banner
sep 18, 2019
1835 Views

Brand in de kerk van Alveringem

Written by

De lente en de zomer van 1658 brengen de temperaturen terug op peil en voldoende droogte om weer te kunnen oorlogen. Slik. Voor de Fransen het signaal om te starten met een nieuwe campagne om nog dieper in Vlaanderen door te dringen.

banner

De lente en de zomer van 1658 brengen de temperaturen terug op peil en voldoende droogte om weer te kunnen oorlogen. Slik. Voor de Fransen het signaal om te starten met een nieuwe campagne om nog dieper in Vlaanderen door te dringen. Daarmee houden ze hun engagement t.o.v. de Engelsen. Een van de voornaamste punten van akkoord bestaat er in dat de Fransen de stad van Duinkerke in handen van Cromwell zullen leveren.

Op 25 mei 1658 beginnen de Fransen aan hun klus. Een groot leger waarbij zich heel wat Engelsen bevinden vat onder het bevel van maarschalk de Turenne de belegering van Duinkerke aan. Gesteund door een Engelse vloot die tezelfdertijd de haven afsluit om te beletten dat de Spanjaarden via de zee bijstand kunnen verlenen. De Spanjaarden reageren bij monde van Don Juan van Oostenrijk, gouverneur-generaal van de Nederlanden. Hij mobiliseert zijn troepen en stuurt ze naar Ramskapelle en St. Joris.

Het krijgsvolk laat zich al onmiddellijk gelden bij aankomst. Ze breken huizen en stallen af, op zoek naar materiaal of tuig om op te stoken. En ze gaan uiteraard weer eens op zoek naar buit. Tot onder Diksmuide stelen ze de beesten op de weiden. De inwoners van het Blootte zien het niet graag gebeuren en vluchten met wat hen resteert en hier en daar een stuk vee weg van deze onheilsplek.

Acht dagen later staat er in Ramskapelle en St. Joris niets meer recht. Op 9 juni verplaatst de krijgsmacht zich nu naar Adinkerke, van hieruit zal men proberen om Duinkerke te ontzetten. De Spanjaarden krijgen daarbij de hulp van de troepen van de prins van Condé. Die laatste komt op 10 juni voorbij in de buurt van Ieper en arriveert in Elzendamme. Hij geeft de landlieden van Oostvleteren prompt het bevel van de brug over de Ijzer te herstellen die daar al heel lang afgebroken bijligt.

’s Avonds logeert Condé in de pastorie van Wulveringem. Zijn troepen kamperen dicht in zijn buurt. Met de gebruikelijke taferelen terwijl de landlieden van Wulveringem en Vinkem zich met hun beesten en bezittingen verscholen houden in het kasteel naast de kerk van Wulveringem. De prins toont zich genereus door die plek te laten bewaken door schildknapen zodat zijn mensen er niet moeten aan denken om deze burgers te beroven.

Bij het krieken van de ochtend op de 11de juni van 1658 gaan enkele compagnies soldaten op verkenning om na te gaan hoe het nu eigenlijk staat met dat Frans leger. Maarschalk de Turenne doet voor zijn mannen exact hetzelfde en daardoor komt het tot een handgemeen tussen de Fransen en de Spanjaarden. Man, wat wordt hier sterk gevochten. De Spanjaarden krijgen het ergste te verwerken. Maarschalk de Hoquiencourt die brak met de koning van Frankrijk en de zijde koos van de Condé sneuvelt tijdens deze schermutseling. Tot groot verdriet van Don Juan en zijn officieren. Maar ondanks het debacle besluiten ze om verder te gaan met hun plannen om Duinkerke te gaan ontzetten van deze Franse belegering.

Op 12 juni verplaatst het integrale Spaanse leger nu zijn kamp naar Zuidcoote Maarschalk de Turenne wil vermijden om zelf ingesloten te geraken en kiest resoluut voor de aanval. Nog diezelfde 12de juni plaatst hij zijn Franse en Engelse soldaten in gesloten slagorde en rukt hij op naar Zuidcoote. Het komt tot een hevige clash met de Spanjaarden die achteraf het veld mogen ruimen terwijl ze heel wat doden, gekwetsten en gevangenen ter plekke moeten achterlaten.

Die van Veurne zijn zich op die 12de juni niet bewust van wat zich allemaal afspeelt in het naburige Zuidcoote, hier en daar horen ze geruchten dat het Spaans leger op komst is. De stedelingen haasten zich naar de vestingmuren en zien tot hun ontsteltenis een massa gehavende Spanjaarden op zich afkomen. De poorters weten direct hoe laat het is. Rond 10u in de voormiddag is zowat het hele Spaanse leger teruggeweken tot bij Veurne. Een vlucht in opperste verwarring, in Veurne-stad dringt van langs om meer oorlogsvolk binnen zodat er al gevreesd wordt voor plunderingen. Het magistraat beslist om niet langer soldaten binnen te laten en de aanwezige Spanjaarden buiten de stadsmuren te zenden. Aan elke stadspoort plaatsen ze twee schepenen om de orde in de gaten te houden.

