt men er vlierwijn van. De binnenste bast is als waterafdrijvend purgeermiddel gebezigd bij waterzucht. Hij kan worden gegeven in afkooksel (bereid door 1 once van den bast met 2 octar. water tot 1 octar te verkoken) in hoeveelheden van 4 oncen. Kleiner doses zijn als purgeer- en oplossend middel gebruikt bij verschillende chronische ziekten.
Vlierolie. – Ze wordt verkregen door de bloemen met water aan destillatie te onderwerpen. Daarbij geven ze een kleine hoeveelheid boterachtige, riekende olie, doch die voor niets geschikt is. Haar opname in de Lond. Parm. moet dus eene vergissing zijn geweest. Het vocht, dat in de handel voorkomt onder den naam van Groene olie (oleum viride) of Vlierolie, wordt bereid door bladen (gewoonlijk van de vlierboom) in raapolie te koken. Zij wordt als smeersel gebruikt.
Vlierwater. – Volgens de Ph. Belg. bereidde men het op de Deel I. pag. 316 beschreven wijze uit drie ponden bloemen der zwarte vlier. Verse vlierbloemen, 10 pdn. (of vlierolie, 2 drachmen); water, 2 gallons; proefspiritus, 7 oncen (gerectificeerde wijngist, 3 oncen) mengt men bij elkander, en verzamelt door distillatie een gallon. Vlierwater wordt dikwijls gemaakt van gezouten bloemen (flores sambuci saliti), die men bekomt door afwisselende lagen der bloemen en gewoon zout in een gesloten vat, op elkander geperst te bewaren: het boven komende water moet worden weggeworpen. Het kan niet van de olie worden gemaakt, gelijk de London College opgeeft. Men bezigt het om den smaak en de reuk.
Vlierzalf. – Vlierbloemen, 2 pdn., kookt men in varkensreuzel, 2 pdn. , tot de bladen beginnen in te krimpen, en giet die dan het vet door doek. De Dubl. Coll. schrijft voor, dat de bladeren moeten worden gebruikt, te weten: – van verse vlierbladen, 3 pdn.; gezuiverde varkensreuzel, 4 pdn.; en gezuiverde schapentalk, 2 pdn. bereidt men een zalf op de wijze als unguentum sabinae. De witte vlierzalf van de handel. Behalve haar aangename reuk heeft zij niets voor boven spermaceti zalf. De groene vlierzalf van de handel; ze is reukeloos. Ze wordt als volksmiddel als verkoelende zalf gebruikt.
Conserven van vlier. Het bezigen van zwarte vlier, fijn gestoten, kookt men met een genoegzame hoeveelheid water gedurende een half uur onder gestadig omroeren. De nog warm zijnde stof doet men door een zeef en perst het overschot sterk uit. # 15 deelen van het verkregen sap voegt men men witte suiker, 4 delen. Kook nu zeer schielijk en wel afschuimende, tot de vereiste dikte. Hij is verkoelend, laxerend, en pisafdrijvend. Met water verdund geeft hij eenen verkoelende drank bij koorts- en ontstekingsachtige ziekten. De gift is 1 tot 2 drachmen.