banner
feb 7, 2019
5929 Views

De ondergang van Karel de Stoute

Written by

September 1475. Met de winter voor de deur vertrekt Karel met zijn leger naar Luxemburg dat nog altijd deels door de Zwitsers en die van Lorreinen bezet is.

banner

September 1475. Met de winter voor de deur vertrekt Karel met zijn leger naar Luxemburg dat nog altijd deels door de Zwitsers en die van Lorreinen bezet is. Hij slaagt er vrij gemakkelijk in om ze er te verdrijven en zet zijn weg verder naar Lorreinen. Eigenlijk zou ik die streek moeten omschrijven als Lotharingen, de streek van Verdun, Metz en de Vogezen. Het duurt niet zo lang vooraleer de hertog ook daar enkele steden verovert. Zijn tegenstanders slaan op de vlucht en moeten dit keer niet rekenen op hulp van de Franse koning. Kartel rukt ondertussen verder op naar Nancy, welke stand hij in de tang neemt. Tegen die tijd neemt Lodewijk XI contact op met hem. Zijn dissidente connestabel (de graaf van Saint-Pol) heeft gebroken met hem en heeft asiel gezocht in Henegouwen.

Hij stelt Karel de Stoute voor de keuze; ofwel deze graaf van Saint-Pol een hem overleveren ofwel zal Lodewijk die van Lorreinen steunen daar in Nancy en mag de hertog van Bourgondië het vergeten. Karel aarzelt om deze bevriende graaf uit leveren maar anderzijds vreest hij om Nancy deze winter niet te kunnen innemen. Hij geeft op 10 november tenslotte de opdracht van deze graaf aan te houden en naar Péronne te vervoeren om er in het kasteel te bewaren zodat hij tenminste over zijn lot zal kunnen beslissen. Indien hij alsnog Nancy verovert zou hij dan deze graaf niet hoeven uit te leveren aan de Fransman. De Franse koning beschouwt zijn verhuis naar Péronne als een vijandige actie en voert nu zijn dreigement effectief uit. Een sterke Franse krijgsmacht komt ter hulp te Nancy dat het zeker niet lang meer zou uithouden.

Op 29 november 1475 geeft Karel de opdracht aan zijn rechterhanden kanselier Hugonet en de heer van Humbercourt alsnog de opdracht om de graaf van Saint-Pol naar Parijs te voeren. Nog diezelfde dag geeft Nancy zich over omdat de inwoners hier niet meer hoeven te rekenen op de Fransen. Zuivere chantage heeft hen de das om gedaan. De uitgeleverd connestabel zit ondertussen al in de Bastille. Een maand later zal hij op het schavot onthoofd worden. Een zware smet op het blazoen van Karel de Stoute waar zowat overal heel schamper over gedaan wordt. Deze stoutmoedige graaf blijkt alsnog een vuile lafaard te zijn. Dat hij daardoor nu gemakkelijk orde op zaken kan stellen in Lotharingen is nu maar een bijzaak meer.

Nu resten er alleen nog maar de Zwitsers voor een verbitterde hertog. Sinds hun verdrag met Frankrijk en Oostenrijk zijn deze nog niet opgehouden met hun verwoestende raids in Bourgondië. Het ziet er trouwens helemaal niet goed uit voor de Zwitsers die nu door iedereen verlaten zijn en het nu alleen moet opnemen tegen deze ontzaglijke vijand. Een reeks pogingen van hun gezanten om alsnog tot een vredesverdrag te komen stuit op een pertinente onwil van Karel de Stoute die ervan overtuigd is om met gemak deze zwakke vijand uit te weg te kunnen ruimen. De kroniekschrijvers uiten hun verbazing dat Karel hun feitelijke overgave niet accepteert om alsnog te gaan vechten.

Daar heeft de smadelijke belediging van de keizer in Duitsland blijkbaar alles mee te maken. Karel is dezelfde man niet meer als voordien en weigert nog te luisteren naar zijn eigen adviseurs. Zelfs de Franse koning uit zijn twijfels aan de last die Karel op zijn hals haalt met de Zwitsers te willen bevechten. Er lopen zelfs geruchten dat de ronde onderhandelingen tussen de Zwitsers en de afgevaardigden van Karel gebruikt werden om hen van extra Franse middelen te voorzien. Uiteindelijk wil Lodewijk XI maar één ding: de ondergang van deze hertog van Bourgondië.

Een omvangrijk leger van opnieuw 40.000 soldaten vertrekt in het hartje van de winter 1475-1476 vanuit Bourgondië naar Zwitserland. Karel beschikt zonder twijfel over de schoonste artillerie van zijn tijd. Maar in plaats van zich met zijn krijgstuig te vergenoegen voert hij zodanig veel bagage met zich mee dat het er wel op lijkt dat hij naar een groot feest trekt. Wat die allemaal met zich meesleurt grenst aan het waanzinnige. De chroniqueurs hebben er zelf een vette kluif aan. Ze hebben het over zijn rijkdommen, zijn kapel, zijn juwelen, zijn schoonste wapentuigen, zijn zilveren en gouden tafelgerief. Alles brengt hij mee naar deze oorlog.

Op 19 februari 1476 verschijnt zijn leger voor de stad Grandson aan het meer van Neuchâtel. Nog geen tien dagen later is hij meester van het kasteel. Het garnizoen ter plekke geeft zich over op voorwaarde om hen in leven te houden. Maar zeer tegen zijn gewoonte in breekt hij zijn woord. Hij laat alle soldaten die ze aantreffen in het kasteel zonder pardon om het leven brengen. Dat is nu de man waar de Vlamingen voor gebeden hebben en processies voor hebben laten rondgaan. Deze trouweloze en wrede daad zal wel een einde stellen aan zijn reeks van krijgsoverwinningen. Zijn crapuleuze daad maakt de Zwitsers zo kwaad. Tegen dit ontzaglijk leger zullen ze moeilijk winnen, maar dat kan hen niet schelen. Ze zweren dat ze deze Bourgondische vijand van hun grondgebied zullen verdrijven.

Al moeten ze allemaal sterven. Ze mobiliseren inderhaast een leger van 20.000 mannen en rukken op naar Grandson om slag te leveren met deze barbaarse idioot. Zijn denigrerende houding dat hij zelfs niet wil antwoorden op de Zwitserse vraag waar er zal gevochten worden (hij zal dat zelf wel bepalen) zorgt voor nog meer woede bij zijn vijanden. Karel de Stoute schijnt deze groep ‘boeren’ als het ware te verachten, verlaat zijn veilige legerplaats en gaat hen tussen twee bergpassen tegemoet. Hij denkt om er lammeren te vinden, schrijven de kroniekschrijvers… Maar hij heeft de pech om er leeuwen aan te treffen. De Zwitsers zijn inderdaad getergde leeuwen. Ze vallen met een vreselijk geweld op de voorhoede van het Bourgondisch leger die ze helemaal in mootjes hakken. De ruiters van Karel hebben het hier door gebrek aan ruimte heel moeilijk, de schrik bij zijn voetvolk zit er diep in. Zijn veldoversten slagen er niet eens in om hun mensen in de juiste slagorde op te stellen. Enfin: de nederlaag is compleet, Karel de Stoute verliest dit gevecht en heel zijn compagnie. Tweeduizend van zijn mannen sneuvelen. De hertog mag al gelukkig zijn dat hij er zelf tijdig weg geraakt, maar zijn zilver- en goudwinkel moet hij achterlaten. Wat een onvoorstelbare buit voor deze Zwitsers!

Karel de Stoute, gewoon van altijd maar te winnen is er letterlijk en figuurlijk ziek van. Verliezen tegen een hoop arme en ongeoefende landlieden. Wat een schande voor zijn nek. Bij zijn terugkeer in Bourgondië moet hij zelf het bed houden, ziek van de nederlaag en ziek van het verdriet. Zijn autoriteit is onherstelbaar aangetast. Komt daarbij nog dat een aantal traditionele bondgenoten hem de rug toekeren. Ondertussen spendeert de Franse koning zowat 1 miljoen gouden kronen om de naburige Duitse prinsen uit te kopen om in het verbond te treden met de Zwitsers.

Tijdens het voorjaar van 1476 krijgt Karel langzaamaan zijn vechtlust terug. Het gaat wat beter met zijn ziekte, mobiliseert een nieuw leger van 25.000 mannen waarmee hij in het begin van juni begint aan het beleg van de stad Murten in het kanton van Fribourg, opnieuw niet ver van het meer van Neuchâtel. De Zwitsers die een flink stuk zelfvertrouwen hebben gewonnen, nemen de wapens om de belegerde stad ter hulp te snellen en krijgen daarbij de hulp van de hertog van Lotharingen, aartshertog Sigismund en achterliggend die van Lodewijk XI die de nodige middelen opbrengt om 40.000 manschappen bij elkaar te brengen. Karel de Stoute verwacht dat een Zwitserse aanval niet lang op zich zal laten wachten en plaatst zijn leger in gevechtsorde waar ze twee dagen blijven staan zonder dat er beweging komt bij de vijand. De hertog is ervan overtuigd dat de Zwitsers geen veldslag zullen wagen en laat zijn vermoeide krijgslieden wat rusten. Hij stelt enkele wachten op om de doorgang langs de kleine toegangswegen in de gaten te houden zodat de rest wat kan recupereren.

De Zwitsers hebben op dat moment gewacht. Ze slaan toe op het moment dat de Bourgondiërs begonnen zijn aan het eten en drinken. Ze doden de wachters en vallen het legerkamp van de hertog aan van langs drie kanten. Een eerste aanval doorboort de eerste slagrij, Karel maakt zich kwaad op zijn mannen dat ze niet moeten denken aan vluchten maar dat ze, hun naam waardig, moeten vechten. Dat kan allemaal best zijn maar toch doorboren de Zwitsers ook de tweede slagrij alsof ze door de boter gaan. Beide partijen strijden met een onvoorstelbare inzet en kracht met als resultaat dat hier bijzonder veel bloed vergoten wordt. Het gevecht ontaardt in een ware moordpartij. Het terrein zal later trouwens de naam van ‘moordakker’ krijgen. Karel de Stoute bevindt zich te midden van het grootste gevaar en beseft dat hij deze slag nooit zal kunnen winnen.

