Willen appels trekken van ê pèreloare (het onmogelijke willen)
E goe verstoander hèt genoeg an’en’olf woord.
En ne n’is te leeg dat’en ze voeten van de grond heft
Geen krieken zonder stenen,
geen vlees zonder benen,
geen mannen zonder willen,
geen vrouwen zonder grillen.
Daar is geen beter bate
als gezonde middelmate
en die ’t midden houden kan
houdt het beste, wijf of man
A-t-er entwaar nog menschen oes aandacht verdien’
’t Zijn zeker wel de mannen die met de vuilkarre riên:
Altijd ip toer, deur regen en deur wind,
Achter alles wat dat iedereen ’t bezien weird niet meer en vindt.
Een ketsekar is een kar waarmee een voerman, als beroep, zakken graan ophaalt bij de boeren, die vracht naar de molen rijdt om die later als zakken meel terug te bezorgen aan de boer. Iedere boer bakte zelf zijn brood. Iedere zaak meel noemde men een bakte. De voerman noemde men ketser, zoals met heden de ophaler van eieren te lande ‘eierkutser’ noemt.