Om boer te zijn moet je hazepoten hebben en een zwijnemage. – Rap van hand en rap van tand en niet kieskeurig zijn in de spijzen.
E je frites g’eten tè? Dat zegt men tegen iemand die het vertikt om goedendag te zeggen. En als die man dan vraagt waarom, luidt het antwoord ‘omdat je moend nog toeplakt van ’t vet’.
Willen appels trekken van ê pèreloare (het onmogelijke willen)
E goe verstoander hèt genoeg an’en’olf woord.
En ne n’is te leeg dat’en ze voeten van de grond heft
Geen krieken zonder stenen,
geen vlees zonder benen,
geen mannen zonder willen,
geen vrouwen zonder grillen.
De dood op getepoten (graatmager)
Met een poot in de pit zijn (heel erg oud zijn)
Te dom om dood te doen (niet zeer snugger)
’t Is geen vetlap vandaag (het weer is regenachtig)
Ik ga geen Blankenbergse rekening maken (niet nodeloos uitweiden)
Werken dat zijn hart watert
Ik spring niet lijk hij gaapt
’t Is beter een veugel in de hand als twee op d’haeghe.
Wat baat de keerse en bril, als den uyl nie zien en wil.
Een paar decennia geleden was het nog de gewoonte met spotternijen en leuke omschrijvingen of in beeldspraak de kenmerkende eigenschappen van streek en volk uit te drukken.
+ E’twieën ze toenge pelen (uithoren).
+ Z’et è karpeltoenge (ze heeft een spraakgebrek)
+ ’t Vier in je roeper hèn (dorst hebben)
+ De zottigheid is ’t land meêstre.
+ ’t Is beter in de gazette te stoan of in de regen.
+ Dronk’e zeid is nuchtr’e peisd.
allee, de neistighied : véél werklust(naarstigheid) toegewenst.
al tooppe : alles in eenmaal.
allabros : à la brosse, kort geknipte kapsel, borstelkapsel.
an joen flassche : dat doe ik niet hoor
an joe buzze, reken er maar niet op dat ik dat doe.
Er op staan lijk een scheve zeven. Krom en scheef en met een vies gezicht.
Door het feit dat sommige van onze oude maten onder Engelse invloed op de wereldmarkt bleven gelden, horen we nog wel ‘ns spreken van: ‘ ’n kwartje (duime); nen (h)alven duime; drie k(w)art, vuf k(w)art, zes k(w)art; nen dume en (h)alf; teure, (h)aal ne pak nagels, tweeduims; slaat er liever nen tweeduimer in; ne voe(t) langk; ’n voetje bree(d) ; zes voeten verre ; j’ e( s) daar alle vuuf voete(n) gezet; g’ ê gij nog ’n voetje vooren ; tegen toen me liggen al lange zes voeten onder d’eerde; a’je ’n voetje gif je pakt ’n schree; es ’t juste? ‘
Men kan niet schijten al vliegen: iets toch niet zo rap kunnen, onnodig aan te jagen.
–
Die nie besnot is moe zn neuze nie vagen: wie niet schuldig is moet zich niet verontschuldigen.
–
Gesneên en genezen : op zijn plaats gezet zijn. Niets meer te zeggen hebben bij tegenslag.
–
Men kan geen wijn tappen uut ’n anzielvat.
–
En hét meer snot in ze neuze of geld in ze beuze: wordt gezegd van iemand die het hoog op heeft.
‘K voelen’t an de tute van m’n elleboge. (‘k heb het door).
Oude & vergeten spreekwoorden uit Frans-Vlaanderen
De weireld is an bolle, we droayen ol a litje