De generaals van het leger bevelen aan hun manschappen dat ze hun kamp nu moeten opslaan onder de muren van Veurne. De prins van Condé kiest zijn slaapplaats te midden van zijn troepen, meer bepaald in de hofstede genaamd het ‘Zuid-Gasthuis’. Don Juan logeert in de ‘secretenkamer’ van het landhuis in de stad. De hertog van York neemt zijn intrek in de woning van mevrouw Waterleet terwijl markies de Caracena de abdij verkiest. De legers blijven in deze toestand ter plekke tot ze vernemen dat Duinkerke gevallen is. Onnodig van jullie te vertellen dat de aanwezigheid van al die troepen een golf van geweld en plunderingen met zich meebrengt voor de bevolking.

Een deel van dat volk doolt rond in de richting van de parochie van Alveringem, natuurlijk een zoektocht naar buit. De Spanjaarden treffen er een deel arme mensen die zich verschuilen in de lokale kerk. Wanneer ze de kerk willen binnendringen stoten ze op een weigering van de landlieden. Uit woede leggen ze nu een vuur aan bij de lijkdeur van de kerk. Dat is een bescheiden poortje waarlangs de overledenen vanuit de kerk naar het kerkhof worden gedragen.

De arme stakkers binnenin het gebouw beseffen dat ze in de problemen zitten, uit angst om de wreedheden van de soldaten te ondergaan vluchten ze hogerop in de toren. Hun vlucht naar veiligheid loopt helemaal anders dan gedacht. Van zodra het vuur zich meester maakt van de lijkdeur slaan de vlammen over tot in het groot portaal aan de binnenzijde van de kerk. Precies op de plaats waar de paupers hun bezittingen gelegd hadden tijdens hun vlucht. Koffers, stoelen, spinnewielen en andere kleine meubelen. Ideale brandstof voor een ontketend vuur, al die lichte houten voorwerpen staan binnen de kortste tijd in lichterlaaie en steken op hun beurt het vuur aan de gebinten van de kerk.

De lieden die zich verschansen in de toren stellen tot hun ontzetting vast dat de kerk in vuur en vlam staat en dat ze in grote problemen bevinden om hier levend te verkolen. Omdat er nauwelijks tijd is om zich uit de voeten te maken via de trappen laten meerdere mensen zich langs de strengen der klokken naar beneden zakken waardoor ze hun leven veilig kunnen stellen. Bij deze mensen vinden we ook Judocus Reyphins, de pastoor van Izenberge en de deken van de christenheid. Hij was één van diegenen die zich van het klokkentouw heeft laten glijden. Pauwel jammert over het afbranden van de kerk van Alveringem, het doet hem duidelijk hartzeer om de schoonste en grootste kerk van Veurne-Ambacht te ziet vergaan door het vuur. Een gedeelde miserie met alle ander onheil en ellende voor zowat iedere levende mens in de kasselrij.

20 juni 1658. Op deze Sacramentsdag gaat de gebruikelijke generale processie ter ere van het ‘Alderhoogweerdigste’ door. Ik moet zelf even spieken op Wikipedia om te leren dat het hier gaat om het hoogfeest van het heilig lichaam en bloed van Jezus Christus, door de kerkelijke hiërarchie dik opgeblazen materie om de goegemeente onder de knoet te houden met de angst voor de te verwachten hel na hun aardse leven. Met Jezus als symbool van de hemel gaan de Veurnenaars die zondag plechtig rond met het sacrament. Hun belangrijke gasten Don Juan van Oostenrijk en een grote delegatie van zijn edellieden stappen gedwee mee, uiteraard met hun gezichten in de gepaste vouw. En dat op een bijzonder hete dag en dan nog met een brandende flambeeuw in de handen gedurende heel het parcours van de ommegang. Don Juan wint daardoor zeker de nodige zieltjes in Veurne.

Twee weken later zijn de goden al die devotie al compleet vergeten. Het garnizoen van Duinkerke legt er na weken van vijandelijke bestormingen en geweld het bijltje bij neer. De belegerden moeten niet langer rekenen op bijstand en geven de stad in handen van de Fransen, enfin volgens het afgesloten akkoord is dat eigenlijk aan de Engelsen die er binnentreden met een garnizoen van milord Lockaert. In Veurne zien ze al een gelijkaardig scenario voor ogen als wat Broekburg vorig jaar beleefde na de verovering van het fort van Mardijk. De Veurnenaars vrezen om nu zelf in de handen te vallen van die Engelsen, de aartsvijanden van de rooms-katholieke religie. Veel goede burgers zien dat absoluut niet zitten en verhuizen met hun hebben en houden naar Brugge. Veel moet dat allemaal blijkbaar niet voorstellen, vermits ze moeten leven van hun renten en ze daar vanuit Brugge geen toegang tot krijgen zijn ze al spoedig genoodzaakt om uit pure armoede naar hun thuisstad terug te keren.

