Het jaar 1087 brengt rampzalige toestanden met zich mee voor Vlaanderen. Een verschrikkelijke aardbeving scheurt […]
De jeugdige Boudewijn van Henegouwen, hij moet dan een jaar of vijftien zijn, rept zich tot bij de Franse monarch om er manschap af te leggen als graaf van Vlaanderen. Philippe gaat er op in. Voor Robrecht de Fries is dat best een probleem.
Zomer 1315. Het duurt verdorie acht maanden vooraleer Lodewijk zijn kroon op het hoofd geplaatst krijgt. Dat heeft te maken met de bedenkelijke financiële situatie in Frankrijk.
Bij mijn bezoek aan het Ieperse stadsarchief stoot ik per toeval op een krantenknipsel uit 1930. Een heel erg informatief stukje journalistiek uit vroegere dagen. Spijtig genoeg kan ik niet rekenen op enige bronvermelding.
Twintig mijlen in het rond was er geen betere ambachtsman dan Jan. Hij hanteerde op een meesterlijke wijze even goed de weversspoel en het houthakkerskapmes als de eenvoudige platte hamer van de koordvlechter. Hij was een opgewekt man, van een uitzonderlijke gestalte, die een buitengewone kracht bezat.
Afkomstig uit Vlaanderen, werd dit volk overgeplaatst door de koning van Engeland, Hendrik I, om deze streken te bewonen. Een moedig en sterk volk is het, een volk door voortdurende strijd zeer vijandig gezind jegens de Cambriërs, een volk, zeg ik, bedreven zowel in het weven als in het handeldrijven, een volk zeer behendig om winst te maken en hiervoor geen moeite sparend of gevaar vermijdend zowel te land als ter zee : een volk al naar gelang plaats en tijd, vaardig in het hanteren nu eens van den ploeg dan weer van de wapens, een volk waarlijk gelukkig en moedig.
Na een flinke misrekening in 1383, nemen de Nieuwpoortnaars hun voorzorgen. Tijdens de jaren 1400 bouwen ze geduldig verder aan stevige muren rond hun stad. Dat blijkt geen overbodige luxe als de opstand uitbreekt in Vlaanderen en Nieuwpoort door de Fransen en de Bruggelingen in de tang wordt genomen.
Boudewijn de imperialistische trekjes geërfd van zijn voorouders. Als hij de kans krijgt om aan de oostelijke kant van de Schelde een gebied te verwerven ter grootte van zijn bezit aan de Westelijke kant, waarom zou hij dan nog twijfelen?