26 april 1384. Brugge. Margareta van Male en haar echtgenoot Filips de Stoute doen hun blijde intrede als nieuwe bazen van Vlaanderen. De vreugde bij de Vlamingen is groot. Zal er nu eindelijk een einde komen aan al die oproer, moorden en oorlog? Vlaanderen bevindt zich in een ellendige toestand. Filips de Stoute lijkt een dappere en voorzichtige man en bezit in wezen de kwaliteiten om de eendracht van de Vlamingen te herstellen. Hij heeft trouwens al herhaaldelijk zijn genegenheid voor hen laten blijken. Goede hoop dus bij de poorters en de buitenlieden. Filips en Margareta bezweren al de oude voorrechten en vrijheden van Brugge, ze bekrachtigen de stapelrechten en voegen er nog enkele nieuwe schikkingen aan toe. Om de rust en de eendracht binnen Brugge te consolideren verdelen ze de stad in zes delen (‘zestendelen’) met elk zijn eigen bijzondere hoofdman. Die zestendelen zijn de volgende: Sint-Jans, Onze-Lieve-Vrouw, Sint-Nicolaas, Sint-Donaas, Sint-Jacobs en het Carmes, allemaal genoemd naar de kerken die zich hier bevinden. Er komt een nieuwe wet waarbij toekomstige oproer automatisch zal bestraft worden met de confiscatie van de eigendommen van de betrokken inwoners. Voor alle duidelijkheid: deze goederen zullen grafelijk eigendom worden. Oproepen tot illegale volksvergaderingen worden sowieso verboden.
Die nieuwe schikkingen waarvan sprake zijn zeker in het voordeel van de stad Brugge. Alle goederen die aankomen in het Zwin en Sluis moeten eerst naar Brugge gevoerd worden vooraleer verkocht te worden. Met uitzondering van de koopwaren die vroeger al in Damme werden opgeslagen. Zoals bijvoorbeeld de wijnen, ‘penewaerden’ (kleinigheden) als vlees en haring in tonnen, vetwaren als boter en reuzel, materiaal dat in houten vaten geleverd wordt met uitzondering van siropen en azijn die voor Brugge bestemd zijn. Het is ook toegelaten aan de handelaars van Damme, Hoeke en Monnikerede om droge vis, pek, teer, masten, kromhout en materiaal voor de scheepsbouw te stockeren.
Binnen de schepen mogen ze lokaal alle soorten van zeevis, koren en zout verhandelen. Sluis krijgt een verbod om magazijnen aan te leggen met laken en textiel. En ook het stockeren van materiaal om te weven, zoals bijvoorbeeld de verf, is evenmin toegelaten. Voor het uitwegen van handelswaar mogen hier geen gewichten gebruikt worden boven de 30 kilo. Er mag geen hout gestapeld worden want dat is een voorrecht van Brugge. De Damse maten gelden voor het gebruik in Sluis en niemand mag er iets meten of wegen buiten gezworen meters van Damme, Hoeke of Monnikerede.
De Bruggelingen mogen in geen geval nog op eigen initiatief aan hun stadsmuren werken of die waar ook extra versterken. Ook voor het Brugse Vrije treft het gravenkoppel aanvullende maatregelen. Het is strikt verboden om in de buitengebieden rond Brugge enige markt of dagmarkt te organiseren voor wat betreft de verkoop van laken of draperie. Er staat een boete op van 50 ponden en de verbeurdverklaring van de textielproducten. De burgemeester van Brugge of de baljuws krijgen alle rechten om daar toezicht op te houden.
Als compensatie krijgen de Vrijlaten de permissie om binnen elke van hun parochies een weefgetouw, een kam en een raam aan te houden waarmee ze de wol van hun eigen schapen tot textiel mogen verwerken. Dat textiel mogen ze enkel gebruiken voor zichzelf en zeker niet commercialiseren. Ook het verven van de lakens is niet toegelaten. Behalve de saaistoffen in Gistel en enkele andere gebruiken die al lang in zwang zijn en ooit nog door die van Brugge toegestaan werden.
Na de voorbije decennia van oproer en ellende, houdt Filips de Stoute de vinger wel degelijk op de knip. Het is strikt verboden voor de mensen om zaken te scanderen als ‘Brugge, Brugge’, of ‘Vrije, Vrije’ en daarmee op te roepen tot een manifestatie. Het luiden van schellen en klokken om het volk te verzamelen wordt eveneens strafbaar. Het gebruik van paarden en wagens zal voortaan een exclusieve materie zijn voor de wet van Brugge. Het merendeel van de nieuwe maatregelen betekent in realiteit een terugkeer naar de privileges en vrijheden die de Bruggelingen nog kregen van Lodewijk van Nevers in het jaar 1323.
Bij haar aantreden als gravin heeft Margareta van Male in 1384 al zes kinderen. Haar echtgenoot die nu de lakens uitdeelt in Vlaanderen was blijkbaar ook al erg actief onder de lakens. De oudste is Jan (14 jaar), de latere Jan zonder Vrees. Daarnaast zijn er Margareta (10), Catharina (6), Bonne (5), Maria (4) en de pasgeboren Anton. Ze dragen uiteraard allemaal de titel ‘van Bourgondië’. De dochter van Lodewijk van Male heeft het dan ook druk met haar oudste zoon Jan en met haar huwbare dochters.
De kleine Anton ontpopt zich daarbij als een zwak en ziekelijk kind dat moet opgekweekt worden met een papje van bouillon, bloem en meel. Hoewel haar naam, haar handtekening en haar zegel telkens voorkomen op alle regeringsoorkonden lijkt het duidelijk dat ze het dagelijks bestuur overlaat aan haar echtgenoot Filips de Stoute. Mevrouw de gravin houdt van grote sier. De appel is dus niet zo ver van de boom gevallen. Ze slijt een vrolijk leven en verblijft bij voorkeur in Bourgondië, waar ze beurtelings resideert in enkele hertogelijke kastelen of in de abdijen en ridderkastelen waar ze te gast is.
Ze nodigt de voornaamste mannen van haar tijd uit op diners en feestjes. Zelfs koning Karel komt er regelmatig op bezoek. Haar hofhouding is een vreemdsoortige mix van pracht en weelde terwijl ze het zelf liever sober houdt. Enkel bij buitengewone gelegenheden komt er fijne wijn op tafel of worden de vloeren met vers stro bedekt. Of wanneer de koning op bezoek komt liggen er rode rozen.
De gravin is wel gesteld op een groot gevolg. Zo zijn er aan haar hof niet minder dan vier narren aangesteld om de gasten met hun kwinkslagen te vermaken. Haar man Filips van Bourgondië bezit een trots en hoogmoedig karakter. Gelukkig bezit hij de nodige intelligentie om zijn ware aard te verstoppen indien dat vereist wordt. Het protocol neemt het dan gelukkig van hem over.
Zijn rij van titels begint steevast met ‘de zoon van de koning van Frankrijk’, en hij vervolledigt die dan met de namen van zijn domeinen en die welke hij door te trouwen met Margareta in zijn bezit kreeg. Een indrukwekkende waslijst: het hertogdom van Bourgondië, de graafschappen van Vlaanderen, Artesië en Franche-Comté, Nevers en Rethel. Het markgraafschap van Antwerpen en de heerlijkheden van Salins en Mechelen. Als topadviseur van Karel VI kan Filips de Stoute zeker beschouwd worden als de absolute ziel van het Franse bestuur.
Dit is een fragment uit Deel 9 van De Kronieken van de Westhoek


