Diksmuide. Ijzer. Noordzee. Pagus Iseretius. Het oord raakt duizend jaar terug stilaan bekend als ‘Dicasmutha’, ‘Dicasmut’, ‘Dicimuda’, ‘Diquemude’, ‘Disquemue’, ‘Dicimut’. Uiteindelijk wordt het ‘Dixmude’. Pas veel later zullen de mensen spreken over ‘Diksmuide’. Maar daar zijn we nog lang niet aangekomen. In de tiende eeuw is Dicasmutha eigenlijk niet veel meer dan gehucht met een kapel die afhangt van de Sint-Niklaaskerk van Eessen.
Diksmuide. Ijzer. Noordzee. Pagus Iseretius. Het oord raakt duizend jaar terug stilaan bekend als ‘Dicasmutha’, ‘Dicasmut’, ‘Dicimuda’, ‘Diquemude’, ‘Disquemue’, ‘Dicimut’. Uiteindelijk wordt het ‘Dixmude’. Pas veel later zullen de mensen spreken over ‘Diksmuide’. Maar daar zijn we nog lang niet aangekomen. In de tiende eeuw is Dicasmutha eigenlijk niet veel meer dan gehucht met een kapel die afhangt van de Sint-Niklaaskerk van Eessen. 31 oktober 1089. In een oorkonde waarin Robrecht II, de graaf van Vlaanderen, de proost van het Sint-Donaaskapittel in zijn bezittingen bevestigt, staat de naam ‘Dicasmutha’ voor de eerste keer op perkament vermeld: ‘aecclesia de Hesna, cum capellis sibi attinentibus, Dicasmutha et Clarc’.
De naam Dicasmutha vindt zijn oorsprong in de periode 940-950. Later in dit verhaal zal duidelijk worden wie de dooppeter is van de naam van Dixmude. Hesna staat hier trouwens voor Esen (Eessen), Clarc voor Klerken. De plek aan de Ijzermonding is al eerder in beeld gekomen in oude manuscripten van de abdij van Sint Omaars waar aangegeven wordt dat Adalfridus, de heer van Alveringem, zich door Audomarus laat ompraten tot de christelijke leer.
Er zijn in de jaren 300 al verwoede pogingen geweest om de Westhoekbevolking te laten afzien van zijn heidense en brute levensstijl. Maar een chronisch gebrek aan predikanten zorgt er voor dat de mensen al snel hervallen in de ‘oude doolinge ende afgoderie’. Met de komst van St. Audomarus, de bisschop van Terwaan komt daar in 665 verandering in.
Waar situeert Dicasmutha zich? Halverwege en iets ten zuiden van de denkbeeldige lijn die Veurne en Torhout met elkaar verbindt. Sinds 270 is de zee diep doorgedrongen in de Westhoek. De burg van Veurne ligt op een beschermende hoogte. Westelijk van Dixmude. Voor de rest slingert de brede en wijdvertakte zeearm van de Ijzer zich door het uitgestrekte Westhoekgebied. Dicasmutha vormt een dijk aan de zuidwestelijke kant van de Ijzer.
Een dijk (dic) aan de monding (mude) van de Ijzer: Dicsmude? Het gehucht ontwikkelt zich op de samenvloeiing van de IJzer en de Handzamevaart. Beide waterlopen vormen, samen met de omliggende broeken die tussen 1000 en 1050 nog eens volledig zullen overstroomd worden, het vlakke land aan de Noordzee. Dixmude kijkt achter zich uit op een poldergebied. Tot het jaar 1100 zal Dixmude afhangen van haar moederparochie Eessen.
De meeste geschiedschrijvers houden het bij deze uitleg. In het boek van de Nieuwpoortenaar René Dumon over de geschiedenis van Nieuwpoort staat echter een andere verfrissende uitleg over het ontstaan van de naam van Dixmude. We moeten terug in de geschiedenis. In 54 voor Christus zijn de Romeinen heer en meester geworden in de streek. Dan willen ze ook Engeland inpalmen. Ze gebruiken de ligging van de Westhoek als uitvalsbasis om hun doelstellingen te realiseren. De Romeinse vloot is geen kattenpis: een armada die bestaat uit 36.000 soldaten, 4.000 ruiters. 600 schepen. De schepen worden in lokale scheepswerven gebouwd. Alles duidt op een beduidende graad van bevolking om dergelijke schaal aan te kunnen.
Volgens de geschriften van aanvoerder Caesar zelf, ontscheept de reusachtige vloot op 5 of 6 juli van het jaar -54 in ‘Portus Icius’. Er bestaat tot op heden discussie waar precies die Portus Icius zich bevond. Velen menen dat de havens van Bonen (Boulogne), Wissant of Cales in aanmerking komen. Maar schrijver Dumon heeft zo zijn redenen om aan te nemen dat die haven wel eens Koksijde kan geweest zijn. Vooral het feit dat Caesar aangeeft dat Portus Icius in het land van de Morinen ligt, kan er op wijzen dat hij het gelijk aan zijn kant heeft.
En zo komt Dixmude in beeld. In de beginperiode van de Romeinen is er nog geen sprake van de vloedgolf van 270 die de Westhoek voor eeuwen onder water zal zetten. Halverwege tussen Nieuwpoort en Wulpen, aan de Steendam, bewijst de zeer dunne kleilaag in de grond op de vroegere aanwezigheid van een verdwenen waterloop van meer dan honderd meter breed die zich, komende vanuit oostelijke richting enkele kilometer verder in zee zal hebben gestort. De link met de Noordzee gebeurt ter hoogte van de ‘Doornpanne’ tussen Oostduinkerke-Dorp en Koksijde-Bad waar al evenmin sprake is van een kleibodem.
Als Dixmude in 1089 beschreven wordt als ‘Dicasmutha’ dan kan dit eigenlijk perfect staan voor de term ‘Icsmond’, of de monding van de ‘Ics’. Er gaat een licht branden! Vinden we in ‘ d’ Icsmond’ niet de naam terug van de oorspronkelijke stroom die Dixmude ooit verbond met Koksijde? Namelijk de ‘Ics’? De ‘Ics’ die verder westwaarts van Dixmude bekend staat als de Ijzer? De plaats waar de Ics in de zee uitmondt, ligt dicht bij Koksijde dat door zijn eigen bewoners als ‘Coxie’ wordt uitgesproken. Een ‘ijde’ staat bekend als een aanlegplaats voor zeeschepen.
De Kelten die lang voor de Romeinen de termen ‘IX’, ‘AX’, ‘OX’ en ‘EX’ gebruikten (zie bijvoorbeeld de naam Oxford) om de aanwezigheid van water aan te duiden hebben dus de naam gegeven aan de ‘Ics’. De link tussen Coxie en de Ix wordt meteen duidelijk. De Ics tussen D’ Icsmond en Doornpanne vloeit trouwens voorbij ‘Poortisius’, de poort van de Ics, Portus Icius. Poortisius zal in de loop van de jaren verbastaarderen tot Paardisie, Perdisie om uiteindelijk te belanden bij zijn definitieve naam: Pervijze of in de volksmond genoemd ‘Pervisie’. De hele waterhuishouding met de Onie en de Ics in de Pagus Iseretius zal na de stormvloeden van 270 grondig door elkaar geschud worden.
De Onie en de Ics worden ingepalmd door een beduidende zeearm van de Ijzer die diep in de Westhoek in verschillende zijtakken zal uitmonden. Eén ervan is Dicasmuda die zijn oorsprong aan de monding van de illustere Ics voorgoed kwijt is en waar, met het voortschrijden van de eeuwen, de brede zeearm zich zal terugtrekken naar de Noordzee vele kilometers verder westwaarts. Alleen de Ijzer zal blijven als herinnering. De pagus Iseretius is opgeslorpt door de Pagus Flandrensis.
