banner
aug 23, 2018
2339 Views

Sint-Sixt is ouder dan 1260

Written by

In december 1979 mocht ik in het Vatikaans Archief enkele gegevens ontdekken die voor de geschiedenis van Sint-Sixt belangrijk bleken te zijn. In de jaren 1390-1393 is de Ontvanger van de pauselijke Taksen voor de Kerkprovincie van Reims, Jean de Champigny, op toer in de noordelijke bisdommen van zijn ruim gebied.

banner

De kloosters van Sint-Sixtus

Eerste klooster: vestigingsplaats: Koekuitstraat, op de hoogte recht tegenover de Sint-Sixtusdreef – orde: Benedictinessen (vrouwen) – stichting in 1260 – sluiting in 1355 wegens verhuis naar Lumbres in Noord-Frankrijk

Tweede klooster: vestigingsplaats: Koekuitstraat 25, dit is de hoeve van Michel Verbrigghe – orde: Brigittijnen (mannen) stichting: 1615 – sluiting in 1784 (afgeschaft door keizer-koster Jozef II)

Derde klooster (huidige klooster): vestigingsplaats: Donkerstraat 12 – orde: Cisterciënzers (mannen) – stichting 4 november 1831 en tot abdij verheven op 4 april 1871

Sommigen zijn misschien verwonderd als ze lezen dat er zich reeds 3 kloosters vestigden op onze wijk, maar dat is nog niet alles. Misschien is het huidige klooster al de vierde kloostergemeenschap op Sint-Sixtus. Ik kan je reactie al raden: ‘Een vierde klooster! Waar en wanneer was dat?’ Maar nu kan ik toch beter Broeder Alfons aan het woord laten in zijn eerste artikel over ‘Sint-Sixt’.

H. C.

‘Sint-Sixt’ is ouder dan 1260

In december 1979 mocht ik in het Vatikaans Archief enkele gegevens ontdekken die voor de geschiedenis van Sint-Sixt belangrijk bleken te zijn. In de jaren 1390-1393 is de Ontvanger van de pauselijke Taksen voor de Kerkprovincie van Reims, Jean de Champigny, op toer in de noordelijke bisdommen van zijn ruim gebied.

Hij moet onder meer in de priorij Beauval in de dekenij Helfaut, bisdom Terwaan, een taks innen wegens de pauselijke bevestiging van de nieuwe priorin, enkele jaren vroeger.

Na de dood van priorin Catharina de Haveskerke is Agnès de La Nieppe tot haar opvolgster gekozen en wordt als dusdanig door de paus bevestigd.

Agnès was geprofeste zuster van de Abdij van Broekburg. Deze ambtswisseling vond plaats in het tiende jaar van de paus – eigenlijk tegenpaus – Clemens VII, dat is tussen 20 september 1387 en 19 september 1368.

Wat heeft dat nu met Sint-Sixt te maken? De meesten zullen wel denken dat onze ‘Sint-Sixtuswijk’ zo heet omwille van de ‘SintSixtusabdij’. Precies het tegenovergestelde is waar: bij haar stichting in 1831 aanvaardde de abdij de naam van de plaats waar ze zich vestigde. Hetzelfde moet gezegd voor de Brigittijnerstichting in 1615, op de plaats waar nu de hoeve van Michel Verbrigghe is. Maar het is niet meer zo onmiddellijk duidelijk voor de stichting van zusters in 1260, op de hoogte aan de Noordkant van de Koekuitstraat. Deze zusters verbleven op Sint-Sixt van 1260 tot zowat maart 1355. Alsdan verhuisden zij naar Klommeren (Lumbres) in Noord-Frankrijk, en bleven er bestaan tot aan de Franse Revolutie onder de naam priorij van Beauval. Op 8 april 1355 verkoopt Catharina (de zelfde die in 1388 als priorin van Klommeren stierf) het goed van Sint-Sixt, kerk en kloostergebouwen uitgezonderd, aan ridder Willem van Heule.

In de akten rond de stichting, gedateerd in 1260 en 1262, ontmoeten wij de oudste tot nu toe gekende vermelding van de naam ‘Sint-Sixtus’. Op Sint-Maartensdag 1260 geeft vrouwe Gertrudis, stichteres, een akte uit waarin zij zich ‘overste van het Sint-Sixtusklooster’ noemt, en verklaart dat zij van de proost van Waten oorlof ontving om een kerk en klooster te bouwen ’te Westvleteren, op de plaats die Sint-Sixt genaamd wordt’. Twee jaar later geeft zij nog een akte uit, gedateerd juli 1262, waarin zij zich ook ‘overste van het Sint-Sixtusklooster’ noemt. Tenslotte maakt de kroniek van Waten, Augustijnerklooster in Frans-Vlaanderen, in 1260 en 1262 melding van die toelating ‘aan de zusters van het klooster van Sint-Sixt’.