Hij volgt de raad van enkele trouwe ridders om met een klein gevolg weg te glippen naar Besançon. De wanhopige Bourgondiërs gaan nog een heel eind verder met vechten maar kunnen tenslotte niet veel anders dan zich naar hun thuisland terug te trekken. Vooral omdat ze hun aanvoerder nergens meer zien en veronderstellen dat Karel de Stoute gesneuveld is. Tijdens hun vlucht moeten ze al hun krijgstuig achterlaten. Hun enige troost achteraf is de wetenschap dat de hertog zich heelhuids heeft weten te redden. Een schamele troost bij de wetenschap dat hier 20.000 Bourgondiërs sneuvelden. Ook bij de Zwitsers is de tol loodzwaar met 18.000 doden op de teller.

De Franse koning die zich al een half jaar in Lyon ophoudt om dicht bij het oorlogstoneel te zijn, schept natuurlijk behagen in de volkomen nederlaag van de hertog van Bourgondië. Hij hoopt dat hij nu eindelijk zijn totale nederlaag zal kunnen bewerkstelligen, iets waar hij nu al zo lang naar streeft. Zijn werk is nog niet af. Als nu de hertog van Lotharingen, een zekere hertog Renatus in opstand zou komen om zijn erfgoed te heroveren op Karel de Stoute, wel dan zouden de cirkel helemaal rond zijn. Hij voorziet die met de nodige financiële middelen en ook nog eens met 900 soldaten. Renatus spiegelt zich op zijn beurt aan de Zwitsers en begint dus aan een veroveringstocht van enkele steden in Lotharingen. Zo valt hij onder andere de steden Vaudemont en Epinal binnen.

Op aanraden van Lodewijk XI vat de hertog nu de stad van Nancy aan. De Bourgondische bezetting houdt het lang uit maar ziet zich op 6 oktober 1476 verplicht om de stad uit te leveren aan deze Renatus. Karel de Stoute verblijft dan nog altijd in Besançon, in een soort van apathie. Karels drift en agressie zijn als sneeuw voor de zon gesmolten. Hij kan er hele dag verblijven zonder ooit een woord te zeggen. De geleden nederlaag is duidelijk niet verteerd, het lijkt er wel op dat zijn geest en lichaam alle krachten kwijt zijn en dat hij niet eens meer geïnteresseerd is om zijn grondgebied Lotharingen te verdedigen.

De overgave van Nancy doet hem uit de slaap ontwaken. Zijn moedeloosheid verandert plots in een uitzinnige wraakzucht. Hij verzamelt de restanten van zijn verslagen en verspreide krijgsmacht en brengt met moeite 6.000 man op de been. En hiermee gaat hij nu op zijn beurt Nancy belegeren. Een campagne die gebeurt tegen het advies in van zijn trouwe veldoversten die deze veldtocht willen uitstellen tot in de lente van 1477. Maar mijnheer de hertog wil nog maar een keer niet luisteren en weet het beter. Renatus verdeelt ondertussen zijn volk over de verschillende steden en gaat zelf op zoek naar versterking en rijdt daarvoor speciaal naar Zwitserland.

Eind oktober 1476. Karel begint aan de belegering van Nancy. Een hulpeloze aanval door gebrek aan volk en krijgstuig die geen bal oplevert. In zijn onmacht schrijft hij brieven naar zijn kanselier Hugonet om steun van volk en geld te krijgen vanuit België en Holland. Hugonet roept op zijn beurt de Staten van Vlaanderen bijeen om over Karels verzoek te vergaderen. De afgevaardigden antwoorden unaniem dat volk sturen tijdens de winter tegen alle recht en reden is en dat er van extra opofferingen van geld evenmin sprake kan van zijn omdat er nu al zware schattingen rusten op de hoofden van de inwoners. De hertog reageert bitter en schamper en verwijt zijn onderdanen van weerspannig te zijn en dat ze zijn wraak op termijn mogen verwachten. En wees daar maar zeker van becommentariëren de kroniekschrijvers; moest hij hier ooit zegevierend uitgekomen zijn dan zou Vlaanderen zijn wraak zeker gevoeld hebben.

Zo ver is het momenteel zeker nog niet. Het lijkt er zelfs op dat alle krachten van de natuur er op gericht zijn om mee te werken aan zijn ondergang. De grootste daarvan is natuurlijk de eigenzinnigheid van Karel. Maar daarnaast krijgt hij nu ook te maken met een verrader in eigen rangen. Ik heb het over Nicolaas de Montfort, een Napolitaan gekend als de graaf van Campo-Basso die door Karel de Stoute rijkelijk betaald wordt om hem bij te staan tijdens zijn krijgstochten. Deze Campo-Basso blijkt echter van twee walletjes te eten. Hij staat via een Italiaanse geneesheer Simon van Pavien in nauw contact met Lodewijk XI en doet via hem het voorstel dat hij bereid is een aanslag te plegen tegen Karel de Stoute, op voorwaarde dat er veel geld op tafel komt.

