Ransl (loopse vrouw)
Ransl (boodschappentas)
Rechtsweer (bloedband)
Reekan (na elkander)
Raamentn (woelen)
Raapekop (kaalkop)
Rampe (neerklapbare achterdeur)
Ranke (hoppeplant)
Ransl (loopse vrouw)
Ransl (boodschappentas)
Rechtsweer (bloedband)
Reekan (na elkander)
Reeke (rij)
Reep (lang dik touw)
Reeveltje (wekker)
Reewr (aflegger van dode)
Reewstront (laatste kak van stervende)
Reuve (wondkorst)
Riefjeraftje (gemeen volk)
Rienkevieln (benieuwd rondkijken)
Riepte (schurft)
Rieschiern (wagen)
Riestepierre (selder/viagra)
Riksche (rijtje)
Rim (rijp/bevroren dauw)
Roendgapn (rondkijken)
Roggel/Rochel (reutel)
Roidn (pezige magere man)
Rondbiezn (snel rondlopen)
Ruddekokke/ruddekokkokke (schommel)
Russchr (schuurbezem)
Ruttelaare (tegenspreker)
Rutter (driepikkel/drogen hooi)
Ruuke (kluit aarde)
Ruulokte (ruw handelen)
Ruuzeldoof (hardhorig)
Uit 900 Westhoekse dialectwoorden van Adhemar Vandroemme.
Article Tags:
bezem · bloedband · boodschappentas · driepikkel · hardhorig · ransel · reep · reeuwer · riestepierre · rijtje · rinkevillen · riskeren · rochel · roefjerafje · ruttelaare · ruulokte · ruuzeldoof · selder · viagra · wagenArticle Categories:
naar de bronnen van onze taal