Pagus Flandrensis geleidelijk aan de oude pagus Iseretius op. Deze Pagus Flandrensis is zelf duidelijk afgescheiden van de Pagus Mempiscus, de Pagus Cortracensis en de Pagus Gandensis, het gebied waar Brugge toe behoort. Ook Ardenburg, Oostburg, Lappescura, Oostkerk, Houtava, Lissewega, Meetkerk, Uytkerk, Dudzela, Labbeka, Sarkenghem, Aldenbourg, Clarkhem, Warrhem, Sarrem, Eessena, Keyem en Dicasmutha behoren tot de Pagus Flandrensis. De hele Pagus Flandrensis is één reusachtige aaneenschakeling van bos en woud.
De 6.000 hectare bossen (‘in silva Ruhouta’) vormen in zijn totaliteit het koninklijk domein van de Merovingische en later Karolingische vorsten die het gebied hebben overgenomen van de Romeinse bezetter. Stamvader van de Karolingers is Karel Martel die tussen de jaren 700 en 750 zorgt voor veiligheid en stabiliteit in heel Frankenland. Die Karel Martel heeft een kleinzoon die geboren wordt in Huise (niet ver van Zingem en Oudenaarde) in het jaar 751. Adalardus is de zoon van Pepijn de Korte en een neef van de grote Frankische heerser Karel de Grote die er in zal slagen om van West-Europa één groot Frankisch machtsgebied te maken.
Adalardus schopt het in 796 tot raadgever van Karel de Grote. Adalardus treedt toe tot de abdij van Corbie bij het Picardische Amiens. Hij wordt er abt. De abdij van Corbie is net zoals de abdij van Sint-Omaars ontsproten aan de kloostergemeenschap van Montreuil. Tijdens zijn leven (verw)erft Adalard de duizenden hectaren bossen in de Westhoek. Ook Dicasmutha behoort nu tot zijn eigendommen. De abt richt overal landbouwkolonies op waar lokale boeren werken aan de ontginning van nieuwe landbouwgronden. In de villa Dicasmutha wordt ongetwijfeld hard gelabeurd bij het terugwinnen van gronden van de Noordzee. Abt Adalardus zal kort voor zijn dood in 827 zijn eigendommen schenken aan de abdij van Corbie.
Na de invallen van de Noormannen enkele decennia later, wordt de bossen van de Pagus Flandrensis, samen met de gronden van Dicasmutha, ongegeneerd overgenomen door de graven van Vlaanderen die zichzelf promoveren tot beschermheren en tot feitelijke abten van de belangrijkste abdijen van het land ten noorden van de heuvels van Picardië. De Noorse aanvallen in de pagus Iseretius zijn zo goed als afgelopen tegen dat het jaar 900 aanbreekt. Maar de Vlaamse (mede)graaf Boudewijn III beschouwt het in 958 nog steeds als broodnodig om in het gehucht Dicasmutha een beschermende burcht omringd door aarden wallen aan te brengen.
We beleven de geboorte van de ‘Oppidum Dicasmuda’. De burcht wordt opgetrokken aan de samenloop van de Ijzer met de Krekelbeek, het verlengde van de Handzamevaart. Anno 2012 verwijst enkel de naam van de Kasteelstraat naar de door wallen omringde burcht die er meer dan 1000 jaar voordien gebouwd werd. Net zoals andere burchten in Vlaanderen, geeft het gebouw bescherming aan de vrije mensen die zich in gilden of ambachten aan het verenigen zijn. Het gehucht groeit al snel uit tot een stadje. De burgers krijgen er de naam van poorters.
