banner
Jul 4, 2019
1757 Views

Kroniek van Reningelst

Written by

Volgens een geacht boekwerk bestond het bisdom van Terwaan omtrent het jaar 774 reeds uit 800 parochies, verdeeld in 25 dekenijen. Men mag veronderstellen dat Reningelst onder de parochies van deze tijd begrepen was

banner

700-800
Volgens een geacht boekwerk bestond het bisdom van Terwaan omtrent het jaar 774 reeds uit 800 parochies, verdeeld in 25 dekenijen. Men mag veronderstellen dat Reningelst onder de parochies van deze tijd begrepen was; dat is zelf waarschijnlijk. Omdat men geen gewag vindt van een namalige inrichting, terwijl het jaar van enkele parochies zoals Zuidschote, Woesten, Avekapelle, enz… die later ingericht zijn, bekend is in de geschiedenis.

900-1000
Omtrent het jaar 1000 geschiedden er veranderingen in de heerlijkheid van Poperinge, welke, in of omtrent 661, door Walbertus, graaf van Arques en heer van Poperinge, geschonken was aan de abt van Sint-Berten. Er ontstond een wereldlijk bestuur dat, volgens de archieven van Poperinge naar het schijnt erfelijk was in de familie of het geslacht van Reningelst.

1100-1200
Waarschijnlijk bestond het nieuw bestuur van Poperinge maar tot aan de tijd van de regering van graaf Hapkin, die volgens Jacobus Marchantius, de oude begiftiging gedaan aan de abdij van Sint-Berten bevestigde. Ook vindt men geschreven dat er in het jaar 1107 een overeenkomst gemaakt werd tussen het bestuur van Poperinge tussen Lambertus, abt van Sint-Berten en Lambertus van Reningelst.

Korte jaren daarna komt Lambertus, heer van Reningelst, andermaal tevoorschijn; hij ondertekend, naast andere mannen van de graaf een akte van goedkeuring waarbij Karel de Goede een gift van 60 gemeten land aan de abdij van SintNiklaas te Veurne bevestigde.

In het jaar 1161 was Reningelst reeds ontslagen van het rechtsgebied der kasselrij van Veurne, zoals Sanderus beweert, en dat ter gelegenheid van het aanhalen der oorkonde waarbij Theodoor van de Elzas, graaf van Vlaanderen, de vrijdom verleende aan Woesten en deze plaats tot parochie verhefte.

In het jaar 1218 wordt er gewag gemaakt van Beatrix van Reningelst die, krachtens een artikel van haar testament het klooster van de Nonnenbossen bij Ieper begiftigde met een jaarlijkse rente van anderhalf razier haver en een avot tarwe.

In 1235 gaven Jan van Gistel, de heer van Voormezele en Isabella van Voormezele, zijn echtgenote, hun tiende van Reningelst aan de proost en het convent van Sint-Maarten te Ieper, zoals blijkt in de geschriften van goedkeuring door Radulf de bisschop van Terwaan en van Margareta, de gravin van Vlaanderen.

Het blijkt uit een brief, geschreven in 1276 door de officiaal van het bisdom van Terwaan dat de kerk van Reningelst in die tijd bediend werd door twee priesters. Te weten een pastoor en een kapelaan. In de jaren 1100 en 1200 kwam het gebruik van de familienamen in zwang. De heren en edellieden aanvaardden gewoonlijk de titel van hun bezittingen of heerlijkheden als hun familienaam. Hun afstammelingen behielden dezelfde familienaam, Op die manier zijn Reningelst en Clijtte familienamen geworden.

1300-1400

Men vindt in 1329 een begijn, genaamd juffrouw Maria van Reningelst en in 1340 een schepen in Ieper met de naam van Willem van Reningelst. Gelijkaardig wordt er in 1329 gewag gemaakt van Jehan de la Clyte en in 1387 van Henri de le Clyte, beide schepenen te Ieper.

In de 14de eeuw, toen de lakenweverij onder de bevolking van Vlaanderen in haar hoogste bloei was, ontstond er een hevig geharrewar tussen de Ieperse en Poperingse wevers. De Ieperlingen die vergaten dat de zon voor elk schijnt, en niet konden dulden dat de lakenfabriek te Poperinge en omgeving zo goed draaiden, poogden de nijverheid daar te beletten en te vernietigen. Ze vielen met tweehonderd man binnen in het Poperingse, verjaagden de wevers en gaven zich over aan allerlei buitensporigheden zoals plunderingen enz..

Te Reningelst aangekomen staken ze het vuur in ’t dorp omdat de bevolking de wapens had opgenomen, ten einde zich te verdedigen. Zo heeft de nijd van mededinging, of zoals met zegt de jaloersheid van ambacht ondertussen de triestigste gevolgen wanneer die zelf niet door de godsdienst kon beteugeld worden. De handschriften die vertellen over deze kleine oorlog verschillen van elkander in het aanwijzen van het exacte jaar. Volgens de enen zou dat in 1328 gebeurd zijn en volgens anderen in 1344.

In 1446 overleed Gerardus de Courtewylle, heer van Reningelst en hij werd begraven in de kerk van Watou, welke heerlijkheid hij ook bezat.

1500-1600
Ten jaren 1504 stierf Lodewijk de Courtewylle, zoon van Gillis, heer van Reningelst. Zijn lichaam werd vervoerd naar de familiekelder in de kerk van Watou. In de 16de en 17de eeuw zijn er ook enkele daadzaken te vermelden wegens de generaliteit van de acht parochies waaronder Reningelst begrepen was.

De generaliteit der acht parochies met haar branken en spleten, zoals men zei, was een landsstreep die zich uitstrekte, en links en rechts kronkelde van Loker tot aan Nieuwkapelle. Gedurende verscheidene eeuwen kwam ze in relatie met de kasselrij van Veurne, in de welke men de keure van het ambacht onderscheidde. De keure van de kasselrij bestond uit dorpen die aan de majesteit toebehoorden, en het ambacht uit dorpen en heerlijkheden van bijzondere vazallen en heren. De acht parochies met hun aanhangels stonden niet onder het bestuur van de keur, maar waren het eigenlijke Veurne-Ambacht, en betaalden samen met de kasselrij de gewone en buitengewone lasten van het land. Zolang ze met de kasselrij verenigd waren, hadden ze het recht van naar de Veurnse vergaderingen uitgenodigd te worden, telkens als er beraadslaagd werd over het aanvaarden van lasten aangevraagd door de majesteit.

In het jaar 1758 vond men het geraden de generaliteit helemaal af te scheiden van de kasselrij van Veurne, zodanig dat ze voortaan op haar eigen afzonderlijk de lasten en de onkosten van het land zou behandelen. Volgens haar nieuwe orde hield de generaliteit haar vergaderingen te Elverdinge. Ieper dorp en ieder lid, ten getale van 22, zonden hun baljuw en griffier naar deze vergaderingen die door de baljuw van Elverdinge voorgezeten werden.

Van onheuglijke tijden bezat deze vergadering het recht van wetten en ordonnanties te maken voor het hele district. Zo steld ze in 1573 vast dat alle taverniers binnen de acht parochies en branken hun bieren, zowel inlandse als uitlandse, niet hogen dan twee schellingen parisis per stoop mochten verkopen, op een boete van zes Parijse ponden. Ze verbood eveneens enige wijnen bij de tap te verkopen voor de prijs ervan was gesteld door de heer en de wet van de heerlijkheid waar men deze dranken zou venten, op een boete van 12 ponden.

Eindelijk gaf ze aan al de ingezetenen van het grondgebied verbod van op de heiligdagen en werkdagen na 7u ’s avonds in de herbergen te drinken of er te zitten, en dat op een boete van 3 ponden te verhalen op elke overtreden, en op dubbel boete voor de weerden die dat toelieten…

Uit het parochieboek van Reninghelst

Article Categories:
vergeten geschiedenis
banner
http://www.dekroniekenvandewesthoek.be

Vlaamse geschiedenis zoals je die nog nooit beleefd hebt!

Geef een reactie

Uw e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *