Anno 1928, begin november zou men beginnen aan het leggen van de vloer in de kapel van Onze-Lieve-Vrouw van Thuyne en die van de Heilige Jozef, in de Sint-Maartenskerk. Men was reeds bezig met het wegnemen van de stelling ter plekke. De bogen in gele oude brieken waren reeds gestoken en deden prachtig aan. Binnenkort zou men een begin maken met het inzetten van de kerkramen zodat we mochten hopen dat er middel zou zijn om aanstaande Pasen al de goddelijke diensten te kunnen bijwonen.
Anno 1928, op de 5de november, om 15u gebeurde er een zonderling voorval in Sint-Jan. Karel Dewulf was aan het dekken van zijn beetraaphoop. Terwijl hij een asemtje haalde, ontstak hij zijn pijp en trok er zoals gewoonlijk nogal duchtig aan. Een ‘vuursperk’ moest op de grond gevallen zijn en het toeval, dit wispelturig ding, wilde nu dat die genster op Engelse corditie (oorlogspoeder) gevallen was. Deze corditie doe door het wegnemen van de aarde blootgekomen was, schoot in brand, nog rapper dan een wijf in colerie schoot. Karel die hierin niet veel van zou verschieten, deed daarvan wel als hij de vlammen tot in de top van de bomen zag laaien. De telefoonlijnen die juist langs Karels beetraaphoop voorbij liepen en die 5 meter hoog hingen, waren juist in de baan van de vlam. In een haai en een draai lagen ze allemaal gesmolten op de grond, helemaal dooreen gestrengeld. Karel stond daar stom, machteloos en verbaasd de uitwerking van het vernielend element aan te staren, terwijl het voorval zich verder bij onze telefoon aangesloten ontwikkelde.
Een abonné moest het telefoonmiddenbureel opbellen. Het gevolg was dat alle acht bellen van onze aangeslotenen begonnen te klinken en uit een niet klaar te trekken stemmengeluid meende Vosje verstaan te verstaan dat hij ievers moest gaan jagen. Het docht Kalies dat hij een stier hoorde brullen. Juultje dacht te verstaan dat de keuns in Londen fel opgegaan waren en dat hij in Roeselare wel geld aan de burgemeesters geiten verdiend had. Wiestje Colle zegde later: ”k geloofde dat den dui…du…duivel met zijn steert in mijn telefoon vernesteld zat.’ Met lofbare spoed werden de draden reeds de dinsdagmorgen bij het krieken van de dag hersteld.
Anno 1928, op de 11de november, werd de 10de verjaardag van de wapenstilstand herdacht. Ondanks het slecht weer had de Ieperse bevolking met geestdrift de oproep van het bestuur van de harmonie ‘Ypriana’ beantwoord. Waar de stoet voorbijtrok zagen de straten zwart van het volk en een grote menigte vergezelde de muziek op heel de doortocht. Een aantal mooie vaandels en vlaggen wapperden in de grijze lucht terwijl de harmonie onverpoosd haar meest opwekkende stapmarsen uitvoerde. Bij de meewerkende maatschappijen werd de postfederatie ten zeerste opgemerkt. Onder de Britse zegeboog was er geen plaatsje meer te vinden en bij het gedenkteken van de Ieperse gesneuvelden was het volk in dichte scharen toegestroomd om de plechtigheid bij te wonen. De uitvoering door de harmonie van ‘La Morte d’Ase’, het ‘God save the King’, en de ‘Brabançonne’ maakte diepe indruk, net zoals het klaroengeschal ‘The Last Post’ en de ‘Taptoe’ van de hoornblazers van onze brandweer. ‘Het Ypersche’ beschouwde het als haar plicht zijn diepe erkentelijkheid te betuigen aan de heer Aimé Gruwez, voorzitter van de harmonie Ypriana om het heerlijk initiatief dat hij genomen had om de 10de verjaardag van de wapenstilstand op plechtige wijze te doen herdenken.
Anno 1928, op de 11de november, begon het Zaalhof dat zolang een deerlijk uitzicht had gehad nu stillekens te verbeteren. Voor het ogenblik waren ze begonnen met het leggen van twee nieuwe straten, iets wat broodnodig was. De Tegelstraat zou ook haar verlenging krijgen met de huizen van eigenhaard en de Ieperleestraat zou op haar beurt een heel deftig voorkomen krijgen. Voeg daarbij dat, in de Arsenaalstraat ook 13 huizen, toebehorende aan de fabrikant zouden opgetrokken worden, met de rug gekeerd naar de spinnerij welke men daar aan het bouwen is, en dat al te samen zou maken dat het oude beruchte Zaalhof helemaal op zijn beste zou komen. Nu enkel nog wat geduld!
Anno 1928, op de 18de november, gebeurde er in Hollebeke opnieuw een wreed ongeluk. Er waren nu al 6 parochianen verongelukt op 9 maanden tijd. Nog twee ongelukkige slachtoffers waren de droevige lijst komen vergroten. De echtgenoten Leroy Isidoor en Leontine Baelen, 30 en 27 jaar oud, wonende te Hollebeke, reden vandaag zondag per moto naar Ieper. Aan de ijzeren weg met balbarrelen van de ‘Lange Kalseide’ werden ze gevat door de trein van 10u, komende van Brussel. De ijzerduivel had zijn moorddadig werk verricht. De vrouw werd helemaal vermorzeld. De man, een arm en been af, met vreselijke wonden in buik en rug, stierf 1 uur nadien in de grootste pijnen. Een pater hoorde nog zijn biecht en gaf hem de Heilige Olie. Hij bleef bij zijn verstand tot de laatste stond terwijl hij vroeg naar zijn vrouw. Ongelukkige echtgenoten en …twee droevige weesjes die achter bleven. Donderdag te 9u30 waren ze in de kerk van Hollebeke plechtig begraven, onder een grote volkstoeloop! Het was een hartverscheurende aanblik in de kerk met die twee lijkkisten achter elkaar. Nooit bromde de doodsklok zo akelig. Elkendeen was diep getroffen en prevelde een stil gebed.
Anno 1928, op de 21ste november, woensdagnamiddag rond 16u was er brand ontstaan in het Sint-Jozefsgesticht aan de Menensteenweg. Nauwelijks was er alarm gegeven of onze dappere pompiers waren al in weinige ogenblikken ter plaatse. Dikke rookwolken stegen uit het dak van het achtergebouw toen opeens de vlammen er uit oplaaiden en dreigden snelle uitbreiding te nemen. Maar onze brandweer was reeds met haar materiaal strijdvaardig en stromen water werden op het vuur uitgestort. Na korte tijd onversaagd werken waren ze de toestand meester en konden ze alle verdere uitbreiding beletten. Toen het begon te donkeren was het vuur reeds uitgedoofd. De schade door de brand aangericht was nogal beperkt, gelukkig want het had veel erger kunnen zijn. Naar alle waarschijnlijkheid zou de brand ontstaan zijn aan een stuk hout die niet genoeg afgezonderd was van de schouw van de centrale verwarming.
–
Uit ‘De Grote Kroniek van Ieper’ (werk in opbouw)


