Karel De Goede (1119). Karel van Denemarken zit amper op de troon als hij te maken krijgt met de afgunstige graven van Henegouwen, Leuven, Boulogne, St.-Paul die hem zijn erfgoed betwisten. De zoon van de broer van Robrecht de Fries heet Willem van Ieper (anderen zeggen Willem van Loo). De afgunstige graven slagen er (onder leiding van de moeder van Boudewijn VII) in om Willem Van Ieper tegen de nieuwbakken Deense graaf op te hitsen.
Graaf Godfried van Leuven neemt Oudenaarde in met zijn troepen en verwoest de stad. Het zelfde gebeurt in Frans-Vlaanderen door de graaf van St.-Paul. Door het feit dat beide legers zich niet samen coördineren, slaagt Karel I er in om beiden te verslaan en de vrede gewapenderhand te herstellen. De nieuwe graaf ontpopt zich tot een behendige krijgsman maar vooral tot een schrandere staatsman. Hij vernieuwt de “eerlijke vrede van Ieper” ingesteld door zijn voorgangers en hij voegt er enkele verordeningen aan toe. Zo mogen staatsbeambten geen wapens met zich meedragen en worden de Joden, omwille van hun woekeractiviteiten, uit het land verbannen.
De wijsheid en persoonlijkheid van Karel verspreidt zich als een lopende vuurtje door het Europa van toen. Als Hendrik de 5de in 1125 sterft komen de 60.000 hertogen, graven, baronnen,.. (welke immense versnippering heeft het feodaal bestuur al ondergaan sinds Karel de Grote 300 à 400 jaar geleden?) van zijn rijk samen om een nieuwe keizer te kiezen.
De Europese prinsen dragen Karel de Goede voor als nieuwe keizer, maar deze weigert het aanbod. Hij verkiest het vaderlijke bestuur van zijn Vlaamse volk boven de hoogste eretitel. Karel wordt terecht bestempeld als “de goede” want hij staat heel dicht bij zijn mensen. In 1126 breekt er een rampzalige hongersnood die zich heel scherp laat gevoelen in Vlaanderen en Frankrijk. Karel, de vader van de armen, probeert met man en macht de hongersnood in te dijken maar het is onbegonnen werk. Overal sterven mensen van honger en ontbering.
Hij verbiedt het brouwen van bier, laat alle honden afmaken. Hij verplicht de graanhandelaars om hun zolders te openen en het koren aan eerbare prijzen te verkopen. In elk van de pachthoeven die hij bezit laat hij dagelijk honderd behoeftigen spijzen. Karel stelt een deugdzame man, Thancmarus, aan als zijn rechterhand bij het bestrijden van de armoede en hongersnood. In Ieper laat hij op één dag 7800 broden uitdelen.
Karel stelt zich hard op tegen allen die woekeren met de prijzen van de schaarse levensmiddelen en die houding levert wrevel en vijanden op. In de stad Brugge leeft een familie die zich heeft weten op te werken sinds de tijd van Robrecht de Fries. De familie Van Der Straeten is rijk geworden door moord, overspel en geweld. Het is een echte clan die onder leiding staat van Bertolf Van Der Straeten die eveneens proost is van de St.-Donaasparochie in Brugge. Naast Bertolf zwaait zijn aangetrouwde neef Burchard de scepter over deze familie en zijn maffieuze achterban
In deze periode van grote hongersnood heeft Bertolf Van Der Straeten zowat alle graan opgekocht dat er te vinden en te importeren is met de bedoeling om het te stockeren en zo de prijzen ferm te kunnen opdrijven. De clan Van Der Straeten heeft zowat het eigendom van alle tienden (=recht op het heffen van belastingen) van de Vlaamse abdijen en zit in een positie om te marchanderen met zowel de tienden als met de prijzen van het graan.
De abt van Oudenburg kaart het misbruik van de familie Van Der Straeten aan bij de graaf die Bertolf onmiddellijk bij zich laat roepen. Hij verplicht hem om zijn graanzolders te openen en het graan aan schappelijke prijzen op de markt te brengen. De proost van St.-Donaas is woedend. Het is al de tweede beslissing van de graaf die zich tegen hem heeft gekeerd want in een eerder rechtsgeding was zijn familie al zijn adellijke titel afgenomen.
De clan Van Der Straeten besluit zich te wreken voor het onrecht dat hun wordt aangedaan. Hun eerste wraakoefening richt zich tegen Thancmarus, de aalmoezenier van de graaf. Ze profiteren van het vertrek van Karel de Goede naar Frankrijk om in Oostkamp het kasteel en de boerderijen van Thancmarus te vernielen.
Als de graaf bij zijn terugkeer uit Frankrijk verneemt wat de Van Der Straeten clan heeft uitgericht met de eigendommen van zijn aalmoezenier roept hij zijn edelen samen te Ieper. Hij gebiedt om het kasteel en roversnest van Burchard met de grond gelijk te maken. Actie leidt tot reactie. Ook hier. De aanhang van Van Der Straeten smeedt een snood plan (in de St.-Maartensabdij van Ieper) om graaf Karel de Goede om het leven te brengen. Het is alleen kwestie van te wachten op de perfecte gelegenheid.
Die gelegenheid biedt zich vrij snel aan. Op 2 maart 1127 begeeft de godvruchtige graaf zich naar de H. Mis in de kerk van St.-Donaas te Brugge. Hij gaat bidden in een kapel boven de galerij. Niet ver van de graaf bevindt zich de in bedelaar verklede Burchard die wacht om zijn slag te slaan. Wanneer Karel zijn hand uitsteekt om een aalmoes te geven aan een arme vrouw slaat Burchard toe. Met een forse slag van het zwaard hakt hij de “gevende” hand af van de graaf. Met een tweede slag slaat hij de hersenpan in stukken zodanig dat de hersenen overal in het rond uiteenspatten. Zijn kompanen gooien het dode lichaam naar beneden waar het voor het altaar blijft liggen. Het is een vreselijke moord.
Burchard is niet uitgeraasd. Nu begeeft hij zich naar de woning van Tancmarus waar hij de aalmoezenier samen met zijn twee zonen om het leven brengt en het hele huis plundert. Daarna begeeft het gezelschap zich naar het grafelijk kasteel waar de aanwezige bedienden en edelen vermoord worden en er volop verder geplunderd wordt.
De schrik zit er dik in bij de Bruggelingen. Niemand die initiatief durft te nemen, niemand die het dode lichaam van de graaf durft weg te nemen. Het blijft er drie dagen lang onaangeroerd liggen, dat terwijl de moordernaars zich in de Burg verschansen en waar ze proberen het volk van Brugge aan hun kant te krijgen.
Het nieuws van de moord op de graaf van Vlaanderen verspreidt zich razendsnel doorheen de Vlaamse steden en veroorzaakt een ware schokgolf! Een gewapende groep van 60 edelen, waaronder de heren Servaas van Praet, Willem van Loo, Theodorus van Diksmuide, Boudewijn van Gent, de heren van Bouchoute, Langemark, Staden, Koekelare trekt onmiddellijk naar Brugge om de moorradige roversbende van Bertulf en Burchard Van Der Straeten te belegeren.
Eindelijk kan het lichaam van de dode graaf geborgen en begraven worden. De belegering van de Burg is er één van lange adem. Op een bepaald nacht slaagt een groep trawanten van Burchard er in om te ontsnappen uit hun schuilplaats. Ze kunnen echter één voor één worden gegrepen. Onder grote druk van vooral Willem van Loo volgt uiteindelijk de totale overgave van de bende. Allen worden zonder uitzondering op gewelddadige manier opgehangen, onthoofd, geradbraakt of door paarden in stukken getrokken. De wraak voelt zoet aan.
Na de wraak en de zuivering staat Vlaanderen natuurlijk zonder bestuurder. De vermoorde Karel de Goede bezit geen erfgenamen. Willem van Loo en andere edelen claimen het bestuur van het graafschap Vlaanderen. Dat is buiten de waard gerekend van de Franse koning Lodewijk de Dikke die om staatkundige reden (lees: zijn eigen voordeel te doen) besluit om Willem van Normandië tot graaf van Vlaanderen te verheffen.
Willem van Normandië (1127). De nieuwe graaf is de zoon van Robrecht, de graaf van Normandië. Hij is getrouwd met de schoonzus van de koning van Frankrijk. De aanstelling van Willem tot nieuwe graaf van Vlaanderen biedt een unieke gelegenheid om zijn vijandschap tegenover Engeland te versterken. De vriendschap tussen Vlaanderen en Engeland wordt wel héél erg op de proef gesteld door de zet van Lodewijk de Dikke.
De Vlaamse edelen verzetten zich hardhandig tegen de aanstelling van de Normandische graaf, maar Willem slaat hun verzet neer. Al vrij snel worden nieuwe belastingen geheven op de kap van de Vlaamse mensen. Overal doorheen Vlaanderen verkoopt Willem van Normandië ambten en bestuursmandaten voor eigen geldgewin. Al snel wordt hij door de vrijheidsminnende Vlamingen gehaat en verfoeid.
De Engelsen zijn heel goed op de hoogte van het Vlaamse ongenoegen en sluiten zich aan bij het Vlaamse verzet tegen de dwingelandij van de Fransen. Als er één graaf is die recht heeft op de Vlaamse kroon, dan is het wel Dirk van den Elzas. Ze verzoeken hem om ondersteuning die ze krijgen in de vorm van een leger van 5000 Duitse soldaten die zich naar Vlaanderen begeven.
Het komt tot verscheidene militaire treffens tussen de Franse legers van Willem van Normandië en het Duitse leger van Dirk van den Elzas. Zo onder andere in Wingene, Oostkamp en Tielt. Rijsel wordt door de Fransen belegerd maar voor Dirk van den Elzas ontzet. Het Duitse leger leidt een nederlaag in de omgeving van Aalst waarna Willem Van Normandië de stad Aalst gaat belegeren.
Bij die belegering gaat het mis voor de Fransen: Willem van Normandië krijgt een pijl in de schouder. Vijf dagen later sterft hij aan die verwonding. De Fransen zien niet langer het nut in van hun belegering en trekken zich massaal terug. Dirk van den Elzas trekt zegevierend naar Gent waar hij geestdriftig ontvangen wordt door de geestelijkheid en het volk. Hij wordt in 1128 aangesteld tot nieuwe graaf van Vlaanderen.
Dirk (Thierry) van den Elzas (1128). Maar wie is die eigenlijk? Hoe komt het dat hij de gerechtvaardigde opvolger is als graaf van Vlaanderen? De vader van Dirk, graaf van den Elzas, is getrouwd met de tweede dochter van Robrecht de Fries. Dirk van den Elzas is dus de kleinzoon van de voormalige graaf van Vlaanderen Robrecht de Fries die in 1093 overleed. Maar er is een andere troonpretendent die al in 1119 probeerde om de macht te grijpen. Willem van Loo (eigenaar van veel eigendommen te Ieper, waaronder het Sint-Pieterskwartier) is de zoon van de broer van Robrecht de Fries en dus de achterneef van Dirk van Den Elzas.
Dit is een fragment uit Boek 2 van De Kronieken van de Westhoek


