De leeggelopen kust- en Scheldestreek is al vanaf de 4de eeuw deels herbewoond door Saksische groepen die hun Germaanse cultuur en taal met zich meebrengen. Daarvan getuigen de ontelbare Germaanse dorpsnamen die we op vandaag nog kennen. De Salische Franken zelf vestigen zich in de 5e eeuw in het huidige Noord-Frankrijk en Wallonië, vooral rond de steden Kamerijk, Doornik en Bavay. Ze assimileren zich met de plaatselijke Gallo-Romeinse bevolking. Hierdoor ontstaat er aan de grens tussen Vlaanderen en Frankrijk een Germaans-Romaans menggebied.
In het jaar 405 krijgt de erg christelijke Germaanse kapitein Amphiguisus gewapenderhand de macht in handen over het land en de heerlijkheid van Buck. Een jaar later wordt de Frankische hoofdman en verzetstrijder Marcomer gekroond tot eerste koning van Frankrijk. Buck is in die tijd een gebied aan de zeekant, met ontelbare meren, ‘marascagie’, zeekuilen, meersen, kreken, polders en schorren waar de Noordzee in het eindeloze ritme van eb en vloed doorheen vloeit. De zee krijgt vrij spel over dat uitgebreide kustgebied van Buck.
Geen dijk of duinen zijn er om het zoute zeewater van de laagvlakte ten westen van de lijn tussen Roesbrugge en Aardenburg af te houden. Het achterland van Buck bestaat grotendeels uit ‘boschagie’, bossen en wildernis. Het is het meest westelijk gelegen aanhangsel van het bos van de Ardennen. Hier zwerven grote groepen wilde dieren rond, in het bijzonder reebokken, ‘bucken’, die uiteindelijk deze naam aan het toenmalige Vlaenderen schenken: ‘het land van Buck’. Gevangen tussen de wouden bevinden zich het dorp Oostburch en de stad Rodenburch, die later Aardenburg zal genoemd worden. Halfweg tussen de koopsteden Ardenburch en Oudenburch kunnen de handelaars en kooplui overnachten in drie herbergen.
Om de herbergen te bereiken dienen de reizigers een grote en brede zeeader over te steken. Ze maken hiervoor gebruik van lange houten brug. De Frankische en Saksische handelslui noemen de brug ter hoogte van de herbergen ‘Bruchstock’. Uiteindelijk zal die naam de plaatsnaam worden van een snel uitdijende gemeenschap. We bevinden ons in Brugge. Op de plaats van die herbergen zal later in de geschiedenis de Burg van Brugge worden gebouwd.
In de heerlijkheid van Buck liggen er rond het jaar 400 nog meer schone dorpen verspreid. Zo vinden we Snellegem, Wenduine, Jabbeke, Mardijke, Steenvoorde, Langhemarck, Zotteghem, Broucburch, Graemsberghe, Wormeholt, Hakelsberghe, Haerlebeke dat in de tijd van Julius Caesar als koopstad functioneerde maar achteraf vernietigd werd en in 400 een van langs om meer vervallen indruk geeft. We vinden verder Swevezeele en Sweveghem die aanvankelijk door de Sueven bewoond worden aan wie ze hun naam te danken hebben zoals enkele oude registers van kloosters en godshuizen het klaar en duidelijk bewijzen.
Anno 411 vallen de legers van Carocnus, de koning van de Germaanse Vandalen, anderen schrijven Wandalen, samen met de Sueven en de Alanen ons land binnen. Veel plaatsen en forten worden ingenomen en vernield of gewoonweg met de grond gelijk gemaakt. Zo vallen de Vandalen onder andere het kasteel binnen dat men Gaida Caesaris noemt. Clarinea. Gelegen tussen de rivieren van de Schelde en de Leie. Clarinea wordt sinds de komst van Caesar gebruikt ter verering van de witte god. Een volledig in zilver gegoten beeld van Mercurius. Vandaal Carocnus wil niet weten van de heidense naam van de versterking en verandert de naam in ‘Vand’ die in het Latijns als Wanda, Vanda of Ganda beschreven staat. Later zal die naam evolueren tot Gandavum.
We hebben het over de oorsprong van Gent. In zijn beginperiode zal in Vanda de abdij van St.-Baafs gebouwd worden. De invallers van Wandelen schilderen na de inval hun wapenuitrusting als een zwart veld met een zilveren handschoen in het midden. Ze willen graag het kasteel van Blandijn innemen, Blandijnsberch genoemd en zuidelijk gelegen in Ganda. De afgod Mars wordt er nog steeds dagelijks vereerd. De prins Blandinus had zeer kort voor de geboorte van Christus de aanbidding van Mars ingevoerd in Blandijnsberch. De plaats was opgericht met materiaal afkomstig van de ruïnes van de stad Doornijcke welke in die tijd Hostilia genaamd werd. Die naam refereert naar zijn stichter Tullus Hostilius, de 3de keizer van de Rome die de stad heeft opgebouwd. Anno 2000 zal de Blandijnberg in Gent bekend staan als de universitaire campus.