Een graafschap in Frankrijk met bovenop 20.000 gouden leliën in cash. Een voorstel dat zelfs voor Lodewijk XI haast niet te bevatten is. Hoe kan iemand zijn meester ooit zo schandelijk verraden? Ik vertel er nog bij dat deze feiten zich afspelen aan het begin van Karels campagne ergens einde 1475. De Franse koning vindt het zo grof dat hij beslist om zijn aartsvijand hiervan op de hoogte te brengen. Karel weigert echter om de Fransman te geloven en doet het verhaal af als een zoveelste poging om zijn entourage te ondermijnen. En zo blijft Campo-Basso in de gunst van de hertog van Bourgondië staan.

Een jaar later blijft de Napolitaan bij zijn plannen om grof geld te verdienen. Deze keer gaat een identiek voorstel via hofmeester Sifron naar hertog Renatus die daar op zijn beurt wel op ingaat. Geld op tafel en daarbij het graafschap van Vaudemont als hij er in slaagt de verovering van Nancy te beletten. Tijdens november valt deze Sifron echter in handen van de Bourgondiërs die hem opsluiten en waardoor Campo-Basso dreigt in uiterste verlegenheid gebracht te worden. Sifron weet van zijn plannen en kan hem verraden. Hij slaagt er in om Karel de Stoute de man te laten opknopen.

Tot aan de feitelijke terechtstelling zat Sifron er alles aan doen om Karel de Stoute duidelijk te maken dat hij met een verrader op zijn dak zit en al die pogingen worden netjes gecounterd door deze Campo-Basso die hiervoor tot het uiterste moet gaan. Net voor zijn opknoping, spreekt Sifron onder de fatale boom nog zijn laatste woorden dat de laatste dag van de hertog niet meer veraf is en dat zijn meest trouwe kamerheer dat heel goed weet. Tijdens de winter 1476-1477 blijft Karel met zijn leger voor Nancy liggen. Alles werkt daarbij in zijn nadeel. De harde winter en het gebrek aan levensmiddelen. De klachten van zijn volk stapelen zich op. Zijn edellieden verwittigen hem dat hij hier van alle kanten dreigt ingesloten te geraken, maar niets kan hem ertoe bewegen om dit zinloos beleg op te geven.

4 januari 1477. Het lijkt erop dat het eindspel is ingezet. Hertog Renatus staat op 2 km verwijderd van Nancy. Aan het hoofd van een leger van 20.000 bondgenoten. Zwitsers, Duitsers en iedereen die wil geld verdienen. Karel de Stoute krijgt het nieuw van hun komst in zijn hoofdkwartier, het landhuis ‘Jarville’. Hij roept heel uitzonderlijk zijn krijgsraad bijeen. De meesten van zijn krijgsoversten geen hem de raad om zich terug te trekken. Maar Karel is te hoogmoedig om dat te doen. Hij zou daarmee een schandvlek toebrengen aan het huis van Bourgondië. Hij beslist om het gevecht aan te gaan.

Een stupide beslissing als men weet dat zijn legertje door de winter, het langdurige beleg en de uitputting al gesmolten is tot 2.000 mannen die dan nog nauwelijks in staat zijn om te vechten. En ze moeten het dan opnemen in één lange slagrij veroorzaakt door een nauwe weg. Verrader Campo-Basso en een zekere Galiot voeren het bevel over de rechtervleugel, Judocus de Lalaing over de linkervleugel. Terwijl Karel zich met zijn broeders en de rest van de edellieden ontfermt over het centraal gedeelte. De vijand stelt zich op in twee slagrijen met als eerste een bende van 3.000 ruiters die gevolgd zullen worden door de Zwitserse voetgangers.

5 januari 1477. Om 10u ’s morgens begint het gevecht met een wederzijds losbranden van het grof geschut. De ruiters zorgen ervoor dat er geen tweede salto zal komen. De Bourgondische ruiters houden dapper stand tot plots Campo-Basso met zijn 400 Italiaanse manschappen naar de vijand overloopt. Wat al bij aanvang als een verloren zaak beschouwd mocht worden is het nu zeker. Ja, de hertog en zijn mannen vechten voor wat ze waard zijn. Karel de Stoute vecht als een leeuw, krijgt hier en daar verwondingen aangesmeerd. Bij het overspringen van een beek vliegt hij uit het zadel en staat hij druipend in het bloed en zweet te voet en afgemat tegen een overmacht van vijanden. Ik had het daarnet nog over alle elementen die zich tegen Karel de Stoute keren. Ook op dat allerlaatste moment spelen de goden met zijn voeten.

Karel van Beaumont een edelman uit Lotharingen en medestander van de vechtende hertog krijgt zijn roep om hulp; ‘red de hertog van Bourgondië’ maar deze Beaumont is zo doof als een kwartel en meent ‘leve Bourgondië’ te horen en geeft de bebloede man voor zich de doodsteek zonder hem te kennen. Direct daarna zijn er enkele Duitse voetgangers die de kleren van zijn lichaam afstropen en hem beroven van zijn wapens. Zijn lijk laten ze in de beek liggen…. Niet zo ver vandaag ligt Jan van Rebempré gesneuveld, net zoals de heren van Croy, Vieuville en Contay. De rest Karels krijgsleiding zit gevangen, onder hen zijn bastaardbroers Anton en Boudewijn en geschiedschrijver Olivier De La Marche, de oorlogscorrespondent van dienst.