De geleerde Pater Maurice Coens, jezuïet en Bollandist, was van mening dat wij hier moeten denken aan ‘zusters van Sint-Sixt’ die zich op Westvleteren vestigden, en aldus hun naam op de plaats toepasten, die voortaan ‘Sint-Sixt’ zou heten.

Er was in die dertiende eeuw inderdaad een belangrijke beweging van zusters Penitenten. Aanverwante bewegingen waren bijvoorbeeld de Victorijnen, die zich onder meer te Roesbrugge vestigden in 1236: dat is de oorsprong van de Roesbrugge-Damen, die nu in Ieper gevestigd zijn. Sint Dominicus, Stichter van de Dominicaner Orde, stichtte in Rome bij de Sint-Sixtuskerk ook een klooster voor Dominikanessen-Penitenten. Hun regel werd door paus Honorius III plechtig goedgekeurd, en verspreidde zich sindsdien als de ‘regel van Sint-Sixtus’. Dergelijke ‘zusters van Sint-Sixtus’ zouden zich dus, volgens Pater Coens, op Westvleteren gevestigd hebben in 1260, en hun naam ook aan de plaats gegeven hebben. Deze oplossing had het grote voordeel dat zij uitleg gaf omtrent de wijze waarop die naam hier ontstond, en de identiteit van die Sint-Sixtus, het zou dan namelijk paus Sixtus II zijn.

Totnogtoe aanvaardden wij min of meer deze opinie – want méér dan een opinie is het eigenlijk nooit geweest – op gezag van Pater Coens, en bij gebrek .aan betere informatie. Dat was zeker niet de meest voor de hand liggende uitleg, om twee redenen. Eerstens, hierbij moest men veronderstellen dat zij later van Regel veranderden om van Dominikanessen-Penitenten Benedictinessen te worden. En vervolgens, de akte van 1260 zegde toch reeds dat de zusters zich vestigden te Westvleteren, op de plaats die Sint-Sixt heette.

Toch kan men daar het volgende op antwoorden. In die tijden was een dergelijke overgang van de ene kloosterregel naar een andere wel minder abnormaal dan het nu zou zijn. En wat de plaatsnaam betreft: de zusters kunnen na keuze van de plaats, deze ook dadelijk haar naam gegeven hebben, die dan door Gertrude ook bekend gemaakt werd in haar akte van 1260.

Tegen die opinie kan men toch ook andere bedenkingen inbrengen. Als het ‘zusters van Sint-Sixt” waren, waarom werd de plaats waar zij zich honderd jaar later vestigden in Klommeren dan ook niet Sint-Sixt genaamd, maar Beauval? In de akte van 1355 waardoor de toenmalige overste Catharina het kloosterpand verkocht aan Willem van Heule, spreekt zij over de oude kapel van Sint-Sixt op een wijze die schijnt te veronderstellen dat deze ouder is dan 1260; immers, zij wist enkel door horen zeggen dat die kapel nooit geconsacreerd werd.

Was die kapel gebouwd na de komst van de zusters, dan zou zij dat met zekerheid geweten hebben, en uit duidelijke bronnen. Komen we nu tot de gegevens ons door het Vatikaans Archief verschaft. Wij wisten reeds dat de zusters van Klommeren in 1433 Benedictinessen waren en onder Broekburg ressorteerden.

Met de korte aantekening van Jean de Champigny kunnen we nu hetzelfde zeggen voor 1387-1388, dat is een halve eeuw vroeger, en reeds tamelijk dicht bij het verblijf op Westvleteren nauwelijks 30 jaar er na ! Dit suggereert ons – méér niet! – dat wellicht reeds Sint-Sixt zelf Benedictijns was en onder Broekburg hoorde. Laten we nu even kennis nemen met Broekburg zelf. Wij doen dat aan de hand van de Franse Encyclopedie ”Dictionnaire d’histoire et de géographie ecclésiastiques’, die ons in zijn tiende deel een korte en degelijke geschiedenis van die abdij geeft.

De Benedictinessen van Broekburg werden in 1103 door Clémence van Boergondië, vrouw van Graaf van Vlaanderen Robrecht II gesticht voor meisjes van adel. Deze bedoeling van haar stichteres indachtig, heeft de abdij altijd enkel onder de beste families uit Vlaanderen en Artesië gerecruteerd.

Bij de opname van nieuwe zusters stelde zij de strenge eis van zestien kwartierstaten van vaders kant, en ook van moeders kant. Zo werd zelfs jonge adel uitgesloten zodat enkel oude en degelijk gevestigde adel aangenomen werd.

De zusters stonden er overigens ook op, dat zij als dusdanig gekend waren en erkend werden. Zo wensten zij niet als ‘dames’ te worden aangesproken, maar enkel als ‘demoiselles’, ‘juffrouwen’, wat in het toenmalig spraakgebruik eerder op oude adel wees.

Wanneer de abdij in de tweede helft van de 18de eeuw haar hoogste bloei bereikte, wilde zij zelfs gelijkgesteld worden met een seculier kapittel van edele vrouwen. In 1782 werd de abdij verheven tot de rang van koninklijk kapittel van gravinnen-kanunnikessen en nam de koningin van Frankrijk Marie-Antoinette, vrouw van de laatste koning van Frankrijk Lodewijk XVI, de titel aan van ‘Eerste Kanunnikes van het kapittel van Broekbu:rg’. Hierdoor verwierf de abdij zich de titel van ‘Kapittel van de Koningin’. Dit alles wijst er op dat men groots dacht en leefde in Broekburg.

Gravin Clémence zelf, en ook de graven van Vlaanderen na haar hebben steeds de abdij beschermd en rijkelijk begiftigd met voorrechten en goederen. Ook van kerkelijke zijde mocht ze grote belangstelling genieten. Trouwens, Lambrecht, abt van de machtige abdij van Sithiu bij Sint Omaars was de eigen broer van de eerste abdis van Broekburg, Godilde; en de broer van gravin Clémence werd in 1119 zelfs paus onder de naam Calixtus II. Dit legt uit waarom de abdij in korte tijd zeer rijk en invloedrijk werd.

Daar de abdij buiten de stadsmuren gesticht was, had zij anderzijds veel te verduren van de voortdurende oorlogen tussen Vlamingen, Fransen, Bourgondiërs, Engelsen en Spanjaarden. Reeds omstreeks 1250 zijn er economische moeilijkheden. In 1383 wordt de abdij te vuur gezet, en moeten de zusters zich tijdelijk verspreiden. Tijdens het grote schisma namen zij beurtelings partij voor de pausen en tegenpausen. In 1541 wordt het klooster geplunderd. In 1556 gaan de zusters zich binnen de muren van de stad vestigen.

Toch moeten zij in 1644 weerom een veilig toevlucht zoeken in Ieper, vanwaar zij achtereenvolgens verder trekken naar Rijsel (1645), Faumont (1649), opnieuw Rijsel (1652), om eindelijk in 1659 terug te keren naar Broekburg. Dit alles verarmde telkens de abdij, maar telkens opnieuw kwamen pausen of koningen haar te hulp. Zo paus Innocentius VII in 1402, paus Eugenius IV in 1432, Keizer Karel en Margareta van Hongarije, gouvernante van de Nederlanden, in 1550-1556, enz.

Rijkdom en macht, politieke onlusten en nijpende armoede zijn onder de grootste oorzaken te rekenen van het verval van de kloostertucht. Het moet ons dan ook niet verwonderen dat deze veel leed onder al de boven beschreven toestanden. Reeds in 1269 kan men vaststellen dat niet alle zusters deelnemen aan de gemeenschappelijke tafel, wat een zware mistoestand moet heten, en reeds een tamelijk langdurig afzwakken van de kloostertucht veronderstelt.

In 1644 poogde de Bisschop van Sint Omaars om hervormingen door te voeren, speciaal met betrekking töt het gemeenschappelijk leven en het kloosterslot, maar veel kon hij blijkbaar niet bereiken. Nog een laatste detail uit onze Franse encyclopedie. Uit haar lijst van de abdissen van Broekburg blijkt dat Agnès de la Nieppe die in 1388 priorin van Beauval werd, in 1395 tot abdis van Broekburg gekozen werd, en dit bleef tot 1418.

Gaan we nu even nadenken over deze gegevens. In de lijn van Pater Maurice Coens dachten wij dat de zusters van Klommeren (dus de gewezen zusters van Sint-Sixt) steun en bescherming moeten gezocht hebben bij de veel machtiger en rijker zusters van Broekburg, van Penitenten Benedictinessen werden, en zich bij de Broekburgse abdij aansloten. Wanneer wij nu vernemen dat die edele juffers zo jaloers waren op hun stand en zo strenge eisen stelden aan de zusters die zij één na één opnamen, kunnen wij ons nog nauwelijks indenken dat zij hier een heel convent ineens zouden opnemen, dat niet aan de vereiste 16 plus 16 kwartierstaten zou voldoen.

