Ze woonden langs de vaart. Al heel lang, van geslacht tot geslacht, te Beernem op ‘de Gevaarts’, langs de Gentse vaart tussen Moerbrugge en Bloemendale.
De nostalgie van bevreemdende verhalen Na heel wat omzwervingen door de geschiedenis van mijn streek […]
Het kapittel eist een vierde van de overlijdensrechten en de begrafenisgelden van allen die op het kerkhof van de broeders wordt begraven. Ze stuiten op een weigering van de Minderbroeders die opwerpen dat de pastoors van Sint-Maarten al hun ding hebben kunnen doen want allen die begraven liggen, hebben een begrafenisplechtigheid gekregen in één van de parochiekerken van de proosdij.
De oude bewoners van Vlaanderen en van België aanbidden Woden, de oppergod die ze de god van het licht noemen. De maand juni wordt aan Woden opgedragen. Maar er zijn andere goden voor onze voorouders: Thor, Niord, Frô, Tyr, Bragi, Heimdallr (de witte god), Balder, Widur, Vidar, Vali en andere
Het spoor van die vreugde en de oorsprong van dit feest hebt gij in uw taal, o Vlaming. Woelen, hoelen, woelstok, hoelstok, kent gij toch, en dat zou men eertijds ook hoel en joelen uitgesproken hebben; daarvan hebben de Fransen joli gemaakt en wij jolijt, dat is te zeggen blijdschap, in de oude taal.
Met al die willekeur en die afpersmentaliteit is het niet moeilijk dat de moraliteit terugloopt in Ieper. De ‘God ziet u’ bordjes bestaan nog niet en de priesters hebben wel andere interesses dan de geestelijke integriteit van hun onderdanen. Er is amper sprake van nieuwe acquisities tijdens het bewind van abt Pierre. Het zijn blijkbaar moeilijke tijden voor het klooster. De Rubrum registers maken melding van een aankoop in januari 1247. Walter, de abt van Grimbergen, verkoopt aan de Ieperse proosdij alle eigendommen die zijn abdij bezit binnen de stadsmuren van Ieper. Het betreft opbrengsten van meer dan 9 pond afkomstig van verscheidene huizen in de stad en blijkbaar ook deels op de lakenhalle.
Kijk eens naar Ieper op vandaag. Waar is het water nu? Aan de noordoostkant zien we het kanaal en de Ieperlee, aan de zuidwestkant de ‘Verdronken Weiden’. De komst van het water in 260-270 was een (afgezwakte) herhaling van wat er zich al had afgespeeld 1000 à 1500 jaar voordien. Het water 5 à 10 meter hoger. Beeld u dat eens in? Alleen de heuvel, de prairie van Ieper, bleef gespaard van het rijzende water. En er waren twee havengemeenschappen. Briel (Breuil) en de omgeving van het Zaelhof en de Zuudstrate (de latere Rijselstraat), niet toevallig nog steeds met elkaar verbonden met de ondergrondse Ieperlee. Zeker al in 270, kijk maar naar de ‘ille’ namen waar we het al uitgebreid over hebben gehad. Hier leefden beslist al mensen 1000 jaar voor het begin van onze nieuwe tijdsrekening.