Het lijk van hertog Karel de Stoute wordt pas twee dagen na het gevecht teruggevonden, helemaal bedekt bedekt met bloed en slijk en met het hoofd in het ijs vastgevroren. Hij is amper nog te herkennen. Een van zijn lijfjonkers Baptista Colomme en zijn geneesheer Matthys Lopez herkennen zijn lichaam aan de verscheidene tekens die hij op zijn lichaam heeft. Het einde van deze trotse en hovaardige en vooral nooit tevreden hertog van Bourgondië is op een treurige manier geëindigd. De zegevierende hertog Renatus van Lotharingen laat het lichaam van zijn verslagen vijand met grote eer behandelen. Hij laat hem aankleden met een witsatijnen borstrok en een muts van karmozijnsatijn, een hertogelijke kroon versierd met kostbare edelstenen, laarzen van scharlaken aan zijn voeten.

Zijn stoffelijk overschot ligt in een met zwart satijn behangen rouwkamer, zijn pronkbed is van zwart fluweel en versierd met zes grote wapenschilden. Langs weerszijden van het bed staan twee stoelen voor twee schildknapen met nog vier extra stoelen in de hoeken voor vier personen die brandende fakkels vasthouden. Daarachter staan twee rijen stoelen bedekt met zwart laken, bestemd voor de officieren van beide hertogen. Het lichaam zal er zes dagen lang opgebaard liggen, ik zou het beter ’tentoongesteld’ noemen want het volk uit de omstreken komt er in massa op af om het gelaat te herkennen waarvoor ze zo lang gesidderd en gebeefd hebben. Ook hertog Renatus plengt de nodige krokodillentranen maar verwenst hem hoe dan ook voor al de aangerichte ellende. Op zondag begraven ze hem in Nancy. Pas in 1550 zal hij op bevel van keizer Karel verhuizen naar de O.L.V.-kerk van Brugge waar zijn prachtige grafstede in verguld koper nog altijd te zien is.

Lodewijk XI is in de wolken als hij het nieuws van Karels dood verneemt. De bode die het hem komt vertellen krijgt 200 zilveren marken cadeau omdat hij de koning het beste nieuws uit zijn leven is komen vertellen. De bewoners van Vlaanderen, Holland, Brabant, Henegouwen en Bourgondië leven in een staat van ontkenning. Ze geloven niet echt dat hun hertog dood is maar dat hij zich ergens in een klooster verborgen houdt uit schaamte voor zijn nederlaag. Zijn dood betekent sowieso het einde van een onafhankelijk Vlaanderen dat op korte termijn de speelbal zal worden van de grote spelers op het Europees schaakveld. Hoe is het mogelijk dat Karel de Stoute niet voorzichtiger is omgegaan met dat risico? De gebruikelijke lofzangen na de dood van een vorst blijven uit in het geval van Karel de Stoute.

De kroniekschrijvers omschrijven hem als een trotse, eigenzinnige en heerszuchtige waaghals die vijand was van rust en vrede. Ja; hij bezat ook goede eigenschappen. Karel was matig in spijs en drank en leefde eerbaar en absoluut geen zo’n hoerenloper als zijn vader Filips de Goede. Hij had zelfs een afkeer van ontucht en had meerdere keren mensen ter dood veroordeeld hiervoor. Hij strafte zoveel mensen zonder enige vorm genade tot de dood. Karel de Stoute stierf nog voor zijn 45ste levensjaar. Hij laat één dochter achter. Dat is natuurlijk Maria van Bourgondië. Zijn echtgenote Margareta van York zal hem nog 26 jaar overleven.

Januari 1477. Alle ogen zijn nu natuurlijk gericht op Maria van Bourgondië, de enige dochter en erfgename van Vlaanderen, Holland, Henegouwen, Brabant en Bourgondië. Ze moet nog twintig jaar worden volgende maand. Het onervaren meisje zit in diepe shit. Het leger is vernield, de schatkist leeg en het ongenoegen van haar volk zit heel diep. De mensen hebben het moeilijk gehad om het harde juk van haar overleden vader te dragen. Aan de andere kant zijn de mensen verschrikt voor de dreigende inval van de Fransen want met die valse Lodewijk XI zal het vermoedelijk alleen maar slechter worden. Na het vernemen van het nieuws van haar dood laat Maria de belangrijkste figuren van haar staten bij zich roepen. Ik som even de namen op: Adolf van Cleven, de heer van Ravestein. Guido van Brimeu, de heer van Humbercourt. Willem Hugonet, kanselier van Bourgondië en heer van Middelburg. En daarnaast nog de bisschoppen van Luik en Utrecht en nog enkele andere personaliteiten. Ze moeten onder elkaar uitmaken wat ze moeten doen om de welvaart van het land in stand te houden. De jonge vorstin begint al direct met een opmerkelijke actie: de laat Adolf van Gelderland vrij die nu nog altijd gevangen zat in Kortrijk en daarmee wint ze al direct de sympathie van de Gelderlanders. Daarna roept ze de Staten van Vlaanderen, Brabant, Henegouwen en Holland bijeen die in die dagen nog omschreven worden als ‘de Vier Landen’. De vergadering zal doorgaan in Gent.