De hele kustregio wordt ingepalmd door de schaapsteelt waar vooral de Friezen zich integreren met hun Friese lakens die ze naar heinde en verre exporteren. De havens van Nieuwpoort, Dixmude en Gravelines spelen hierbij een belangrijke rol. In hetzelfde jaar 958 krijgt Portum Dixmude trouwens van graaf Boudewijn een openbare markt met alle rechten vandien. In de ‘oude jaerboucken’ van Yper staat het zo omschreven: ‘Anno 958 heeft Boudewijn Juniar als vierden graef van Vlaenderen en gedeurende in het leven van sijnen vader Aernout, heeft hij de stad Iper doen vermeerderen en vercieren, aldaer instellende weekelijke markten en gebiede ook jaerlijksche feesten en zommige vrijheden.
Om dat er niet veel geld was, ordonneerde te verkoopen bij wisselinge de een waere voor de andere, te weten voor een verken een schaep, fruyt voor kiekens, twee hennen voor eenen gans, twee gansen voor een verken, een schaep voor drie lammekens en drie kalveren voor een koe, het welke eertijds de costume was der Duytsche. Men heeft gestelt deze nieuwe wethouders Raes van Dixmude, Raimond Kokelaers, etc.’. Het jonge Ieper dat aan het begin staat van zijn steile economische opmars stelt dus in 958 een zekere Raes van Dixmude aan als één van zijn wethouders. Het duidt er dus op dat Dixmude op dat moment al beschikt over een adellijke familie met macht en uitstraling die verder gaat zijn eigen muren.
In 964 wordt er voor het eerst gewag gemaakt van een burggraaf in Dixmude. Een baanderheer, een ridder die een aantal leenmannen onder zijn bevel houdt. De burggraaf heet Arnulf De Bevere. Vermoedelijk is hij sinds 940 of mogelijk iets later als burggraaf aangesteld. Het verhaal van Arnulf De Bevere is op zijn minst opzienbarend. Arnulf wordt in het jaar 905 geboren in Bevere bij het Engelse Worcester. Zijn voorouders regeren in Bevere Manor over het Angelsaksische Mercia, een koninkrijk dat zowat het hele zuidwesten van het hedendaagse Engeland behelst. Bij zijn geboorte is zijn moeder Aethelflaed trouwens koningin van Mercia. Aethelflaed is de dochter van Alfred de Grote, de grote heerser over Groot-Brittannië dat in die tijd omschreven wordt als ‘Bret Waldam’. Arnulf is dus de kleinzoon van de grote heerser Alfred de Grote en de achterkleinzoon van de Engelse koning Ethelwulf.
Zowel Alfred de Grote als zijn vader, krijgen decennia lang af te rekenen met de brutaliteit en het imperialisme van de Noren en de Denen die hun grondgebied met geweld teisteren. Alfred richt een aantal burchten op met het doel om rond die burchten stedelijke kernen te laten ontwikkelen. Zijn militaire superioriteit en de realisatie van beschermde centra zorgen ervoor dat Alfred en zijn nazaten de macht grijpen over heel Engeland en de Noormannen uiteindelijk kunnen bedwingen.
Kleinzoon Arnulf zet de traditie van zijn grootvader verder. Tussen 919 en 924 wordt hij Lord van de Bevere Manor, een goed dat zijn familie sinds 870 bewoont maar dat feitelijk terug gaat tot het jaar 650. Hij is de enige die zich de titel ‘de Bevere’ kan toe-eigenen. In 924 wordt Arnulf aangesteld als burggraaf van Old Sarum, een eeuwenoude vestingstad die hij verder laat uitbouwen tot een versterkte burcht en die later zal uitgroeien tot het Salisbury van vandaag.
Zijn verblijf in Old Sarum komt ten einde in 939. Hoewel niet alles helemaal duidelijk is, lijdt het geen twijfel dat hij het slachtoffer wordt van een machtsgreep rond de Engelse troon waarbij dichte familieleden hem naar het tweede plan verwijzen. Er komt een nieuwe koning in Engeland. Arnulf de Bevere vertrouwt het zaakje niet langer en besluit naar Vlaanderen te emigreren. Zijn vertrek heeft belangrijke gevolgen voor Dixmude en voor Vlaanderen. Het verhaal gaat verder!