De Goten die al veel kwaads uitgericht hadden in Frankrijk, worden zich bewust van de versterkingen die de Vandalen hebben ingenomen en komen er met een macht van volk op af. De Vandalen worden uitgedreven en weggejaagd. Alleen de stad Ganda blijft overeind en de Goten slagen er niet in om de Vandalen uit de stad te verjagen. Wat ze ook proberen. Om hun positie te handhaven, bouwen de Goten ten zuiden van Ganda twee versterkte kastelen die later bekend zullen geraken onder de namen van Oudenaarde en Aalst.
Pharamond volgt in 420 zijn vader Marcomer op als koning van Frankrijk, maar hij houdt het maar 10 jaar vol. Zijn zoon Chlodio, een ruwe behaarde man, volgt hem op bij zijn overlijden. In 428 verovert Chlodio de steden Kamerijk en Doornik. Weldra bezet hij het hele gebied tot aan de Somme en maakt hij van de stad Doornik zijn Frankische hoofdstad. Hij sticht er een belangrijke Frankische enclave van waaruit hij macht krijgt op de omliggende gebieden en zo ook op de Westhoek. Dergelijke enclaves worden ook op andere plaatsen opgericht.
Bijvoorbeeld ook zo in de buurt van Kamerijk en van Trier. Amphiguisus, de heer van het land van Buck, laat in het jaar 436 een aantal dijken aanleggen aan de zeekant. Al snel groeien er schone vruchten in de polders die nu eindelijk opnieuw kunnen worden ingezet voor landbouwdoeleinden. Maar helaas. Amphiguisus sterft na een heerschappij van 32 jaar over het land van Buck een schielijke dood in datzelfde jaar 436. Omstreeks 448 wordt de Frank Chlodio door de Romeinen verrast tijdens de bruiloft van één van zijn edelen en verslagen nabij Atrecht in Artesië. Ondanks de nederlaag blijft het gebied van het huidige België en Noord-Frankrijk tot aan de Somme onder het gezag van Chlodio.
Na de dood van Amphiguisus wordt Karel de Schone de nieuwe landheer van toenmalige Vlaanderen. Ook hij kan het werk van zijn voorganger amper vervolmaken want al na 4 jaar overlijdt hij. ‘Twellcke wel groot jammere was voor den lande van Buck’. Na zijn dood wordt Falander de heer van ‘den lande van Buck’. Dat gebeurt door toedoen van koning Chlodius van het Frankenrijk, ‘Vranckerijcke’. Falander is immers getrouwd met Blesinde, de zuster van Chlodius. Blesinde en Falander hebben een zoon die Flandbert heet.
Flandbert ontpopt zich tot een frisse, kloeke en dappere heer, weten de kronieken te vertellen. Hij beschikt over een grote persoonlijkheid en is bovendien een vroom man die weg weet met wapens. Flandbert krijgt bovendien de steun van de koning Van Frankrijk bij het oplossen van militaire conflicten die zich voordien bij zijn ondergeschikten. Als Falander in 445 sterft, wordt Flandbert de heer van ‘den lande van Buck, naermaels Vlaenderen ghenaemt’. Bij het afsterven van Falander willen de Vandalen, de Sueven en de Alanen die nog steeds het bevel voeren over het kasteel van Wand zelf een gouverneur kiezen voor het land van Buck.
De Franken die de voorbije eeuw de voogdij over Doornijcke en Camerijcke verworven hadden van de Romeinen, vinden het stilaan welletjes. Onder leiding van Chlodius, koning van Frankrijk, nemen ze de Rijn- en Maaskant in en veroveren ze de versterking van Wand. Doornik, Terenburg en heel Morinium worden ingenomen. In 445 wordt Flandbert dus door Chlodius aangesteld als landheer over het hele Vlaamse gebied. Na een bewind van 13 jaar sterft koning Chlodius in 448 en hij laat drie zonen na: Alberijck, Reginald en Lautharius. Geen van de drie wordt door de edelen van het land tot de kroon toegelaten. Ze zijn alle drie veel te jong, onvoldoende wijs en vroom en te zwak om te weerstaan aan de macht van de Vandalen en de Romeinen van wie de Franken nog verdere problemen verwachten na hun uitdrijving uit Gent.
Dit is een fragment uit Boek 1 van De Kronieken van de Westhoek


