Uit onze rijke Vlaamse geschiedenis zoals die te lezen staat in deel 9 van ‘De Kronieken van de Westhoek’. Dit speelde zich af in het illustere jaar 1382.
Filips van Artevelde keert teleurgesteld terug naar zijn thuisstad. Zijn droefheid slaat over op heel de Gentse gemeenschap wanneer die de stugge houding van de graaf verneemt. De vrouwen kermen, de kinderen huilen en de mannen roepen om wraak. Voor revanche en wraaknemingen lijkt in deze dagen van uiterste nood weinig ruimte. Artevelde weifelt, hij nodigt de bewoners uit om de volgende dag op de markt te vergaderen om een of ander besluit te nemen. Tegen die tijd heeft de ruwaard een besluit genomen; met 30.000 inwoners die al twee weken geen brood meer hebben gegeten zijn er maar drie mogelijkheden: sterven van de honger, ingaan op de eis van de graaf of zelf de wapens opnemen om met 5.000 à 6.000 van de kloekste mannen naar Brugge te gaan om de strijd aan te gaan met de graaf, met als doel: een beter leven voor de Gentenaars.
De keuze is snel gemaakt. ‘Naar Brugge! Naar Brugge!’ scandeert de massa. Op geen tijd melden zich 5.000 mannen, allen met het ‘Helpe God’ overtreksel op hun linkermouw gespeld. De overgebleven stadsvoorraad van vijf wagens met brood en twee met wijn zullen dienen voor de strijders. Er rest amper nog iets van voedsel voor de rest van de stad. Dit is zonder meer een zuivere ‘er op of er onder’ situatie.
2 mei 1382. Het volksleger van Filips van Artevelde laat Gent achter zich. Naast brood en wijn voeren ze 300 stukken grof geschut met zich mee. De rest van de inwoners duimt fanatiek en krampachtig voor een goede afloop van de missie. Bij valavond slaan de Gentenaars hun kamp op te Beverhout, een soort veld naast een moeras, op de grens tussen Beernem, Oostkamp en Oedelem. ’s Anderendaags laat Artevelde zeven altaren oprichten. Evenveel paters-recolletten houden er een misviering. De Gentenaars biechten en verzoenen zich met God. Als voorbereiding voor een nakende dood. De paters vertellen hen dat ze op God moeten vertrouwen. Artevelde plaatst ook nog zijn woordje, de rest van het brood en de wijn geraakt verdeeld. En dan is het tijd om zich in slagorde op te stellen.
De Bruggelingen willen naar het Beverhoutsveld
En wat gebeurt er ondertussen in Brugge? Hier is op zaterdag 3 mei de heilig bloed processie aan het uitgaan. Tijdens deze processie krijgt de graaf het nieuws te horen dat die van Gent hun kamp hebben opgeslagen aan het Beverhoutsveld. Lodewijk reageert spottend, die dwaze Gentenaars kiezen nu plots zelf voor hun eigen snelle ondergang. Hij stuurt er enkele spionnen op af en die keren terug met het nieuws dat het Gents leger zich beschut houdt tussen karren aan de voorkant en het moeras aan de achterzijde. De processie gaat ondertussen doodgewoon verder. Na de middag van deze feestdag verzoeken de Bruggelingen aan hun graaf of ze nu naar Beverhoutsveld mogen trekken om hun vijanden te gaan bevechten.
Niemand twijfelt aan de overwinning. Gouverneur Heylaert Van Poucke, een dappere en verstandige ridder is geen voorstander van een Brugse aanval. Binnen de vier dagen zullen de Gentenaars vanzelf vergaan door de honger. Het enige wat ze ondertussen kunnen doen is te beginnen aan de bestorming van de stadsmuren en die kunnen ze hier eenvoudig afslaan. En als de Bruggelingen dan absoluut willen vechten dan moeten ze wachten tot morgen. Het is tenslotte een heilige dag en de meeste Bruggelingen zijn al serieus boven hun theewater. De edellieden volgen de gouverneur in zijn wijze raad. Maar de poorters zijn niet te houden, ze staan zo zot als een achterdeur om die dwaze Gentenaars te gaan bespringen. Hele benden burgers gaan er nu op af, ordeloos en zonder bevelhebbers, met de volle overtuiging om die van Gent een lesje te leren.
Het tegendeel is natuurlijk waar: het zijn die impulsieve Bruggelingen die serieus op hun doos zullen krijgen. De hele toestand dwingt de graaf nu wel tot onmiddellijke actie. De ijver van de Bruggelingen om zich te wreken op hun buren kan hij niet langer in toom houden. In de vooravond vertrekt een leger van 800 edellieden en 30.000 voetgangers weg uit de stad. Elk advies om te wachten tot morgen wordt door de Bruggelingen weggehoond. De beenhouwers, visverkopers, makelaars en peltiers (bontwerkers) tonen zich het fanatiekst. Binnen het uur zal de vijand verslagen zijn. Daarop geeft de graaf het bevel om het kanon af te vuren en de aanval te lanceren.
De Gentse kanonnen zaaien dood en verderf
De halfdronken Bruggelingen hebben duidelijk de leepheid van Artevelde onderschat. Die heeft zijn leger zodanig opgesteld dat ze de zon in de rug hebben en de tegenstander de laagstaande zon in de ogen. Hijzelf geeft het teken ten aanval, ‘Gent! Gent!’ roept hij, 300 verscholen kanonnen vuren nu gelijktijdig hun projectielen af op de ongetwijfeld verbaasde Bruggelingen. De honderden vuurmonden zaaien dood en verderf bij de tegenstanders. Het eerste schot slaat direct een opening in de Brugse rangen, die meteen rechtsomkeer willen maken. Een charge in gesloten gelederen verbijstert de Brugse poorters nog meer.
De Gentenaars boren zich in het grafelijk leger en zorgen er voor grote wanorde en chaos. Ze bespringen de vijand van twee zijden en doden al diegenen die niet tijdig kunnen vluchten. Heylaert van Poucke biedt met zijn legerbende nog hevig weerstand in de omgeving van Assebroek, maar hij wordt samen met velen van zijn volk gedood. De graaf heeft natuurlijk al door dat het hier helemaal verkeerd loopt en keert in zeven haasten terug naar Brugge. Geflankeerd door zowat 40 edellieden. De wachters aan de stadspoorten krijgen de opdracht om al de vluchtende Bruggelingen naar de grote markt door te verwijzen.
Daar zal de reorganisatie plaatsgrijpen om van hieruit de stad te bewaren. Lodewijks bevel heeft niet de minste zin, de aanstormende Gentenaars komen haast gelijktijdig als de vluchtende burgers in de stad Brugge gerend. Ze maken zich meester van de stad en doden iedereen die weerstand biedt. De Brugse smeden, wevers en volders die het succes van de Gentenaars bemerken haasten zich rond 21u naar de markt om de overwinnaars te groeten en zich bij hen aan te sluiten. Dat gebeurt op bevel van hun aanvoerder Simon Cokermoes.
Van een surprise is er geen sprake
Bij het intreden van de duisternis gooit de graaf zijn laatste troeven op tafel. Hij verlaat zijn kasteel te Brugge, in het gezelschap van enkele ridders en een bende gewapende mannen, allemaal met fakkels en toortsen. Ze stappen door de St-Amandstraat richting markt waar ze hopen de Gentenaars te verrassen. Van een surprise zal er geen sprake zijn, Artevelde is al op de hoogte en gaat er met zijn manschappen zelf op af. Wanneer Lodewijk de bende (met onder hen nogal wat Bruggelingen) op zich ziet afkomen laat hij terstond de lichten doven en spoort hij zijn gezelschap aan om te rennen voor hun leven.
Hijzelf sprint weg en vindt soelaas in een klein huisje bij de Sint-Amandskapel waar een behoeftige weduwe woont. De vrouw is bereid hem op haar zolder te verstoppen onder het bed waar haar drie kinderen slapen en het scheelt geen haar dat de Gentenaars hem missen. Ondanks een huiszoeking in het bewuste huisje. Lodewijk kleedt zich om in de kleren van een schamele werkman en vlucht nu door de Zilverstraat, over het Sint-Salvatorskerkhof, langs de Meers naar het Minnewater waar een boot op hem wacht. Via Sint-Michiels en tijdens een helse rit op een ongezadeld paard rent hij dwars door Roeselare naar het veilige Rijsel.
Terwijl de graaf zijn hachje redt bewaken Filips van Artevelde met een deel Gentenaars de markt. De anderen lopen onder leiding van Francis Ackerman langs de Vlamingstraat, over de Beurs, door de Grauwwerkersstraat, de Sint-Jacobsstraat, de Oude Zak en veel andere plaatsen. Ze doden er de burgers die ze te pakken kunnen krijgen. Van de Brugse wevers hebben ze vernomen welke ambachtslieden pro graaf zijn en dus richten die van Gent hun bloedige focus op de lokale makelaars, glazenmakers, looiers, beenhouwers, peltiers en de visverkopers. Daarbij plunderen ze veel huizen en bedrijven ze alle mogelijke buitensporigheden.
Hun slecht voorbeeld wordt gevolgd door de vele vreemde dienstknechten en klerken die in Brugge voor hun rijke meesters werken. Ze maken van de gelegenheid gebruik om hun patroons en werkgevers te vermoorden en hun kantoren en woningen leeg te plunderen. Brugge beleeft een verschrikkelijke nacht. Bij het aanbreken van de zondagochtend is er sprake van 1.200 gedode burgers en een opeenstapeling van de meeste uiteenlopende misdaden en crapulentrekken, begaan door de losbandige Gentenaars en hun aanhangers. De kroniekschrijvers vermelden daarbij dat het beroven van de koopmanshuizen gebeurde tegen de wil in van Filips van Artevelde.
De wraakoefening gaat die hele zondag van 4 mei 1382 doodgewoon verder. Edellieden, wethouders en ambtenaren krijgen te maken met de Gentse zwaarden. Dat ondervinden bijvoorbeeld Thillo en Eligius van Lichtervelde die er beiden het leven bij inschieten. De graafgezinde ambachtslieden worden stuk voor stuk opgezocht en op wrede manier doorstoken. De plunderwoede gaat naar zijn hoogtepunt. Rijke inwoners worden van hun goederen beroofd. De Gentenaars sparen de grafelijke burg evenmin. Omdat ze niet in de mogelijkheid zijn om 40 vaten rode wijn mee te nemen, verbrijzelen ze dan maar de grote flessen.
Na deze primitieve zuiveringsactie laat Artevelde her en der in Brugge een verklaring afroepen dat iedereen die zijn leven wil behouden zich op maandag buiten de Sinte-Catharinapoort moet begeven waar ze hun eed van trouw aan hem moeten afleggen. Heel veel Bruggelingen gaan in op dat bevel en onderwerpen zich aan de Gentse volksleider. Wie dat niet doet en in Brugge blijft krijgt nu te maken met Francis Ackerman die hen zonder genade ter dood brengt.
9.000 dode Bruggelingen
Dinsdag 6 mei 1382. De bilan van de bloedige driedaagse is hallucinant. 9.000 dode Bruggelingen waarvan 6.000 tijdens de slag op het Beverhoutsveld, de rest in de nasleep ervan. Wat een vreselijk schouwspel levert het zicht op de grootste koopstad van het noorden in deze uren toch op! Duizenden verkoolde lijken versperren de wegen in het centrum, ze liggen hier onder de blote hemel als getuigen van een zinloze afrekening. Het lichaam van Heylaert van Poucke wordt begraven in het koor van de predikheren. Op het slagveld krijgen 4.000 lijken hun laatste rustplaats, de rest vindt zijn plekje in de omliggende kerken.
In de stad zelf worden er drie grote putten gegraven. De eerste voor het klooster van de predikheren, een massagraf voor 160 lijken. Een tweede graf voor 65 gedode poorters komt er voor de Braambergpoort. Daar dumpen ze de voornaamste poorters van de stad, samen met Jan Bovin, de gewezen burgemeester van Brugge en zijn broer Wouter met de wethouders en de dekens van de ambachten. Een derde put wordt gegraven in het oud kerkhof. Ze vullen die met de kadavers van 91 gedode inwoners. De kroniekschrijvers lijken er zich niet aan te storen dat deze drie putten absoluut onvoldoende zijn om de 3.000 gedode inwoners een plaats te geven. Of hebben ze hun cijfers opgeschroefd? Tijdens het geharrewar op zaterdag heeft een priester tijdens de processie het heilig bloed in het Minnewater gedropt uit angst dat het zou geplunderd worden.
Nadat de rust teruggekeerd is in Brugge zijn de poorters werkelijk verbijsterd als ze vernemen dat hun heilig bloed verloren is gegaan. Gelukkig is er een begijntje dat bij het water putten uit het Minnewater een glanzend voorwerp ziet dobberen en haar overste gaat waarschuwen. Beide zusters slagen er niet zonder grote moeite in om het heilig bloed uit het water te halen. Ze dragen het goedje naar hun kerk. Achteraf zullen de opgeluchte Bruggelingen in stoet hun kostbaar heilig bloed terugbrengen naar zijn gebruikelijke rustplaats. Op diezelfde dinsdag 6 mei 1382 stromen de Gentse ambachtslieden met hun dekens vanuit hun thuisstad naar Brugge waar ze hun standaarden op de markt plaatsen. Ze benoemen er op aanraden van Artevelde een zekere Pieter De Winter tot gouverneur van Brugge. Deze De Winter werd negen jaar geleden uit zijn stad verbannen omwille van zijn aandeel in de moordpartij op de wethouders van de stad.
Op een wolk van triomf
7 mei 1382. De Gentenaars vangen onmiddellijk aan met de afbraak van de Kruispoort, de Gentpoort en de Sinte-Catharinapoort, leggen daar de vesten plat zodat ze in de toekomst vlot vanuit Gent in Brugge kunnen binnenkomen. Gisteren hebben beide steden een plechtig verbond met elkaar afgesloten, 500 van de rijkste en aanzienlijkste Brugse burgers zullen als gegijzelde gevangenen te Gent garant staan om het verbond te bezweren. De buit die ze in Brugge veroverd hebben is zo omvangrijk dat de schippers op de Lieve wel vijf dagen lang bezig zijn met het vervoeren van de geplunderde goederen.
Binnen Gent krijgen ze nu te maken met een onstuimige overvloed aan levensmiddelen waardoor de prijzen in elkaar stuiken. De prijs van een maat wijn dropt op 10 dagen tijd van twaalf tot één enkele stuiver en met de rest van de prijzen der eetwaren gaat het in diezelfde richting. De steden Luik, Leuven en Parijs verheugen zich over de nederlaag van Lodewijk. Ze zijn daar maar al te goed op de hoogte van zijn trotsheid, spilwoede en geldzucht.