In Vlaanderen kan hij zich thuis voelen. Vlaamse graaf Arnulf I van Vlaanderen en Arnulf de Bevere zijn immers neven aan moeders kant. De vader van Arnulf I, Boudewijn II, was immers de zoon van Alfred De Grote. Beide Arnulfs hebben dus allebei dezelfde illustere grootvader. Arnulf I van Vlaanderen kan natuurlijk de ervaring die zijn neef heeft met het bouwen van burchten en versterkingen en zijn militaire expertise heel goed gebruiken.
Vooral in het oogmerk van zijn strijd tegen de agressieve hertog Willem van Normandië. Arnulf de Bevere wordt op geen tijd de belangrijkste vazal van de graaf van Vlaanderen. Bij afwezigheid van de graaf, dient de Bevere het bestuur van het graafschap op zich te nemen. In ruil voor zijn expertise krijgt hij domeinen en gronden ter beschikking. Allemaal vrij kritiek te verdedigen plaatsen in het jonge graafschap. De schenking van landerijen en gronden moet reusachtig geweest zijn. In het oosten aan de Schelde waar de Duitse keizer voortdurend dreigt om het Vlaamse territorium binnen te dringen, in het zuidwesten aan de Leie, stroomopwaarts van Gent, aan de poort tot het wisselvallige Frankrijk en uiteindelijk in het westen aan de monding van de Ijzer. Dixmude.
Op al die plaatsen wordt de Angelsaksische neef van onze graaf aangesteld als leenheer en bestuurder. Tienduizenden vierkante kilometer worden zijn eigendom. Aalst, Rupelmonde, Zeeland,.. vallen zomaar in zijn handen.
Lord de Bevere laat onmiddellijk zijn sporen na. In 940 vestigt hij zich aan de Leie in de hofstede Beaulieu. In 964 is er al sprake van de heerlijkheid Beveren-Leie en van een hofstede Bevere Hof. Etymologen die de naam van Beveren-Leie linken aan het Keltische ‘Brebona’ (beverwater), slaan de bal duidelijk verkeerd. U kent ondertussen al mijn mening over de hedendaagse plaatsnaamkunde. In 965 staat de naam voor de eerste keer geboekstaafd als ‘Beverna super fluvium Legia’. De heer van Beveren maakt eveneens zijn opwachting aan de Schelde in het Waasland dat vrij kort daarna wordt omgedoopt tot Beveren-Waas.
Het oudste document waarin ‘het land van Beveren’ vermeld wordt, dateert van het jaar 965. De naam ‘Beverna’ verwijst niet naar de naam van een bever maar wel naar het huis van Bevere Manor. Het land van Arnulf de Bevere is trouwens veel groter dan het huidige Beveren. Het omvat naast Beveren ook Doel, Kallo, Kieldrecht en Verrebroek, samen met belangrijke gedeelten van Haasdonk, Melsele, Meerdonk, Vrasene en Zwijndrecht. De ‘Heer van Beveren’ krijgt trouwens zeggenschap over gronden in het centrum van Sint-Niklaas, Lokeren, Waasmunster en Belsele.
De graaf van Vlaanderen is niet vergeten dat de Noormannen hun troepen in 861 hebben aangemeerd in de ‘Portus Isere’. In Dixmude begon hun verwoestende raid. 200 Noordse schepen kregen via de Ijzer toegang tot het Vlaamse binnenland. Een herhaling van die desastreuze feiten moet onder elk beding vermeden worden! Arnulf wordt in 940 al onmiddellijk aangesteld als burggraaf van Dixmude. Niet toevallig wordt zijn zoon Diederik I in datzelfde jaar geboren in Dixmude aan de Ijzer. Tussen 940 en 960 kan hij zijn expertise in verband met het bouwen van burchten omzetten in praktijk. Het is dan ook vrijwel zeker dat de Dixmudse burcht die afgewerkt wordt in 958 het werk is van de nieuwe baanderheer. In feite is Dixmude in die dagen niet meer dan een militair bastion onder de directe bevoegdheid van de graaf.