3 februari 1477. De vergaderde Staten erkennen Maria van Bourgondië tot hun wettige vorstin en beloven haar te steunen. Tijdens de vergadering is er al sprake van onrust in de straten van Gent. De Gentenaars ruiken het natuurlijk dat hun nieuwe minderjarige gravin in een moeilijk parket zit en in zowat alles de tegenpool is van haar snoeiharde vader. Voor hen is de tijd aangebroken om hun oude voorrechten die ze verspeelden tijdens de slag van Gavere terug te eisen. De ambachten scharen zich achter hun dekens, nemen de wapens op en verklaren ostentatief dat ze al hun voorrechten en vrijheden terug die ze in 1385 kregen bij de vrede van Doornik. Deze onverwachte manifestatie brengt de hertogin/gravin in grote verlegenheid. Ze beschikt niet eens over een eigen leger en ze moet dus wel leven met de goodwill van Gent. Op 7 februari gaat ze in op de lokale eisen en komt de rust hier terug. Na het nemen van de eerste maatregelen tijdens de Staatsvergadering moet er nu absoluut eerst contact opgenomen worden met Frankrijk. Maria stuurt een delegatie heren naar Lodewijk XI in Péronne. Bij het gezelschap zie ik nogal wat schoon volk figureren; kanselier Hugonet, de heren van Humbercourt, Gruuthuse en Vere (Guido van Brimeu, Lodewijk van Brugge en Wolfaerd van Borsele) samen met de burgemeesters van Brugge en Ieper en de Roeland van Wedergrate, de voorschepen van Gent. En natuurlijk ook nog enkele kerkelijke topfiguren.

De ontmoeting in Frankrijk verloopt allerminst zoals gewenst. De delegatie vertelt de koning dat ze gekomen zijn om in de naam van hun hertog manschap af te leggen voor haar landen en verzoeken hem om het negenjarig bestand tussen beiden te blijven respecteren. Van de ontvangst kunnen de heren zeker niet klagen. Lodewijk toont zich best bereid om in te gaan op de wensen van zijn nicht, maar dan wel op voorwaarde dat ze bereid is om in het huwelijk te treden met zijn zoon, kroonprins Karel VIII, op het moment van de ontmoeting amper een kind van zes jaar. Als ze dat weigert zal hij de wapenstilstand niet respecteren. Tenzij ze bereid is om hem de graafschappen van Artesië, Boulogne en Bourgondië aan hem af te staan. Onmogelijke eisen dus. De delegatie geven te kennen dat ze niet over de nodige volmachten beschikken om in te gaan op deze voorstellen maar dat ze zijn wensen zullen overmaken aan hun bazin.

15 februari 1477. Maria van Bourgondië verplaatst zich met een groot gevolg van edele heren en vrouwen naar Zwijnaarde, waar ze zoals gebruikelijk 700 ballingen in vrijheid stelt. ’s Anderendaags zien ze haar terug in Gent en legt ze in de kerken van Sint-Pieters en Sint-Jan nu officieel haar eed af als gravin van Vlaanderen, een identieke eed zoals haar grootvader Filips de Goede hier ook heeft afgelegd. Ze kun zich nu weer volop focussen op haar relatie met Frankrijk. Maar wat voor een antwoord moet ze geven aan koning Lodewijk XI? Maria huivert van een huwelijk met die kleine Fransman en verfoeit zijn vader te zeer om zich onder zijn gezag te willen plaatsen. De hele vergadering schaart zich aan haar zijde, met uitzondering van de Fransgezinde Hugonet die voorstander is van dat huwelijk die goed genoeg beseft dat al haar landen onmiddellijk zullen opgeslorpt worden door Frankrijk. Tijdens deze vergadering ontstaat er nu ook beroering in Brugge.

Het nieuws dat de Gentse ambachten al hun vroegere vrijheden terugkregen inspireert hun Brugse collega’s om op te komen voor gelijkaardige eisen. Ze ventileren hun eisen via burgemeester van de schepenen Jan van Nieuwenhove dat alle verdwenen voorrechten terug in ere zouden hersteld worden. Maria verwerpt hun eisen en dat heeft tot gevolg dat de ambachten zich op 24 februari in de wapens stellen. Van Nieuwenhove vlucht verschrikt de stad uit. Zijn collega-burgemeester (van de gemeente) Joos van Halewijn slaagt er in de oude voorrechten naar boven te brengen en na te gaan waar de Bruggelingen mogelijk geknot werden in hun vrijheden, ook Maria toont zich welwillend zodat de nadelige zaken uit de nadelige vrede van Atrecht uit 1437 definitief uitgewist worden, met inbegrip van de laatste taksen en accijnzen opgelegd door Karel de Stoute. De vreugde in Brugge is groot, met hun prinses Maria willen ze leven en sterven. Vreemd genoeg trekken de inwoners van het Vrije nu naar Brugge om er hun eigen vrijheidsbrieven in stukken te scheuren en verzoeken ze weer deel te mogen uitmaken van de echte Brugse vrijheden, iets waar de hertogin ook op ingaat.

