Beeld u eens in dat u in een tijd zonder enige vorm van machinerie 20 hectaren moet bewerken. Alleen! Het lot van de lijfeigenen moet diep triest en uitzichtloos zijn in die vroege tijden. De dienstgoederen van caballerus Mortbert bestaan uit een domein van vijfenveertig hectaren waarvan achtentwintig hectaren akkerland en de rest kreupelhout. Mortbert heeft de vrije beschikking over tien lijfeigenen. Poperinghem wordt volgens het polypticum in de 9de eeuw bewoond door circa duizend mensen. Er dient gewerkt en gezwoegd te worden.
Alle bewoners van de domeinen die toebehoren aan de Sint-Bertijnsabdij moeten een aantal verplichtingen naleven ten opzichte van hun leenheer. De mannen moeten karweien uitvoeren in de mansi en de vrouwen vervaardigen textielwaren en leveren voedingswaren. Nog anderen betalen in geld of in natura. De servi (mannen) en de anceillae (vrouwen) zijn de lijfeigenen: ze moeten drie dagen per week werken op de mansus indominaticus hoewel ze dus zelf een mansus uitbaten. De ancillae dienen jaarlijks een groot stuk lijnwaad te vervaardigen voor hun leenheer.
Ze moeten ook zorgen voor ongeveer 170 liter mout uit gerst die zal gebruikt worden voor het brouwen van bier. Elk jaar zorgen ze voor twee kippen en tien eieren en om de drie jaar moeten ze een varken leveren ter waarde van vier denieren. Alle mansionarii, zowel de ingenui als de servi, zijn verplicht om militaire services en vervoerdiensten voor hun heer uit te voeren. Vooral het vervoer van wijn is van groot belang.
De mansionarii van Poperinghem worden twee keer per jaar opgeroepen voor legerexpedities of om hun wijnkarren te vervoeren. Buiten de villa Pupurninga wonen er ook mensen die beschermd worden door de heren van Sint-Bertijns. In ruil voor die bescherming moeten ze een cijns betalen en moeten ze karweitjes verrichten. Zo zijn er de luminarii die geld of was geven die gebruikt wordt voor de verlichting in de kerk. Het is niet verwonderlijk dar de term luminarii rechtstreeks refereert naar verlichting.
In Poperinghem zijn er 174 van die luminarii die met zijn allen twee pond en acht schilling betalen. Maar wie zijn eigenlijk die bewuste luminarii, de mensen die niet binnen het domein van hun leenheer wensen te wonen? Hebben ze hun persoonlijke vrijheid aan de kerk weggegeven en zijn ze bereid de rest van hun leven te wijden aan de steun aan de christelijke religie? Het is zelf mogelijk dat het lijfeigenen zijn die door hun heer aan de kerk worden geschonken op voorwaarde dat ze jaarlijks hun cijnzen afdragen aan de proost.
Het mag natuurlijk vermeld worden dat de hoofdabdij van Sint-Bertijns een imposante leenheer is voor de mensen van de Westhoek. Poperinghem is het enige grote domein van Sint-Bertijns in de regio en de bescherming van de streek door die machtige abdij wordt door de mensen sterk op prijs gesteld. Er zijn meer dan voldoende bewoners die door godsvrucht, armoede en vooral uit bittere noodzaak aan bescherming besluiten om hun leven te wijden aan de dienst van één of andere heilige.
Een andere bevolkingsgroep wordt gevormd door de herescarii. In Poperinghem leven er 109 herescarii als onderdanen van Sint-Bertijns. Ze leveren diensten te voet, als drager of als boodschapper. Ook zij worden verplicht om karweien op te knappen en om een jaarlijkse cijns te betalen. Bij de villa behoort natuurlijk ook de kerk die bedeeld is met zeventien hectaren akkerland. De kerk dankt die eigendommen aan een ‘capitulare’ van 818 waarbij de Franse koning Lodewijk de Vrome elke kerk in Frankrijk een ‘mansus integer’ toewijst.
Die mansus integer bestaat uit minimaal vijftien hectaren en twee mancipia, lijfeigenen. Het akkerland en de lijfeigenen moeten volgens de capitulare geschonken worden door de vrije inwoners, die trouwens verplicht worden om de kerkdiensten bij te wonen. In het geval van de kerk in Poperinghem is er geen sprake van mancipia. Dat kan verklaren waarom er zeventien hectaren akkerland verstrekt wordt i.p.v. de minimaal vereiste vijftien hectaren.
Dit is een fragment uit Boek 2 van De Kronieken van de Westhoek