Een ander gevolg van die standsfierheid is een absolute continuiteit van het adellijk karakter van die gemeenschap: daar elk niet-adellijk element geweerd werd, was een ‘gemengde’ gemeenschap, een ‘adellijk wordende’ gemeenschap ook niet denkbaar. Beauval is ‘Conventuele Priorij’, aldus Jean de Champigny in zijn taxenboek van 1393. Dat schijnt wel te betekenen dat het niet zelfstandig was, en dat de zusters er professie deden voor de hoofdabdij Broekburgo Als dat zo is, moet Beauval even blauw geweest zijn als Broekburg zelf, Sint-Sixt ook niet minder als Beauval, en tenslotte moet het Sint-Sixt van 1260 geweest zijn zoals dat van 1355 was. Onze zusters moeten dus een stichting van Broekburg geweest zijn, en edele damen net als de nonnen van de moederabdij.

Als we nu met die conclusie voor ogen de ganse geschiedenis van onze zusters (voorzover ze ons reeds bekend is) doornemen, dan stellen wij vast dat meerder bijzonderheden ervan ons duidelijker worden, wat nogmaals onze conclusies bevestigt.

In de akten van 1260 en 1262 valt op dat er met geen woord melding gemaakt wordt van het klooster van oorsprong van die zusters, en dat maatregelen getroffen worden om de kloostertucht te handhaven. Sint-Sixt schijnt dus gesticht vanuit een gespannen toestand in de moederabdij, en meer precies: als een hervorming van de kloostertucht.

Wij zagen dat er inderdaad rond die jaren in Broekburg een toestand van geldverlegenheid was, alsook van verzwakking van de kloostertucht, toestand waaruit normaal gemeenschapsspanningen kunnen ontstaan, en stichtingen door afscheiding.

In diezelfde akten valt ook op dat Gertrude zo makkelijk naar het perkament grijpt, en het hanteert volgens alle regels van de diplomatieke kunst, zonder op een notaris beroep te doen. Voor een gewoon mens is dat eerder abnormaal, voor een edele dame niet. Maar ook de priorin die Sint-Sixt in 1355 verkoopt, blijkt een dame te zijn. Terwijl zij de gronden verkoopt, behoudt zij zich de gebouwen …. als vakantieverblijf.

De akte bepaalt nauwkeurig onder welke voorwaarden en met hoeveel medezusters zij naar Sint-Sixt mag komen voor een verblijf, hoe de tafelkosten te dekken zijn, wie de onkost draagt voor de wijnen die er geschonken worden, enz. Men leefde groots in Beauval, en in Sint-Sixt. Deze laatste akte is ook zeer belangwekkend om de nauwkeurige beschrijving der plaatsen en gebouwen. Het zou de moeite lonen om die hier ook eens te bespreken.

Als algemeen besluit kunnen wij zeggen dat Sint-Sixt zijn naam niet kreeg van de zusters die hier in 1250 kwamen wonen, en dus ouder is. Om aan deze conclusie haar volle kracht te geven moesten wij nu eigenlijk de geschiedenis van Broekburg gaan bestuderen, en in haar archieven gaan zoeken wat deze over het geval zeggen. Wanneer de gelegenheid zich aanbiedt, neem ik mij inderdaad ook voor dat te doen. Anders blijft het bij waarschijnlijkheden.

1250 is dus niet de laatste mijlpaal in onze geschiedenis: wanneer wij verder in het verleden kijken, mogen wij verwachten dat daar andere vaste punten kunnen worden vastgesteld. Dit besluit is des te belangwekkender, daar wij in feite nu reeds zo’n punt kennen, waarvan wij ook met grote waarschijnlijkheid dachten en denken, dat er toen ook iets gebeurd is en bestaan heeft op Sint-Sixt: ik bedoel het Beborna van 805. Het zal nu interessant zijn dat punt in een volgende aflevering van Vlietmara eens nauwkeuriger te bekijken.

Broeder Alfons Vanden Broucke Sint-Sixt – Rome, 1 maart 1980 – in Vlietmara van 21 september 1980 –

Article Categories:
vergeten geschiedenis
banner
http://www.dekroniekenvandewesthoek.be

Vlaamse geschiedenis zoals je die nog nooit beleefd hebt!

Geef een reactie

Uw e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *