Het Vloedgad is dus dat schorrengebied rond het aangelegde kanaal. De natuur blijft natuurlijk ook een hoofdrol spelen in het verhaal van Nieuwpoort. Water en wind maken de duinen in het Vloedgad labiel. De noodwoningen die er in 1246 werden aangelegd, moeten meer en meer beschermd worden tegen het drijvende zand.
Een onbegonnen taak. De bevolking begint tussen 1260 en 1270 de duinen te laten voor wat ze zijn en gaat zich geleidelijk aan vestigen aan de rand van de duinen in de buurt van Groenendijk. In het Nieuwe Ijde. De financiële kost die ontstaat door die gedwongen verhuis zal ongetwijfeld wel dé reden geweest zijn om de visvangst op Nortover niet langer aan anderen over te laten. In tegenstelling tot hun ouders, laten ze de haringvangst op Nortover niet langer aan de nieuwelingen over.
De verdeling van de tienden gebeurt na 1277 volgens dezelfde regel als eerder in Nieuwpoort: 1/3e voor de kerkfabriek van Oostduinkerke, 1/3e voor de armen van de parochie en de rest naar de Sint-Niklaasabdij van Veurne. Ondertussen heeft Nieuwpoort de periode van boete en miserie definitief achter zich gelaten. De toekomst ziet er opnieuw veelbelovend uit. Nieuwpoort bezit in 1249 twee enclaves in Veurne-Ambacht.
Eén ervan is het Vloedgad, de andere wordt omschreven als Orot (of Cnoc, Cuot). Op 27 februari vaardigt Margaretha een keure uit die Orot toevoegt aan Nieuwpoort. De enclave Orot ligt in Veurne-Ambacht. De inwoners van Orot krijgen van de gravin identieke vrijheden en wetgeving als die in Nieuwpoort. We weten waar Vloedgad lag in de 13de eeuw, maar waar precies kunnen we Orot situeren?
Nortover staat bekend als de plek in zee waar op haring kan worden gevist. Heeft Nortover iets te maken met een plaatsnaam aan land, bij de Ijzer? Inderdaad. Nog voor 1144 is er al sprake van Nortover als een ‘Bercarium’ dat in het bezit is van de Sint-Niklaasabdij van Veurne en voordien in het bezit van de Henegouwse abdij van Hasnon. De tekst van 1159 ‘quondam terram in territorio Furnensi sitam in parrochia Ramscappla…quam pie memorie Balduinus comes Flandrensis prefate Hasnoniensi ecclesie dedit’ toont aan dat Boudewijn de graaf van Vlaanderen een gebied in Ramskapelle bevestigt als eigendom van de proost van Hasnon.
Het eigendom van Hasnon wordt nog enkele keren vermeld in 1165, 1190 en in 1202. In 1269 volgt voor de laatste keer :’pro anima Karissime quondam conjugis nostre Mathildis, in capelle curtis sue de Nortoverum’. Uit al die oude teksten kunnen we opmaken dat Nortover een leenhof was dat nog voor 1119 door graaf Boudewijn (want in dat jaar is hij overleden) afgestaan is aan de abdij van Hasnon en dat die nog voor 1144 de cijns afstond aan de Sint-Niklaasabdij van Veurne. In 1269 bezit Nortover een eigen kapel. Nortover situeert zich op het grondgebied van de parochie Ramskapelle. Om een eigen kapel te kunnen bezitten moet Nortover beschikken over een redelijk grote bevolking. Het leenhof was ongetwijfeld de kern.
De bevolking woonde verspreid in de buurt. Nortover kan dan ook vrij gemakkelijk bekeken worden als ‘Northof, Northove, Nortove, het leenhof van Nort. Is het niet mogelijk dat Nort simpelweg een verbastering is van de term ‘Orot?’ of van ‘Orotove’ zoals de geschiedschrijver Edmond Croissant schrijft in 1872? Van Orotove, aan Orothove, aan Orothove, tegen Orothove,.. Telkens komt de letter N voor de oude term. Al heel snel kan Orothove betiteld worden als Northove.
Maar hiermee weten we nog natuurlijk nog niet waar Nortover gelegen was! Volgens een tekst uit 1244 leren we dat ‘novo ponte’ en Nortover op één en de zelfde plaats te vinden zijn. De nieuwe vaart die aangelegd werd in 1227 begon in Nortover, aan de nieuwe brug, en strekt zich uit tot aan de zee tegen Nieuwpoort. In Nieuwpoort kennen wij de vaart als Oude Veurnevaart. Het traject tussen Nortover tot aan Nieuwpoort kennen we als Noordvaart (vroeger de Beveric).
De nieuw gegraven vaart biedt een verbinding van Nieuwpoort met de Ijzer en met de Venepe, dus bijgevolg ook met Diksmuide, Ieper en Sint-Omaars. En natuurlijk ook met de zee en met de overzeese gebieden. Het leengoed Nortover, Orot, is op dat moment ongetwijfeld meer dan een gewone pachthoeve of landelijk domein. Gezien zijn ligging moet Orot mensen hebben aangetrokken die de zware lasten die geëist werden in Nieuwpoort wilden ontvluchten. Het is dan ook niet verwonderlijk dat er in Orot al snel een gebrek aan woonhuizen doet gevoelen. Het verklaart waarom gravin Margaretha in 1249 met haar keure van Orot voorzag in het oprichten van nieuwe woonsteden ter plekke.
Maar waar lag Nortover-Orot nu eigenlijk? Volgens oude handschiften werd tijdens het graven van de vaart eveneens een brug aangelegd. De vaart doorsneed dus een bestaande weg: de weg Ramskapelle-Schoorbakke. Nortover met zijn nieuwe brug moet daarom gelegen hebben op het punt waar de Noordvaart bovenvermelde weg doorsnijdt. Op twee kilometer van Ramskapelle. Op 3,5 km van Nieuwpoort. Op circa driehonderd meter van de Nortover kruising ligt een goed dat op vandaag nog steeds bekend staat als ‘Rode Sterkte’ of ‘Roedesterkte’. De bodem van Roedesterkte bestaat in tegenstelling tot de hele omgeving niet uit kleigrond. Roedesterkte bezit een voorhistorische zandbodem die de Noordzee er duizenden jaren geleden naliet.
Tijdens de geschiedenis wordt Roedesterkte wegens zijn relatief hoge ligging herhaaldelijk aangewend als verdedigingspost. Kan men zich niet afvragen of de term ‘Rode Sterkte’ niet gesproten is uit ‘Orote Sterkte’, de sterkte van Oroth? Bij elke overstroming werd het hele gebied met uitzondering van de sterkte van Oroth met water bedekt. Er bestaat een gegronde reden om aan te nemen dat de bevolking van Nortover iets te maken heeft met de haringvelden die dezelfde naam dragen.
Nortover was een zeehaven in het Ijzergebied, in directe verbinding met Nieuwpoort en bewoond door vissers die het fiscale regime van Nieuwpoort ontvlucht zijn. Het zijn precies die vissers die deze haringvelden uitkiezen als werkterrein en er de naam van hun thuis aan geven. Het feit dat de naam Nortover meer en meer gaat verwijzen naar de haringvelden, gebruiken de inwoners van Orot als alibi om hun keure mee te nemen naar nieuwe vestigingsplekken, zoals die bijvoorbeeld van Lombardie en andere nieuwe ‘Nortovers’.
Ze vormen er speciale gebieden mee die onttrokken blijven aan de jurisdictie van Veurne-Ambacht. Stad Nieuwpoort zelf bekommert zich nooit echt met de ‘Nortovers’ maar droeg er wel altijd zorg voor om niet te breken met hen. Ook nadat de mensen van Orot naar Lombardie zijn verhuisd. De toe-eigening (naasting) van Nortover en Lombardie gaat gepaard met een andere inbezitname: die van Cuot. De keure van Cuot wordt ondertekend in 1248 wanneer geschreven wordt: ‘…soubs le scel de Margte, Comtesse de Flandre, par les quelles elle veult que ceux qui demeurent au lieu appele Cuot, contre Nuesport vers Orient, aient tels libertez, lois et eschevinages, comme ceux du dit Nuesport’. We gaan op zoek naar Cuot. We werpen een blik op de hele oostelijke regio, ‘vers Orient’, om Cuot te lokaliseren.
We gaan naar een plek die bekend staat als Koudescheure op zowat 3,5 km van de rechteroever van de Oude Ijzer. Koudescheure ligt recht tegenover Nieuwendamme dat aan de andere kant van de stroom ligt. We horen al in 1163 en 1165 van ‘Coudescure’ als het goed van de Duinenabdij van Koksijde dat omschreven wordt als ‘Novum Dam’, Nieuwendamme. Is het mogelijk dat we Coudescure mogen interpreteren als ‘schorre van Cuot’? Ongetwijfeld was het gebied voor het polderwerk van de Duinenabdij aanvankelijk een puur schorrengebied. Tot op vandaag wordt de hele regio tussen Mannekesvere en Rattevalle tot aan Slijpe door de inheemse bevolking nog steeds omschreven als ‘Koudescheure’.
Het woord ‘Scure’ zal wel ontstaan zijn uit de term ‘schorre’ en niet uit de term ‘schuur’ omdat er in die tijd nog geen sprake was van landbouw in het schorrengebied van ‘Coude’. Koudescheure en Nieuwendamme vormen twee hoogten recht tegen over elkaar, aan beide oevers van de Ijzer. Vermoedelijk vormen ze in die eerste tijden één enkel dorp, vroeger bekend als ‘Cuot’. De naam van Nieuwendamme ontstaat pas in de 12de eeuw bij de aanleg van de dam. Het woord ‘Cuot’ of ‘Coude’ heeft ongetwijfeld dezelfde oorsprong als de term ‘Cuete’ in ‘Cuetewic’ te Nieuwpoort. Allen stammen ze waarschijnlijk af van het Keltisch en staan ze voor ‘bos’. Het herinnert ons aan de tijd dat de streek voor de grote overstroming een bosrijk gewest was.
Dit is een fragment uit Boek 2 van De Kronieken van de Westhoek