En dan zijn er natuurlijk nog de vrouwen waar de zonen van Chlotarius blijkbaar een zwak voor hebben.
En dan zijn er natuurlijk nog de vrouwen waar de zonen van Chlotarius blijkbaar een zwak voor hebben. ‘Voor het overige maakten de zonen van Chlotarius, met uitzondering van Sigebert, de jongste, zich aan een hoge mate aan onkuisheid schuldig, bijna nooit zich met een enkele vrouw vergenoegende, zonder de minste schroom verlatende die zij eerst kortelings getrouwd hadden, en haar vervolgens na een gril van een ogenblik weder tot zich nemende.’ ‘De vrome Gontran huwde bijna even zo dikwijls als zijn twee broers, en zo wel als zij had hij zijn bijzitten, van de welke er een, Venerande genoemd, de dochter was van een aan de fiscus toebehorende Galliër. Koning Haribert nam twee zeer schone zusters, die tot de bedienden van zijn echtgenote Ingoberge behoorden, tegelijk tot zijn bijzitten. De ene heette Markowefe en droeg een geestelijk kleed. De andere heette Meroflede. Ze waren dochters van een wolwerker, barbaars van afkomst en lijfeigene van het koninklijk goed.’
‘Ingoberge, naijverig op de liefde, (wat een schitterende manier toch om jaloezie te omschrijven), die haar man die twee vrouwen toedroeg, deed alles wat in haar vermogen lag om hem die te ontnemen, maar het gelukte haar niet. Haar mededingsters echter niet durvende mishandelen noch wegjagen, verzon zij een soort van krijgslist, geschikt naar haar oordeel om de koning een afkeer te laten inboezemen van een verbintenis hem onwaardig.’
‘Zij liet de vader van de twee meisjes komen en liet die wol kaarden op de binnenplaats van het paleis. Terwijl de man aan het werk was, zijn best doende om zich ijverig te tonen, riep de koningin haar man om de werkplaats te komen bezichtigen. De koning kwam, keek rond en niets anders ziende dan een wolkaarder werd hij boos, de scherts zeer euvel opnemende. Het kwam tot woorden tussen de twee echtgenoten en de uitslag was heel anders dan Ingoberge verwacht had. Zij was het die de koning wegjoeg om met Meroflede te trouwen.’
‘Haribert, kort daarna vindende dat één enkele wettige vrouw hem niet genoeg was, gaf plechtig de titel van echtgenoot en koningin aan een meisje, Theodehilde genaamd, wier vader veehoeder was. Enige jaren daarna stierf Meroflede en de koning haastte zich haar zuster Markowefe te trouwen’. Ik word haast tureluurs van al die vrouwenhistories. ‘Volgens de wetten van de kerk was hij alzo schuldig aan een dubbele heiligschennis, vooreerst als hebbende twee vrouwen en ten tweede als gehuwd hebbende een vrouw die de geestelijke sluier had aangenomen.’
‘Aangemaand door St. Germain, toen bisschop van Parijs, om zijn tweede huwelijk te verbreken, weigerde hij dit volledig en werd in de ban gedaan, maar de tijd was nog niet gekomen, waarin de kerk de brutale hoogmoed van de erfgenamen der verovering onder haar tucht zou doen bukken. Haribert liet zich weinig aan dat vonnis gelegen en behield zijn twee vrouwen bij zich.’
Chilperik de zoon van Aregonde, die zal wel het record op zijn naam hebben van het grootste aantal getrouwde vrouwen en koninginnen. ‘Onder al de zonen van Chlotarius is het Chilperik aan wie de verhalen uit die tijd het grootst aantal koninginnen geven, dat is te zeggen, vrouwen, volgens de wetten van de Franken, met een ring en de penning getrouwd. Eén van die koninginnen, Audovera, heeft in haar entourage van dienstmeiden een jonge Frankische freule die Fredegonde genoemd wordt. Zoals haar naam laat vermoeden, is het meisje van Frankische oorsprong. Het meisje bezit een opmerkelijke schoonheid en Chilperik voelt liefde op het eerste zicht bij de eerste ontmoeting met haar.