Militair beweegt er een en ander. Nog voor de definitieve overgave van Duinkerke weten de bevelhebbers van de Spaansgezinde troepen dat de val van deze stad nog maar een kwestie van tijd is. Met die dreiging durven ze hun standplaatsen niet langer vertrouwen. Nadat de soldaten kilometers in het rond de huizen en hofsteden slechtten om er zelf hun barakken van op te trekken, zowat alle jonge bomen hebben gekapt, de vruchten hebben opgebruikt voor zichzelf en hun paarden en nog veel andere verwoestingen uitrichtten vertrekken ze nu eindelijk naar Nieuwpoort.

Hier verdelen de respectieve commandanten hun legerbenden. Markies de Caracena, de generaal van de Spaanse troepen blijft met de Engelsen en de Ieren van de hertog van York in Nieuwpoort. Die laatsten slaan hun kamp op naast de stad. De manschappen van de prins van Condé trekken naar Oostende en die van Don Juan verhuizen naar Brugge. Prins De Ligne, de generaal van de ruiters trekt tenslotte met hen en nog enkele andere compagnies naar Ieper om de stad daar in bezetting te nemen. Al die troepenbewegingen en herpositionering komen er om al die steden van een Franse inval te beveiligen. Ze weten immers dat de Fransen en de Engelsen het wel degelijk op Vlaanderen hebben gemunt.

Kort na hun verovering van Duinkerke beginnen de Fransen aan de aanval op Sint-Winoksbergen die het niet lang uithoudt. Op 15 juli 1658 duikt de vijand nu op voor Veurne. Maarschalk de Turenne kiest Bulskamp en omgeving als standplaats voor zijn leger. Hij stuurt een trompetter naar Veurne met het formeel verzoek om zich over te geven. De toestand in en rond de stad is op dat moment best wel problematisch. De buitenwerken liggen er vervallen bij. Alleen de vestingmuren en de vier bolwerken aan de poorten kunnen degelijk verdedigd worden. Maar wie zal dat doen? De Spanjaarden zijn nog vanmorgen met hun garnizoen vertrokken en lieten de stad over aan vijftig Ieren. Met die kleine troepenmacht moet het magistraat er zelfs niet aan denken om tegenstand te bieden aan de Franse overmacht.

De schepenen aarzelen geenszins om aan het wachthuis van de Zuidpoort te gaan onderhandelen voor een zo gunstig mogelijke capitulatie. Wel te verstaan dat die eerste gesprekken onderling gebeuren. Welk antwoord moeten ze geven aan de trompetter? Er komt ook overleg met de commandant van de Ieren. Uiteindelijk beslissen ze een nogal dwaas antwoord mee te geven met de Franse boodschapper. De Veurnenaars laten weten dat ze hier buiten een Franse trompetter nog geen vijandelijk leger gezien hebben en dat ze toch moeilijk de stad kunnen overgeven aan die ene trompetter. Pas als ze het Frans leger in zicht krijgen zullen ze beslissen wat er dient te gebeuren. Even later stuurt maarschalk de Turenne enkele ruitercompagnies naar Veurne. Als de poorters persé de vijand willen zien, wel hier is hij dan. Het was inderdaad een idiote vraag.

Het magistraat en de stadsoverheden beslissen om nu toch de trommel ten teken van capitulatie te laten slaan. De onderhandelingen en het ondertekenen van de voorwaarden nemen weinig tijd in beslag. De maarschalk zal zelf wel beslissen wat hij zal doen met Veurne. Geen tijdverlies, hij stuurt de heer van Saint-Pol met een garnizoen. Dat wordt dus meteen de nieuwe gouverneur van de stad. De maarschalk zelf wacht nog een dag om zijn intrede te maken. Hij gaat logeren in het landhuis. Die avond krijgt hij er het bezoek van de meeste Veurnse schepenen die hun nieuwe sterke man komen begroeten. Naar verluidt verloopt de ontmoeting bijzonder minzaam. De burgemeesters van Veurne verzoeken Turenne of het niet mogelijk zou zijn om mijnheer du Bosquet opnieuw als gouverneur toegewezen te krijgen. Die hebben ze al vijf jaar gehad. De maarschalk belooft hen om hun verzoek over te maken aan de koning.

Uit deel 10 van ‘De Kronieken van de Westhoek’ (verschijnt einde 2020)

Article Categories:
terug naar het verleden
banner
http://www.dekroniekenvandewesthoek.be

Vlaamse geschiedenis zoals je die nog nooit beleefd hebt!

Geef een reactie

Uw e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *