banner
mrt 24, 2025
115 Views
Reacties uitgeschakeld voor Ontsteltenis over Vlaanderen

Ontsteltenis over Vlaanderen

Written by
banner

22 juli 1328. De strijdmacht van Frankrijk verzamelt zich bij Atrecht. 176 banieren verdeeld in 10 afdelingen, de ban en de achterban van de Franse feodaliteit. Mannen van de Provence en de Languedoc vermengen zich met soldaten uit Holland en Henegouwen. Gewapende mannen uit Bohemen, Genuese boogschieters, krijgsvolk van de hertogen van Bourgondië, Oostenrijk, Bretagne, Lorreinen, Bourbon, met lieden van de koning van Navarra en nog veel meer schoon volk. Het is een ontzaglijke krijgsmacht van maar liefst 90.000 soldaten die ze daar te zien krijgen in Atrecht.

Daarbij hebben zich eveneens enkele honderden mannen uit Gent en Oudenaarde aangesloten. Een gelijkaardige groep houdt de rebellen ondertussen bezig in het noorden van West-Vlaanderen. Ze trekken onder het bevel van Hector Vilain naar Biervliet van waar ze de hele Scheldeoever tot aan Cadzand aflopen terwijl ze al de dorpen onderweg plunderen en verwoesten. Filips van Artesië geeft ondertussen opdracht aan zijn eigen troepen om naar de Leie te trekken. Een schimmig manoeuvre die de Vlamingen om de tuin zou moeten leiden.

Tegen al dat Franse geweld kan Nikolaas Zannekin amper 10.000 man tegenover stellen. En toch twijfelt hij niet aan het welslagen van deze oorlog. Hij krijgt de steun van Boonen, Janszone en de andere rebellenleiders. De Vlaamse boeren en ambachtslieden vertrouwen hem en geloven rotsvast in een klinkende overwinning. Zannekin verwacht de hoofdaanval van de Fransen op de hoogte van Cassel en trekt er met de ruggensteun van Winok Fierens naartoe. Ze leiden hun troepen van Veurne, Broekburg, Nieuwpoort, Poperinge en Cassel zelf.

De Bruggelingen en de Vrijlaten gaan met 6.000 man onder het beval van Zeger Janszone richting Leie in Doornik terwijl de Ieperlingen en de Kortrijkzanen de weg naar Rijsel inslaan, het hoofdkwartier van de graaf. Tegen die tijd heeft Filips van Valois de Vlaamse grens bij Blaringem overschreden en rukt hij op tot aan de Peene, een kleine rivier die zich via de zuidflank van de Casselberg zowat vijf uur verder verenigt met de Ieperlee.

Het is hier aan de Peene dat Robrecht van Cassel als een eersteklas Judas zijn diensten komt aanbieden bij Filips van Valois. Hij acht de zaak van de opstandelingen verloren en kiest voor de sterkste partij. Strategisch heeft Zannekin het wel goed bekeken om zich bovenop de Casselberg te verschansen. De heuvel is een niet te nemen hindernis voor de met ijzer beslagen oorlogspaarden van de Franse ridders. Terwijl de Fransen hun hoofdkamp opslaan bij de Peene probeert het Franse voetvolk (de bidauds) tevergeefs op te rukken naar de top maar daar worden ze langs alle kanten teruggedreven. Een wetenschap die niet naar de zin is van koning Filips van Valois. Hij zal zijn strategie moeten aanpassen anders wordt het hier een maat voor niets.

22 augustus 1328. De koning past zijn tactiek aan. Hij verplaatst zijn basiskamp verderop aan de Peene, langs de weg naar Waten. Van hieruit vormt hij nu een bedreiging voor Sint-Winoksbergen, Wormhout en Broekburg. Het lijkt er wel op dat hij het erfgoed van Robrecht van Bethune voor altijd wil afknippen van Vlaanderen. Robrecht van Cassel mag direct bewijzen of hij het effectief meent met zijn steun aan Frankrijk. Hij mag het vuile werk opknappen, nota bene de zoon van graaf Robrecht van Bethune krijgt het bevel om de vruchtbare vallei ten noorden en ten westen van de Casselberg aan brand en plundering te onderwerpen. Valois hoopt hiermee de Vlamingen van de berg te lokken om hun broeders daar beneden ter hulp te gaan snellen.

Tijdens de daaropvolgende nacht zien Zannekin en zijn mannen de gloeiende brandhaarden in de omgeving van de Casselberg. Bij het eerste daglicht beseffen ze wat er gebeurd is. De ongetwijfeld gefrustreerde vrijheidsstrijders ervaren voor het eerst de afgrijselijke tonelen die zich daarbeneden aan het afspelen zijn. Ze horen tot hun ontzetting de weeklachten van de radeloze vrouwen, de angstkreten van de grijsaards, het gehuil van de kinderen. Hoe zwaar hen dat ook mag vallen, toch geven de Vlamingen geen krimp. Terwijl de bende van Robrecht van Cassel afgemat terugkeert naar zijn kamp bespeuren de troepen van Valois niet de minste beweging op de berg zelf.

Maandag 23 augustus 1328. 15u. Een snikhete namiddag. De Franse ridders hebben hun wapens even terzijde gelegd en vervelen zich wat met schaken en met de teerlingen. De Vlaamse legerhoofden zitten bijeen om de strategie te bespreken. De meningen zijn verdeeld. Een deel verkiest te wachten tot de Bruggelingen gearriveerd zijn, anderen menen dat het beter zou zijn om de Fransen ’s nachts in hun tenten te overvallen. Zannekin verwerpt beide voorstellen met het argument dat ze blijkbaar in hun broek schijten voor de Fransen.

De koning van Frankrijk, vijand nummer één bevindt zich hier vlak onder hun neus. De Vlamingen hebben nu al zo lang gewacht om hun vijanden te treffen. Nu is het moment om de koe bij de hoorns te pakken, terwijl ze zitten te lummelen en te suffen, kunnen de Vlamingen daar gebruik van maken om hun slag te slaan. Zannekin kent de situatie in het Franse kamp. Hij was zo verdomd vermetel om zich verkleed als visser in het vijandelijk kamp te wagen en weet hoe slecht de wacht daar wordt gehouden. Zijn enthousiaste donderpreek krijgt een geestdriftige reactie van de mannen. Het moment is aangebroken om nog deze middag af te rekenen met de Franse vijand.

De aanval wordt direct ingezet. De Vlamingen begeven zich geruisloos in de richting van het Franse legerkamp. Verdeeld in drie groepen, Zannekin zelf voert de derde legerschaar aan. Het duurt allesbehalve lang voor ze zich al in de buurt van de tenten bevinden. Zannekin heeft ondertussen al de nabijheid van de koninklijke slaapplaats bereikt. De Vlamingen lopen al tussen de Franse baronnen die zich nog altijd van geen kwaad bewust zijn. Ze krijgen nauwelijks de tijd om hun wapenuitrusting te grijpen wanneer de eerste Vlamingen al toeslaan.

De hertogen van Bourgondië, Bretagne en de graven van Bar, Boulogne en Savoie weten al hoe laat het is en lopen allen min of meer zware verwondingen op. Filips van Valois houdt zijn siësta na een copieuze maaltijd wanneer de geestelijke die nooit van zijn zijde wijkt het plots uitschreeuwt dat de Vlamingen het kamp aan het aanvallen zijn. De koning lacht hem uit als zijnde een praatjesmaker, maar nog geen minuut later stromen vele ridders al toe om hun koning in bescherming te nemen. Veel anderen vluchten weg. Of Zannekin al dan niet oog in oog komt te staan met Filips van Valois lijkt me niet duidelijk. Nogal wat geschiedschrijvers komen met zeer uiteenlopende scenario’s. Het staat wel vast dan de koning de dans ontspringt en zo de plannen van de Vlamingen onderuit haalt.

Robrecht van Cassel en de graaf van Henegouwen veroorloven het zich om het bevel van het Franse leger op zich te nemen. Ze ontplooien de divisies in goede orde rond hun koning, ongeduldig om zich te wreken op de Vlaamse onbeschaamdheid om hen hier in hun eigen kampplaats te willen aantasten. Aan Vlaamse kant heeft Zannekin zijn manschappen in een grote kring opgesteld en mikken de Vlamingen met hun gepunte knotsstokken op de borsten van de paarden. Niet de slimste opstelling natuurlijk, ze laten zich eigenlijk zelf omsingelen en tegen deze meerderheid is hun gevecht al van meet af aan een verloren zaak. Dapper zijn ze zeker met zijn allen, maar feit is wel dat op enkele uren tijd hier 16.000 Vlaamse jongens sneuvelen. Geen enkele van hen zal ooit terugkeren. Drie reusachtige stapels lijken zijn het resultaat. Diezelfde avond gaat Filips van Valois de stad Cassel binnen waar hij alles in brand laat steken. De duisternis is al ingevallen als hij in het schijnsel van de brandende huizen terugkeert naar zijn kamp. Zijn mannen moeten bijlichten met hun toortsen zodat Valois niet over de lijken van de Vlamingen zou struikelen.

Het is afgelopen met Zannekin. Een diepe ontsteltenis maakt zich meester over Vlaanderen. De gemeentelijke troepen van Brugge die onderweg waren naar Cassel houden stil bij Diksmuide wanneer ze op de hoogte gebracht worden van de dood van Zannekin. De Ieperlingen bevinden zich op dat moment het dichtst bij de Casselberg. Ze zouden zich in principe verder kunnen verdedigen achter hun pas opgebouwde buitenvesten, maar ze vrezen (vermoedelijk terecht) een totale uitroeiing als ze het zo ver zouden laten komen. Ze sturen integendeel enkele boodschappers naar de koning om zijn goedertierenheid af te smeken. In Brugge is de schok geweldig. De inwoners laten de lelievlaggen wapperen en dwingen hun bestuurders ertoe om de sleutels van de stad over te leveren.

Het Franse leger wacht niet lang om de puntjes op de i te komen plaatsen in Vlaanderen. De manschappen marcheren overlangs Poperinge tot aan Ieper. De Ieperse wevers zijn het er niet mee eens dat hun magistraten vergiffenis vragen aan de Fransen. Ze weigeren deel te nemen aan dit verraad. Een priester van de parochie van Sint-Michiels heeft vanaf zijn preekstoel opgeroepen om zich te verzetten en de wapens op te nemen. Maar dat zijn allemaal vijgen na Pasen. Miles de Noyers is al met zijn Franse ridders binnengedrongen in de binnenstad. De rebelse pastoor en veertien van zijn vrienden verschansen zich in een versterkte woning. De Fransen maken er niet veel tamtam van; ze steken het huis in brand waardoor de mensen binnenin met zijn allen door het vuur verteerd worden.

Enkele dagen later keert Filips van Valois al terug naar Frankrijk. Hij is gehaast om als grote triomfator en redder van het vaderland zijn intrede te doen. Het Franse leger voert een rijke buit met zich mee. In zijn zog 1.400 Vlaamse gijzelaars, uitgekozen onder de poorters van Ieper en Brugge. Ze zullen garant staan voor een totale onderwerping van de Vlaamse gemeenten aan de troon van Frankrijk. Lodewijk van Nevers, de graaf van Vlaanderen krijgt nog een stevige uitbrander. Als de koning nog één keer moet ingrijpen om Vlaanderen onder controle te krijgen zal hij daar zelf de sigaar van zijn. De graaf moet zeer aangedaan zijn door de woorden van Filips van Valois en houdt grote kuis. Nog voor het einde van 1328 zal hij 10.000 Vlaamse tegenstanders liquideren.

In Brugge laat hij de stad in zes kwartieren indelen, de inwoners ervan worden allemaal aan een streng onderzoek onderworpen. Wie door de mand valt verhuist naar Damme waar hij of zij onderworpen wordt aan een batterij van martelwerktuigen. In Ieper worden de ambachten en neringen ‘vertiend’. Stel u voor; één op de tien wordt genadeloos afgemaakt. Lambrecht Bovijn, de kapitein van het Vrije en Jan van Dudzele die zichzelf had aangesteld als ontvanger-generaal van Vlaanderen sterven op het rad. Willem de Deken, de oud-burgemeester van Brugge heeft zich tijdig uit de voeten gemaakt naar Brabant. Hij heeft natuurlijk dikke pech als de hertog van Brabant hem oppakt en uitlevert aan de koning van Frankrijk. Hij wordt naar Parijs gevoerd en daar aan de paal van de galg gebonden.

Nadat men hem zijn beide handen heeft afgehakt maakt de Franse beul de Bruggeling vast op het rad. Even later maakt hij hem bloedend en verminkt weer los omdat men vreest dat hij te vlug zou kunnen sterven. De volgende dag laat men Willem de Deken door vier paarden uiteenrukken. Nadien worden zijn overblijfselen aan de grote galg van Montfaucon opgehangen. Een afgrijselijk schouwspel dat duidelijk maakt aan de Parijzenaars dat hun koning Filips van Valois geen vergiffenis zal schenken aan opstandige gemeenten. Ik maak me toch wel de bedenking hoe iemand met afgehakte handen nog zo lang in leven kan gebleven zijn.

Dit is een fragment uit Boek 9 van De Kronieken van de Westhoek

 

Article Categories:
fragment uit deel 9
banner
http://www.dekroniekenvandewesthoek.be

Vlaamse geschiedenis zoals je die nog nooit beleefd hebt!

Comments are closed.