Fredegonde beantwoordt deze liefde tussen dienstmeid en koning en begeeft zich daarmee op een gevaarlijk pad. Eentje van jaloezie, afgunst en wraak van haar meesteres. Het verwondert me een beetje dat Gust Thierry zich vastbijt in deze vrouwenhistorie. Hij zal er zeker wel zijn redenen toe hebben zeker? Ik kan jullie nu alvast al meegeven dat deze Fredegonde gaandeweg een hoofdrol zal gaan opeisen in de levens van de kleinzonen van Clovis. Een stroomversnelling van amoureuze escapades en intriges. Ik keer eerst nog eens terug naar het begin. Beauty Fredegonde trekt zich niets aan van de frustraties van haar bazin. Aan ambitie heeft ze blijkbaar geen gebrek en ze gaat op zoek naar mogelijke middelen om de koning te scheiden van Audovera.
De oude kronieken van de jaren 500 hebben het er ook over. Fredegonde slaagt in haar opzet. Met de oogluikende toelating van een bisschop en dank zij de naïviteit van Audovera zelf. De maîtresse barst van de ambitie en gebruikt alle mogelijke legitieme middelen om een breuk tussen het koninklijk echtpaar te veroorzaken. Gust schuift me een voorbeeld toe. Sigebert heeft het aan de stok met de Saksen, Chilperik besluit om af te reizen naar de Rijn en zijn broer te gaan helpen. Hij laat een zwangere Audovera achter in Braine.
Nog voor zijn terugkeer bevalt zijn vrouw van een dochter. ‘Moet ik de kleine nu laten dopen?’, vraagt ze argeloos aan Fredegonde. ‘Uiteraard zal dat dienen te gebeuren’, adviseert haar sluwe medewerkster, ‘je kan je echtgenoot het toch niet aandoen dat hij bij zijn triomfantelijke terugkeer van de Rijn een ongedoopt kind in zijn armen zou toegestopt krijgen?’ Haar medewerkster krijgt daarop opdracht om een doopceremonie te organiseren. Het wordt een valstrik, een ceremonie gevuld met intriges. Fredegonde ruikt haar kansen en speelt een gehaaid spel met haar meesteres.
Ik zie het doopritueel zo voor me. Bisschoppen en ceremoniemeesters gekleed als kerstbomen in vol ornaat nemen de ceremonie uiteraard ernstig op. Audovera is er met haar pasgeboren dochtertje. Van een meter is er geen spoor. ‘Waar blijft die toch?’ vraagt ze zich af. ‘Geen enkele vrouw heeft voldoende autoriteit om de dochter van de koningin boven de doopvont te houden’, antwoordt Fredegonde. ‘Geloof me, er kan maar één iemand je kind vastnemen tijdens de doop: u zelf als koningin!’ De bisschop vervolledigt met het nodig misprijzen de ceremonie terwijl Audovera zelf niet snapt welke religieuze blunder ze heeft geslagen.’
Bij zijn terugkeer wordt koning Chilperik warm verwelkomd door de jonge meisjes van het thuisfront. Met bloemen en gezangen. Fredegonde is er ook bij. ‘Proficiat met je overwinning en met de geboorte van je dochtertje’, dat zijn hier nu wel mijn eigen woorden, maar daar zal het wel op neerkomen. ‘Maar met wie zal mijn heer nu slapen?’ ‘Met de koningin, mijn meesteres zal dat moeilijk gaan, want ze is nu de doopmeter van je kind Hildeswinde!’
Chilperik zoekt zijn vrouw op in de portieken van de koninklijke villa. Ze toont hem fier hun kind. ‘Maar vrouw toch’, reageert hij, ‘welke dwaze zaken heb je nu toch uitgericht? Je hebt jezelf onmogelijk gemaakt als echtgenote.’ Ik kort het verhaal wat in tot de essentie: de bisschop wordt verbannen en Audovera mag het aantrappen naar een klooster waar ze de rest van haar leven als een religieuze zal moeten doorbrengen. ‘Om haar te troosten gaf hij haar verscheidene landerijen, aan de schatkist behorende en in de nabuurschap van (Le) Mans liggende, ten geschenke. Chilperik huwde Fredegonde en het was onder het gedruis der feesten van dit huwelijk, dat de verstoten koningin naar haar schuilplaats vertrok, waar zij vijftien jaren later op bevel van haar vorige dienstmeid ter dood gebracht werd.’
Ik voeg er voor de volledigheid aan toe dat Audovera en Chilperik samen vijf kinderen op de wereld hebben gezet. De zonen Theodebert, Meroveüs en Clovis en de dochters Basina en Hildeswinde. Basina zal met verloop van tijd ook geneutraliseerd worden door Fredegonde. Ze wordt in haar opdracht verkracht en verliest hierdoor haar status als mogelijke erfgename. Zelf zal Fredegonde zes kinderen op de wereld zetten. De eerste vier zullen vroeg sterven door dysenterie en volgens haar door de schuld van Chilperiks in 580 enig overgebleven zoon Clovis.
Ik ben wat op de feiten vooruitgelopen en keer wat terug naar het nulpunt van de tijd. Terwijl de drie oudste zonen van Chlotarius een losbandig en zedeloos leven leiden en allemaal huwelijken aangegaan zijn met vrouwen uit de dienstbare klasse, doet de jongste Sigebert precies het tegenovergestelde. Hij veracht het gedrag van zijn broers. Op hun niveau moet er getrouwd worden met meisjes van koninklijke bloede. Hij voegt de daad bij het woord en richt zijn vizier op één van de twee dochters van Athanagild, de koning van de Visigoten die op dat moment in de geschiedenis regeert over een gebied dat ik het best als ‘Spanje’ kan omschrijven.
De dochters in kwestie heten Brunhilde en Galswintha. Sigebert laat zijn oog vallen op Brunhilde, de jongste, die ‘zeer wegens haar schoonheid bewonderd werd’. ‘Een talrijk gezantschap vertrok met zijne geschenken van Metz naar Toledo, om van de koning der Goten haar hand te vragen. Hofmeester Godeghisel van het paleis van Austrasië, ervaren in alle soorten van onderhandelingen, slaagde in deze volkomen en bracht de bruid van koning Sigebert uit Spanje mede terug.’
‘Overal waar Brunhilde op haar lange tocht naar het noorden voorbij kwam, trok zij de aandacht tot zich door de bevalligheid van haar manieren, haar elegantie, de wijsheid in haar gedrag en het aangename van haar omgang. Sigebert beminde haar, en heel zijn leven bleef hij haar een hartelijke liefde toedragen.’ Een Nederlandse vertaling uit 1836 die zich op dezelfde bronnen baseert, geeft extra kleur aan het leven in deze Frankische tijden. Lees maar:
‘Het was in het jaar 560 dat de bruiloft met grote statie in de koninklijke stad Metz gevierd werd. Al de heren van het rijk van Austrasië waren door de koning uitgenodigd om aan de feesten deel te nemen. De graven der steden en de landvoogden van de noordelijke provinciën van Gallië, de patriarchale opperhoofden van de oude Frankische stammen die aan de overzijde van de Rijn gebleven waren, de erfelijke hertogen van de Alamannen, de Bavaren en de Thuringers zag men met hun gevolg van mannen en paarden te Metz toekomen.’
Het is alsof de geschiedenis onder mijn tokkelende vingers begint te leven. ‘In die zonderlinge vergadering zag men de beschaving en de barbaarsheid naast elkander, en beide in verschillende graden. Er waren beschaafde en indringende Gallische, trotse en stuurse Frankische edellieden. Men zag er ware wilden, geheel in bont gekleed, zo ruw in hun manieren als in hun uiterlijk.’
‘Het bruiloftsmaal was prachtig en de vreugde maakte het levendig. De tafels waren bedekt met schotels van gesneden of gedreven goud en zilver, de vruchten van de plundering na de verovering. De wijn en het bier stroomden onophoudelijk in bekers van jaspis of in horens van buffels met zilveren randen, waaruit de Germanen dronken. In de grote zalen van het paleis hoorde men de gezondheden en toosten die de drinkers elkander toebrachten, de uitdagingen die zij elkander deden, het gejuich, het gelach, al het geraas van de Duitse vrolijkheid weerklinken.’
De broers zullen er ook wel aanwezig zijn daar op het trouwfeest van Sigebert. Chilperik zal de status en de grandeur van het gebeuren vermoedelijk niet al te goed kunnen verkroppen. Zijn broer Sigebert slaat twee vliegen in één klap: een schoon meisje en dan nog met koninklijke afkomst. Het is hem niet ontgaan dat er nog een tweede exemplaar van rondloopt. Galswintha. Inderdaad de oudere zus van Brunhilde. De onderhandelingen gebeuren in penibele omstandigheden en houden veel voeten in de aarde. Kwesties van moraal en interesses. De koning bezit toch al een vrouw?
Fredegonde heeft meteen afgedaan. Chilperik belooft op zijn eerstecommuniezieltje dat hij haar zal droppen en ook de rest van zijn bijzitten naar huis zal sturen. Het discours met de Visigoot Athanagild kan nu voortgezet worden. Wat ik hier vertel is een geschiedenis die vermoedelijk jaren aan een stuk aansleept en nog aan de gang is in het jaar 567 wanneer broer Charibert overlijdt. Het erfdeel van de Parijzenaar wordt nu opnieuw verdeeld onder zijn drie broers. De steden ten zuiden van de Loire vallen in de handen van Chilperik. Een gelukkig toeval, want nu wordt hij meteen de dichtste buur van zijn target Galswintha.
Zijn nieuwe vlam walgt van hem. Ze kan de echo’s van zijn bedenkelijke reputatie onmogelijk negeren. De beloftes van de Frankische onderhandelaars hebben haar in het geheel niet kunnen overtuigen noch kunnen geruststellen. Zelf heeft ze niets te zeggen over het huwelijk. De huwelijkstransactie in kwestie is niet veel meer dan het verwerven van een stuk grond. Galswintha in ruil voor de steden Limoges, Cahors en Bordeaux.
Gust Thierry leeft duidelijk mee met de hartstochtelijke scenes die zich afspelen aan het Spaanse hof. De deal is rond en de Frankische gezanten zullen Galswintha met zich meenemen en haar tot bij Chilperik brengen. Onherroepelijk. Het meisje stort zich met de nodige pathos en zonder twijfel ook met emmers krokodilentranen in de armen van haar moeder die er vermoedelijk ook maar bij zit als het vijfde wiel aan de wagen. De Frankische ambassadeurs zijn best onder de indruk van de twee vrouwen die hartstochtelijk lijden en hete tranen plengen en durven amper te praten over de terugreis die ze eigenlijk stante pede wensen aan te vangen.
Ze laten er enkele dagen over gaan. Twee dagen, drie dagen. Dan staan ze weer voor de koningin met de boodschap dat ze nu toch wel willen vertrekken. Hun eigen koning wordt best ongeduldig en de trip is nog lang. Weer zijn er die tranen en datzelfde melodrama, maar de Franken laten zich niet langer pramen: het vertrek moet en zal gebeuren de volgende morgen. Athanagild moet eveneens met de vuisten op tafel slaan. Hij is de koning en de vader. De vrouwen moeten uitvoeren wat hij beslist heeft.
Een lange karavaan van ruiters, wagens en karren, volgestouwd met bagage vertrekt uiteindelijk vanuit de straten van Toledo in de richting van de noordelijke stadspoort. Ik herbeleef het afscheid van Galswintha alsof het om een uitvaart gaat. De koning volgt de stoet, gezeten te paard, tot aan de brug van de rivier de Tage. De koningin (Goswinthe is haar naam) kan het niet opbrengen om haar dochter nu al alleen achter te laten en beslist om de groep nog een tijdje langer te volgen. Galswintha zelf wordt meegevoerd in een slaapwagen die getrokken wordt door paarden of runderen.
Aan details geen gebrek. Het mag dan al lang geleden gebeurd zijn. Goswinthe neemt plaats in de wagen van haar dochter in afwachting van een definitief afscheid die altijd maar opnieuw wordt uitgesteld. Etappe na etappe, elk dag opnieuw. Telkens beweert ze dat het de laatste dag is, maar ze kan het niet over haar hart brengen en zo sukkelen ze verder richting Gallië en het noorden.
De bergen komen er aan. Ik denk bij mezelf dat een reis van Spanje naar Vlaanderen in die oude tijden vermoedelijk een tocht van maanden moet zijn. De wegen zullen best pover zijn, de Pyreneeën voorbij raken geen sinecure. Goswinthe host nog altijd mee. Haar persoonlijke beschermers, de Visigoten, hebben haar de hele tijd met de nodige egards behandeld en haar grillen gerespecteerd. Ze zien echter de gevaren van de reis voor hun koningin somber in en ze grijpen in. Stop. Dit is werkelijk de laatste mijl. Het afscheid moet hier gebeuren en gebeurt ook. Kalmer weliswaar maar natuurlijk zijn er weer die tranen. ‘God wil het’ snikt Galswintha, ‘dat zal wel’, denk ik en weg is ze. Alleen de tristesse blijft over.
De escorte van heren en strijders van de twee naties raakt voorbij de bergen, passeert Narbonne en Carcassonne en bevindt zich nog altijd op het grondgebied van de Visigoten. De weg leidt hen via Poitiers en Tours naar Rouen waar de huwelijksplechtigheid zal plaatsvinden. Bij de stadspoorten van elke grote stad ontpopt de karavaan zich zoals een rups zich transformeert tot vlinder. De ruiters werpen hun stoffige mantels af. De paarden worden opgekalefaterd. De traditie van de blijde intredes is toen al een feit. Zowel de stedelingen als de gasten willen zichzelf overtreffen in grandeur. Een expositie van rijkdom, een ‘m’a tu vu’ van de binnentredende gezagsdragers die de rust van de steden maar al te goed kunnen gebruiken om enkele dagen op adem te komen na een vermoeiende reis.
De verloofde van de koning van Neustrië ruilt haar stevig reisvehikel voor een bolvormige paradewagen volledig beslagen met zilveren plaatwerk. Van de aankomst van de karavaan in Rouen en de ontmoeting tussen Galswintha en Chilperik krijg ik voor de rest helaas geen beelden door.
Chilperik doet in elk geval wat hij beloofd heeft. Hij dumpt zijn vrouwen en ontslaat zijn maîtresses. De mooie Fredegonde, zijn paradepaardje, zijn chouchou, moet eveneens haar status van koningin afstaan. Ze doet dat met een elegantie en een vanzelfsprekendheid die haar hele entourage verrast. Ze accepteert haar degradatie in stijl. Tegen de status van een koningin zoals Galswintha kan ze niet opboksen. ‘Kan ik misschien verder aan het paleis verbonden blijven als dienstmeisje?’ vraagt ze bescheiden. Dat wordt toegestaan. Niemand lijkt te beseffen dat onder deze façade van welwillendheid een verraderlijke lepe vrouwelijke sluwheid wacht op het ideale moment om toe te slaan en haar slag binnen te halen.
Het afwijzen van een vrouw brengt dikwijls het slechtste in haar boven en ook hier is dat het geval. Sinds de dag dat Chilperik de kans schoon zag om zich te verenigen met een meisje van koninklijke afkomst heeft hij Fredegonde laten staan. De zoon van Chlotarius is nu eenmaal een ongelikte beer en een ongemanierde boer die over lijken gaat en daarbij zeker niet de minste aandacht zal besteed hebben aan de psychologische ongemakken en de verbittering bij zijn gedumpte geliefde. Het komt zelfs niet bij hem op dat het totaal verkeerd van hem is om de gekwetste gewezen koningin alsnog toe te laten in zijn koninklijke residenties en in de nabijheid van zijn nieuwe vrouw Galswintha.
Het trouwfeest is zowat een kopie van dat van Gontran en Brunhilde. Pracht en decadentie verenigd in zelden geziene festiviteiten. De Frankische heren van Neustrië zijn er allemaal. Samen met veel strijders die hem trouw zweren en hun eed van onderdanigheid aan hem afleggen. Chilperik is hun koning. Ze plaatsen zich in een halve kring rond hem, zwaaien simultaan met hun glanzende zwaarden in de lucht terwijl ze de traditionele lijfspreuk van het oude land uitspreken. Wie ooit deze eed zal verbreken, zal de scherpe snede van het zwaard voelen.
Koning Chilperik doet niet onder voor zijn gezworenen. Een wederzijdse belofte van stabiliteit en trouw, zijn handen rusten hierbij op een versierd koffertje met de relieken van een of andere dode heilige. Hij zweert dat hij de dochter van de koning der Visigoten trouw zal blijven zolang hij leeft en nooit nog een andere vrouw tot de zijne zal nemen.
Kersverse koningin Galswintha laat zich eveneens opmerken. Door haar gracieuze goedheid tegenover haar gasten. Ze verwelkomt hen één voor één alsof ze iedereen al jaren kent. Sommigen onder hen verwent ze met een eigen geschenk, anderen dan weer krijgen van haar zachte en zorgzame woorden. Alle aanwezigen verzekeren Galswintha van hun goede trouw en wensen haar een lang en gelukkig leven toe. Na het feest wordt het pas getrouwde stel vergezeld naar het huwelijksbed. Volgens de oude Germaanse overlevering blijft iedereen er buiten de wacht houden tot aan het krieken van de dag.
De rest van de ceremonie volgt in de vroege morgen na de eerste huwelijksnacht. De zogezegde ‘morgengave’ is een oud Frankisch gebruik waarbij de bruidegom zijn waardering uitdrukt voor het feit dat zijn bruid tijdens de eerste huwelijksnacht nog maagd bleek te zijn. Onder de aanwezigheid van speciaal gekozen getuigen neemt koning Chilperik met zijn rechterhand de hand van zijn nieuwe echtgenote en met de andere hand strooit hij verse stro over het hoofd van Galswintha. Ondertussen spreekt hij met hoge stem de naam van de vijf steden uit die vanaf heden eigendom worden van de nieuwe koningin.
De eerste maanden van het huwelijk verlopen min of meer gemoedelijk en vreedzaam voor de nieuwe koningin. Ze probeert met het nodige geduld en douceur te anticiperen op het grillig en wild karakter van haar man. Het mag trouwens gezegd worden dat Chilperik aanvankelijk wel zijn tijd en affectie besteedt aan zijn nieuwe vrouw. Hij is blijkbaar apetrots op haar en vooral in de wolken dat hij net zo een nobele en mooie vrouw heeft zoals zijn broer.
En als de eerste kalverliefde wat gekoeld is, blijft hij haar voorlopig nog liefhebben uit vrekkigheid en hebzucht. Galswintha is steenrijk. Wat ze met zich heeft meegebracht aan zilverstukken en kostbare objecten loont de moeite. Chilperik koestert de schat van zijn vrouw vermoedelijk meer dan haar ziel en lichaam. Een schat van een vrouw hebben mag hier beslist dubbelzinnig opgenomen worden. Misschien moet ik de rollen van de zin omdraaien en spreken van de vrouw van een schat.
Na een tijd is hij natuurlijk al gewend aan zijn nieuwe echtgenote en haar bruidsschat en beschouwt hij beiden als een verworven recht. Wat kunnen zijn vrouw en haar geld hem nu nog schelen? Haar morele schoonheid, haar natuurlijke aantrekkingskracht en de liefdadigheid die ze toont voor de Frankische sukkelaars en de armen, zijn niet langer van die aard om hem te charmeren. Gust Thierry zegt het niet met zoveel woorden, maar een echte beauty moet Galswintha toch niet zijn. Hij is getrouwd voor haar status en haar geld en niet voor haar uiterlijk.
Zijn seksuele driften voor haar zijn gesmolten als sneeuw voor de zon. ‘Il n’avait de sens et d’âme que pour la beauté corporelle’, ik bedoel maar dat hij alleen maar schone prenten in zijn bed wil. Zijn huwelijksbeloften en engagementen vliegen op het bovenste schap. Chilperik voelt voor Galswintha op de duur alleen nog maar koelheid en verveling. Reken maar dat Fredegonde dat allemaal in de gaten heeft en er vermoedelijk ook wel op aanstuurt. Wat Galswintha mist, heeft zij in overvloed. Zijn passie voor haar laait weer op als nooit tevoren.
Chilperik brengt zijn vroegere maîtresse weer in poleposition en maakt van haar weer zijn officiële bijzit. Als een gevolg hiervan etaleert Fredegonde zich nu op een hautaine en misprijzende manier ten opzicht van Galswintha. Die zal zich uiteraard erg gekwetst voelen. Aanvankelijk verbijt ze haar verdriet en teleurstelling. Ergens in een hoekje wenen, zal het wel zijn, hier in de villa lijkt niemand nog enige achting voor haar te tonen. Als dat zo zit, dan zou ze beter direct verstoten worden, zegt ze. Ze stelt Chilperik voor om terug te keren naar haar thuisland in het zuiden, naar mamaatje.
Chilperik mag er niet aan denken. Het vrijwillig opgeven van de rijkdom van zijn echtgenote is voor zijn hovaardige en hebzuchtige ziel niet eens bespreekbaar. Zijn Galswintha loopt er nu inderdaad wat stilletjes bij, maar ze zal wel inbinden. Ze zal het nooit aandurven om weg te lopen. Hij is er gerust in. Hij wil hoe dan ook geen risico’s nemen. Ze kan hem niet schelen, maar dat laat hij niet meer merken. Doen alsof, rond de pot draaien, eens rustig met haar praten, haar even strelen. Ja, ja. Ze mag terugkeren wanneer ze wenst, ze moet het maar zeggen wanneer de ideale tijd hiervoor zal aanbreken.
Galswintha laat zich vangen. Misschien zou ze dan toch beter blijven waar ze is, of tenminste nog wat wachten met die terugkeer. Tot op een nacht ze door een vertrouweling van Chilperik in haar slaap gewurgd wordt en hij haar zogezegd de volgende morgen dood aantreft en daarbij in een rol van vermoorde onschuld stapt en een regen van leugenachtige tranen plengt. Enkele dagen later krijgt Fredegonde haar rechten van vrouw en koningin netjes terug en is Galswintha volstrekt verleden tijd. Gezien haar trackrecord van moorden, lijdt het geen twijfel dat ook zij wel de hand zal gehad hebben in het wurgen van haar rivale.
Gust Thierry heeft te doen met de vermoorde koningin. Deze stijlvolle, melancholische en zachtaardige vrouw heeft haar pad gekruist met dat van een barbaarse onbeholpen Merovinger. Het lijkt er wel op dat ze uit een andere eeuw is gekomen. In een periode waar moord en geweld schering en inslag zullen blijven, laat ze hoe dan ook een schijn van ontroering achter bij een aantal Frankische zielen die haar met verloop van de tijd zullen vereren met verhalen en sagen die hun gewezen prinses een bovennatuurlijke status zullen bezorgen. Het zijn legendes die de volgende eeuwen alleen maar versterkt zullen worden door de mond aan mond publiciteit van vaders op zonen en van moeders op dochters.
Ikzelf ga er niet dieper op in. De dood van Galswintha ontspoort in een conflict tussen Chilperik en Sigebert, de schoonbroer van de vermoorde vrouw. Brunhilde, de zus van de vermoorde koningin, wenst Chilperik en Fredegonde naar de hel. Er ontstaat er in de loop van het jaar 568 een diepe vijandschap tussen Chilperik en Sigebert. Een spel van wraak en vendetta in de zuiverste traditie van de maffia. Chilperik zal het effect ervan ongetwijfeld verkeerd ingeschat hebben. Gontran, de koning van Orléans, wordt opgeroepen om de ruzie tussen zijn ruziënde broers te beslechten. Dat kan alleen maar gebeuren conform de regels van de Germaanse rechtspraak.
Brunhilde krijgt alsnog de douairie (de steden die Galsinwtha kreeg ter gelegenheid van de morgengave) van haar overleden zuster als erfenis samen met een koffer vol zilvergeld. Het is de prijs die de moordenaar betaalt voor het bloed van zijn vrouw. Dat zilver staat bekend als ‘Wehrgeld of weergeld’, vermeldt de schrijver in een voetnoot. De moordenaar of diens familie kunnen de wraak en de vendetta afkopen tegen een door de wet afgesproken som zilvergeld.
Chilperik denkt ondertussen maar aan één ding: de gebieden heroveren die hij afgestaan heeft aan de Visigoten in ruil voor de hand van Galswintha. De landstreek ten zuiden van de Loire met o.a. de steden van Tours, Poitiers, Limoges, Cahors en Bordeaux die hij in 567 geërfd heeft van zijn broer Charibert. Dank zij de schenking van de morgengave heeft hij wat tijd kunnen kopen om een leger op de man te brengen. De oorlog zal drie jaar duren. Zijn huurlingen zijn Germanen die afgezakt zijn van ver over de Rijn.
–
Uit deel 6 van ‘De Kronieken van de Westhoek’.