We keren nog eens terug naar het Angelsaksische Mercia. De nieuwe burggraaf van Dicasmutha is dus van Angelsaksische afkomst. Angel-Saksen zijn vernoemd naar de Saksen en de Angelen, allebei Germaanse stammen die zich na het vertrek van de Romeinen in 407 vooral in Engeland vestigden. De Saksen vestigen zich in het zuiden van Engeland, de Angelen in het midden en in het noorden van Engeland. De volgende eeuwen gaan de Saksen en de Angelen voortdurend in conflict met elkaar om de hegemonie te verkrijgen in Engeland.
Het resulteert in de hegemonie van Mercia waar Ethelred de baas wordt van de verenigde Angelsaksen. De Angelsaksische wortels van Arnulf de Bevere laten zijn sporen na in de naamkeuze van zijn burcht aan de Ijzer. De naam ‘smutha’ is een typische Angelsaksische naam. De Franken die Vlaanderen hadden overgenomen van de Romeinen, spraken met hun Hoogduitse taal over ‘Mund’ (bijvoorbeeld nu nog in Dortmund). De Angelsaksen (net als de Friezen) schrappen de ‘n’ en spreken over ‘Mûth’, wat zich manifesteert in het Engelse ‘Mouth’ zoals in ‘Portsmouth’ en ‘Plymouth’. Het is dus echt eens interessant om even uit te vissen welke de origines zijn van de naam van Portsmouth. De ‘Southwick Cartularies’ vermelden de plaats in de 9de eeuw als ‘Portesmuða’, poort van de haven.
Een tekst in het oude Angelsaksisch toont de zo goed als perfecte ‘match’ aan tussen Portesmutha en Dicasmutha. Portesmuða en Dicasmuða: ‘Her cwom Port on Bretene his .ii. suna Bieda Mægla mid .ii. scipum on þære stowe þe is gecueden Portesmuþa ofslogon anne giongne brettiscmonnan, swiþe æþelne monnan’. Wat in het Engels betekent: ‘Here Port and his 2 sons Bieda and Mægla came to Britain with 2 ships to the place which is called Portsmouth and slew a young British man, a very noble man’. In het oude Vlaanderen en in Friesland vinden we de woorden ‘muide’ en ‘muiden’. Zonder ‘n’! Waar de Franken ooit aan zet kwamen zien we de woorden ‘mond’ en ‘monde’. Met ‘n’!
Ten zuiden van Haarlem zien we Lietemuthen evolueren tot ‘Leimuiden’. Yselmouten is Ijselmonde geworden. Bij ons is Dicasmutha later Dixmude geworden. Zonder ‘n’! De Salische Franken laten nochtans de steden Dendermonde, Rupelmonde achter. Aan de voet van de burcht in Dicasmutha ontstaat nu stilaan een nederzetting. Burcht en nederzetting kunnen best omschreven worden als een versterking met een neerhof. De nederzetting zal de komende eeuw uitgroeien tot een bevolkingskern die op basis van haar vele inwoners rechten zal krijgen om een eigen parochiekerk te bouwen. Het wordt stilaan tijd om zich af te scheiden van de moederkerk van Eessen.
Op 31 oktober 1089 bevestigt de oorkonde van Robrecht II, markgraaf van Vlaanderen, de proost van het Brugse Sint-Donaaskapittel in hun bezittingen. Bij de goederen van de kanunniken bevindt zich de ‘de aecclesia de Hesna, cum capellis sibi attinentibus, Dicasmutha et Clarc’. Dixmude staat nu definitief op eigen benen.
Terug naar de periode 940-960. De Bevere heeft als burggraaf van Dixmude inderdaad een beperkte taak. Hij is alleen militair commandant van de grafelijke burcht. De overige bestuurlijke taken die bij een burggraaf horen, moet hij niet voor zijn rekening nemen. Dat kan in feite alleen betekenen dat hij niet uit de regio komt en dat hij daardoor de vereiste aansluiting met de bevolking en adel uit de regio mist. Een stevige link met zijn achterban is zeker nodig om de bestuurlijke taken goed te kunnen vervullen. Normaliter worden burggraven daarom gekozen uit de regionale adel. Arnulfs nazaten krijgen die aansluiting wel door hun verblijf in de regio en vooral dank zij hun huwelijken met blauwbloedige Vlaamse vrouwen.
Daardoor zullen ze later wel degelijk de overige, normale bestuurstaken toegewezen krijgen. Als Arnulf in het jaar 965 sterft, wordt hij opgevolgd door zijn vijfentwintigjarige zoon Diederik I de Bevere. Het geslacht de Bevere krijgt in elk geval het nodige vertrouwen van de graven van Vlaanderen. Telkens wanneer de graaf op expeditie vertrekt naar het buitenland, delegeert hij de macht over Vlaanderen aan één van de Vlaamse edelen. Het is een hele eer die alleen de hoogste en dapperste edelmannen kunnen verwachten.
Wanneer graaf Arnulf op missie vertrekt voor zijn oorlog tegen de Lombarden, stelt hij Diederik I van Dixmude aan als zijn plaatsvervanger. We spreken over het jaar 965. Diederik I wordt tijdens die periode in de val gelokt te Gent en belegerd door de troepen van de koningen van Frankrijk, Engeland en Schotland. De burggraaf bewijst dat hij van geen kleintje vervaard is en vecht zo hard terug dat de vijandelijke troepen zich genoodzaakt zien om zich terug te trekken. Het burggraafschap Dixmude beperkt zich in die beginjaren trouwens tot het gebied binnen de stadsomwalling. In deze feodale tijd is Dixmude een leen net zoals veel andere lenen in het Westkwartier.
De leenheren komen één keer per jaar samen onder voorzitterschap van de graaf om de financiën en de wetgeving in de respectieve leengebieden te bespreken. Deze vergadering wordt de ‘haulte Renenghe’ genoemd of de ‘chambre des renenghes’. De term renenghes is afkomstig van het woord ‘relanga’ wat staat voor ‘rekenschap geven i.v.m. de koninklijke rechten’. De leden van de kamer wordt ‘reneurs’ of ‘haute reveurs’ genoemd.
Dixmude heeft nu zijn militaire bevelhebber en krijgt zijn rechten en plichten toegewezen van de Renenghe. Maar wie is eigenlijk de eigenaar van de wouden van West-Vlaanderen en van Dicasmutha? De discussie over de eigendomsrechten zal enkele honderden jaren voor de nodige controverse zorgen. In 1030, tijdens een conflict tussen de graaf en de abdij van Corbie, worden de eigendommen door graaf Boudewijn aangeslagen.
In 1096 wordt de ruzie bijgelegd en worden beide partijen co-eigenaar van de bossen van West-Vlaanderen. Bij die overdracht wordt er een akkoord ondertekend tussen Erkembold van Eessen en graaf Robert II waarbij overdracht van gronden te Eessen en Dixmude aan de abdij van Corbie geregeld wordt. De naam van Rudolf van Eessen verschijnt trouwens eveneens in 1112 bij de overdracht van gronden ten gunste van de abdij van Bourbourg. Die abdij heeft trouwens nogal wat in de pap te brokken te Dixmude. Het begint op 14 oktober 1104 als Robrecht II een schenking van tienden door Hodierne, de zoon van Isaak van Bailleul, aan de abdij van Bourbourg aanvult met tienden die betrekking hebben op Dixmude. In 1115 schenkt graaf Boudewijn ook al gronden bij de Ijzer, en in Slijpe, aan Bourbourg. Dixmude geraakt in het eerste deel van de twaalfde eeuw stilaan bekend als een belangrijk commercieel centrum.