Het jaar 1323. De nieuwe graaf zit nog geen jaar in het zadel. Een nieuwe procureur, een ontvanger, een tros ambtenaren met “rechterlijke” macht en hun aanhang van bedienden zwaaien de plak over Vlaanderen. De belastingen lopen op. De pointingen voelen aan als een verschrikking voor de ambachtslieden. De bureaucratie is onpersoonlijk en zonder scrupules. Het volk wil wel de belastingen betalen, wil wel bijdragen tot de herstelbetalingen aan het Franse hof, maar de manier waarop die worden opgeëist, tart elke verbeelding. Afpersing en willekeur alom. Net nu de levensomstandigheden zo fel achteruit zijn gegaan, wordt de fiscale druk op de mensen genadeloos opgevoerd. Valt het te verwonderen dat het groeiende onbehagen weer eens zal uitmonden in een nieuwe crisis?
Er ontstaat een broeihaard van ongenoegen in de regio Veurne-Ambacht. Midden tussen het volk dat men in die tijd ietwat respectloos “het gemeen” noemt. In 1323-1324 is er op den buiten sprake van een samenzwering van “li compagnons de l’esmeute” die zich aansluiten met gelijkgestemden uit Veurne, Nieuwpoort en Lombardie. Ze zweren dure eden om iets te doen aan de willekeur van de keurheren en de pointers. Het landbestuur moet veranderen, er moet een nieuwe wet komen waar ze zich zullen aan onderwerpen.
Een uitgebreid rechtscollege onder leiding van Robrecht van Cassel onderzoekt de claim van het bondgenootschap en komt tot de vaststelling dat er inderdaad sprake is van slecht bestuur, geldverduistering en geknoei met de belastingen door de aangestelde ambtenaren. Er worden straffen uitgesproken tegen dertien pointers die elk meer dan duizend pond moeten teruggeven aan het gemeen. Ze worden beschuldigd van verkwisting van ’s lands middelen en ze worden verbannen. De manier van het inzamelen van de gelden wordt afgeschaft. Er is niet langer plaats voor de “beryders” met hun bandietenmanieren.
Het oordeel van Robrecht van Cassel oogt perfect voor de mensen. Maar de bijkomende maatregelen zijn nefast. Er volgt een echte kaakslag voor de fiere boeren. De vrije landhoudersfunctie wordt afgeschaft. Er komt een strikt voorgeschreven manier voor het innen van de belastingen en de controle op de rekeningen. Het oproer dat aan de basis lag van de rechterlijke uitspraak, wordt strikt aan banden gelegd. Het is voortaan verboden om nog verbonden aan te gaan, eden en beloften af te leggen, de klokken te luiden om het volk bijeen te roepen. Het aanstellen van hoofdmannen wordt verboden. Ieder die zich schuldig maakt aan verboden kliekjesvorming zal schuldig verklaard worden “op lijf en goed aan vredebreuk, moord en vijandschap” tegenover de graaf van Vlaanderen.Het is de beginperiode van het bondgenootschap van het gemeen. Eén van de hoofdmannen van het bondgenootschap is Nikolaas Zannekin van Lampernisse.
Een “waaghals zonder weerga”. Hij wordt aangesteld als hoofdman van Veurne-Ambacht. Zijn grootvader heeft met zijn zonen de polder op de zee en de IJzerdelta veroverd. Zijn vader heeft vele helpers een vrij bestaan geschonken en op Groeningeveld zijn bloed voor Vlaanderen geofferd. Nikolaas Zannekin zal uiteindelijk de hoofdrol opeisen in het smeulende verzet en bij de gebeurtenissen van de volgende jaren. Het “kleine volk” van de Westhoek, uit de bossen van West-Vlaanderen, en van het Brugse Vrije sluit zich aan bij het bondgenootschap van Zannekin.
Het volk is meer dan woedend op iedereen die, al dan niet actief, deelneemt aan het beleid van de graaf. Kop van jut zijn de keurheren, de schepenen, de rijke en perverse burgerij, en natuurlijk de adel die zich zoals gewoonlijk tussen de gezagsstructuren heeft genesteld. Het zijn die edelen en patriciërs die er voor zorgen dat de boetes en belastingen verder worden opgedreven. Achterstallen en annuïteiten die in hun eigen zakken verdwijnen. Het komt voor de mensen over als een kaakslag als de onlangs gestrafte en verbannen keurheren na een tijd opnieuw in hun vroegere functies worden hersteld. Het zal niet lang meer duren vooraleer de spreekwoordelijke druppel de emmer zal doen overlopen. De situatie is wraakroepend.
Het spel zit op de wagen. De mensen van de polders en van de Westhoek, gaande van Veurne, Sint-Winoksbergen en Broekburg smeken gewoonweg om zich te mogen aansluiten bij de “compagnons de l’esmeute” onder leiding van de aanvoerder Nikolaas Zannekin die iedereen ophitst tot gewelddaden en massaal protest. En vooral om niet langer belastingen te betalen. Het volk begint een revolutie die eigenlijk ongezien is in het rurale Vlaanderen. De revolte van de Westhoek verspreidt zich haast organisch over de hele westelijke kant van Vlaanderen. Nikolaas Zannekin zelf is een niet onvermogende landeigenaar. Geboren te Veurne, stamt hij af van één van de voornaamste adellijke huizen van de stad. In Lampernisse is hij zowat de belangrijkste landbouwer met achttien hectare land in eigendom. Zijn relatie met het elitaire bestuur van de Casselrij Veurne-Ambacht is bij de aanvang van de revolte in 1322 al ernstig verstoord. Zit Groeninge hier voor iets tussen?
Dat wordt merkbaar in 1323 als hij uit Veurne verbannen wordt. Zijn sterke persoonlijkheid en zijn fundamenteel onrechtvaardigheidsgevoel maken hem bijzonder populair bij het gemeen. Het is echt niet verwonderlijk dat Zannekin besluit om zich te vestigen in het belangrijke Brugge waar hij de status van “haghepoorter” krijgt. De Vlaamse Bruggelingen ontvangen hem met de glimlach en bieden hem de functie aan van dijkgraaf. Hij wordt aangesteld als schout over de moeren en delta’s, waar geen patriciër uit Veurne of Duinkerke ook maar één voet durft te wagen. Hier kan hij maximale druk uitoefenen op de slagkracht van zijn “compagnons”.
De jonge Lodewijk van Nevers heeft na de rellen in Brugge en Sluis graaf d’Aspremont aangesteld als bestuurder om orde op zaken te komen stellen in de woelige Westhoek. De machtshebbers van Ieper, Brugge en Gent worden verzocht d’Aspremont bij te staan en om de situatie uit te klaren. De graaf zelf verblijft in het Franse Gray-sur-Saône. Het blijkt al snel dat de opstand van de bevolking escaleert. De steden smeken al enkele maanden bij de graaf om ter plekke te komen en de explosieve situatie te ontmijnen, maar Lodewijk is vooralsnog niet ingegaan op die smeekbede.
Als d’Aspremont finaal dreigt de controle te verliezen, roept hij zijn graaf op om begin februari 1324 onverwijld terug te keren naar Vlaanderen. Lodewijk keert nu eindelijk terug en organiseert een ijloverleg met de grote steden. Zonder veel resultaat. De toestand is inderdaad niet rooskleurig. De gewelddaden van het gemeen ontaarden die winter in massale onlusten. De burgeroorlog is uitgebroken. Met hele benden rukt het volk op naar onder andere Veurne, waar de schepenen, de heren van stand en ieder die te maken heeft met de schandalige pointingafpersing gevangen gezet worden. Hun huizen worden in brand gestoken of vernietigd. Vooral de baljuws zijn kop van jut.
Dit is een fragment uit boek 3 van De Kronieken van de Westhoek