Terwijl de Bruggelingen hun zin krijgen is kanselier Hugonet volop aan het lobbyen om de deal met Frankrijk er door te krijgen. Hij probeert Maria op alle mogelijke manier te bewilligen om in te gaan op de voorstellen van Lodewijk. Het lijkt er op dat zijn pogingen op een succes kunnen uitdraaien en dat ze stilaan begint in te zien dat dit huwelijk een elegante oplossing is om haar problemen op te lossen. Ze beseft natuurlijk dat Brabant, Holland, Henegouwen en vooral Vlaanderen daar helemaal niet mee zullen opgezet zijn en regelt al stiekem met Hugonet hoe ze ongezien uit Vlaanderen zou kunnen vertrekken zonder de adel en het volk op te schrikken. De kanselier kent natuurlijk wel de nodige middelen om ook dat laatste obstakel uit de weg te ruimen en regelt al de details van haar clandestien vertrek naar Frankrijk. Maria van Bourgondië ziet dat helemaal niet zitten maar zal haar plicht doen als hertogin. In haar depressiviteit vertelt ze de oorzaak van haar droefheid aan Adolf van Cleven die zijn gravin zo goed mogelijk troost om daarna de hulp in te roepen van Adriaen van Raveschoot, de voorschepen van Gent.

8 maart 1477. Het nieuws van de onderkruiperij van Hugonet zorgt voor grote agitatie bij de dekens van de Gentse ambachten. Adriaen van Raveschoot vond het nieuws belangrijk genoeg om dat met hen te bespreken. De topmannen schieten direct in actie. Om 23u bellen ze aan bij de woning van Hugonet onder het voorwendsel van enkele belangrijke zaken mee te delen in verband met hun hertogin. Dat is natuurlijk een voorwendsel om hem gevangen te nemen. Hetzelfde lot wacht ook voor Guillielmus van Clugny. De heer van Humbercourt, ook al een hevige voorstander van de Franse deal vlucht weg uit Gent en verschuilt zich in het kartuizerklooster tot ook hij er opgepakt wordt. De drie toplui zitten nu gevangen in het Gravensteen. Pas nu blijkt welke smeerlapperij en manipulatie ze op hun kerfstok hebben om hun doel te bereiken.

De volgende morgen staat heel Gent in rep en roer. De stedelingen nemen de wapens op en nog voor zonsondergang vatten ze enkele schuldige wethouders bij de lurven. Roeland van Wedergrate, Philippe Sersanders, Pieter Boudins, Pieter Huereblock, Jan van Poucke en Olivier de Grave mogen de pot uitlikken. Ze ondergaan allen een nacht vol pijnigingen tot ze uiteindelijk bekennen dat ze op basis van haat heel veel poorters uit Gent hebben verbannen, beboet of gestraft op basis van blanco door de prinses ondertekende papieren die ze kochten van Hugenet en waar ze gelijk wat konden noteren. Na deze onthutsende bekentenis staat hen allemaal de onthoofding op het schavot voor het Gravensteen te wachten. Jan van Melle, de gewezen schatbewaarder vlucht naar Aalst maar keert op 18 maart als een gevangene naar hier terug. De drie notoire hovelingen blijven achter slot en grendel.

Een tweede gezantschap vertrekt naar de Franse koningen, dit keer zonder Lodewijks poulains wel te verstaan. De abten van Sint-Pieters te Gent en van Sint-Bertijns in Sint-Omer en nogal wat Vlaamse en Brabantse heren. Ze krijgen een behoorlijk onthaal in Frankrijk van een koning die ongeduldig is om verder nieuws te vernemen, vooral hij op de hoogte is van de rellen in Brugge en Gent. De gezanten leggen uit dat ze zich volledig distantiëren van de oorlogen die hun overleden hertog Karel tegen hem had gevoerd en dat ze daar nooit mee akkoord waren gegaan. Het parlement aan Mechelen heeft daarbij alle maatregelen in het nadeel van Frankrijk ongedaan gemaakt. Vlaanderen wil niets liever dan de vrede met Frankrijk te onderhouden. Dat is natuurlijk niet het antwoord dat Lodewijk XI wil horen, de Vlamingen proberen tijd te winnen, meer niet. De waarheid ligt er niet ver van: nooit of nooit zouden ze toestaan dat hun hertogin met de kroonprins van Frankrijk zou trouwen en zo al haar landen aan Frankrijk over te leveren. De Vlaamse gezanten mogen terugkeren met de boodschap dat ze op korte termijn zullen ondervinden wat de Franse wapens te vertellen zullen hebben. Een onvervalst dreigement dat diepe indruk maakt op de afgevaardigden en natuurlijk ook bij de jonge hertogin wanneer de boodschap later in Gent aan haar overmaken. Er wachten ons grote moeilijkheden. De inlandse oproer verhindert de opbouw van een ontzaglijk leger zodat Maria zich niet eens zal kunnen verdedigen tegen deze heerszuchtige koning.

16 maart 1477. Trammelant in Brugge. De ambachten lopen te wapen en nemen zestien van de aanzienlijkste poorters gevangen. Allemaal mensen die de voorbije jaren functies hebben uitgeoefend als wethouder of tresorier in het Brugse stadsbestuur. Ze eisen een volledige verantwoording van hun vorig bestuur. Jan De Baenst, Jan van Overtveldt, Jan Barbesaen, Maerten Lem, Anselmus Adornes, Pieter Metteneye, Jacob De Vooght, Lodewijk Greffinck, Jacob De Witte, Cornelius Breydel, griffier Jacob D’hont en zijn zoon Jan, Jan Ghyns, Hieronymus Van Vyve, Jan Van Riebeke en Jan Van Nieuwenhove. Op voorspraak van hun vrienden komen ze allemaal terug op vrije voeten. Maar de dekens en het gemeen blijven met een wrang gevoel achter. Waar zitten dan al die heren die als gatlikkers van hertog Karel de bewoners van Brugge hebben uitgeperst om zijn oorlogen te financieren? Ze plaatsen een beloning van 80 pond op het gevangennemen van de gevluchte burgemeester Jan Van Nieuwenhove. De Bruggelingen benoemen daarbij ook nog de heer van Pamele tot bevelhebber van de kastelen in Sluis. Hij zal de plaats innemen van de overleden Simon De Lalaing.

27 maart 1477. Geruchten dat er pogingen aan de gang zijn om Hugonet en Co los te laten zorgen voor negatieve reacties bij de ambachtslieden. Ze lopen met de wapens in de hand naar de Vrijdagmarkt waar ze de berechting van de drie topmannen eisen. Gevolgd door een vonnis en een straf naar verdienste. Zolang dat niet gebeurd is blijven ze hier netjes staan. Een krachtdadig statement van het Gentse volk die de rechters een ‘sense of urgency’ aanmeet. Ze kunnen dit probleem niet eeuwig voor zich uit schuiven. Ze vangen aan met Hugonet. Op de pijnbank beschuldigen ze hem van valsheid in geschrifte met de bedoeling om zelf grof geld mee te verdienen met blanco getekende en gezegelde papieren. En dat hij papieren van hertog Karel achtergehouden heeft waardoor hij deels mee de oorzaak van zijn dood is. En dat hij Maria van Bourgondië aan de Franse koning heeft verkocht en haar binnenkort op verraderlijke manier aan hem wilde uitleveren.

Vreselijke beschuldigingen die door Hugonet ook bekend worden, uiteraard pas nadat er vreselijke pijnigingen aan te pas zijn gekomen. Ook Humbercourt en Jan van Melle bekennen wonderlijke zaken tijdens hun marteling. Het vonnis kan maar zo duidelijk zijn: de doodstraf voor elk van hen. Wanneer Maria van Bourgondië het nieuws verneemt stapt ze naar de rechtszaal en zoekt ze hulp bij haar raadsheren om die straf ongedaan te zien maken. De rechter blijven onverbiddelijk, het vonnis moet daarbij nog binnen de drie uur uitgevoerd zijn. Maria verschijnt bij het schavot op de Vrijdagmarkt. Met losse haren en de rouw gekleed en met groot verdriet werpt ze haar vrouwelijke charmes in de weegschaal. Dat ze haar vrienden moeten sparen en patati en patata, tranen die hier en daar wel zorgen voor sporen van genade bij enkele inwoners. Maar de meeste Gentenaars blijven fanatiek en schreeuwen naar de beul dat hij mag beginnen aan zijn taak. De hertogin beseft dat haar aandringen geen zin heeft en vertrekt treurend naar haar hof. Kanselier Hugonet betreedt als eerste het met zwart laken bekleed schavot. Hij knielt, vouwt zijn handen samen en spreekt geen woord.

De Bourgondiër kent trouwens geen woord Vlaams. Zijn biechtvader, een karmeliet die hem hier bijstaat laat weten dat hij vergiffenis vraagt. Na de onthoofding komen enkele karmelieten hoofd en romp afhalen om te begraven in hun kerk. Dan is Jan van Melle aan de beurt, zijn lichaam vindt een rustplaats in de kerk van de augustijnen. Voor de terechtstelling van de heer van Humbercourt vervangen de Gentenaars de zwarte aankleding van het schavot door een rood laken. Ze gaan hier zo meteen een ridder van het Gulden Vlies een kopje kleiner maken. De man moet naar boven gedragen, hij werd zo straf gemarteld dat hij niet eens meer kan stappen. Zittend op een stoel hakt de beul hem het hoofd af. Humbercourt zal volgens zijn laatste wens naar zijn heerlijkheid in Atrecht gevoerd worden, hier zal hij zijn laatste rustplaats vinden. Op deze manier sterven deze drie heren op Witte Donderdag, 3 april van het jaar 1477. De wraakzuchtige Gentenaars zijn pas nu tevreden. Ze verlaten de markt waar ze acht dagen gestaan hebben en leggen de wapens neer. Alleen Guillielmus van Clugny redt zijn vel. Gewoon omdat hij priester is mag hij zijn straf uitzitten in de gevangenis. Later zal hij er kunnen ontsnappen en wegvluchten naar Frankrijk.

Zal verschijnen in een van mijn volgende kronieken

Article Categories:
terug naar het verleden
banner
http://www.dekroniekenvandewesthoek.be

Vlaamse geschiedenis zoals je die nog nooit beleefd hebt!

Geef een reactie

Uw e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *