Voor ik het goed en wel besef, zit ik dus opnieuw verzeild in de jaren 1100 en raak ik zoals gewoonlijk gefascineerd door een nieuw luik in de geschiedenis van onze Westhoek. Nieuwpoort dus. Vanaf de 12de eeuw wordt de naam ‘Sandeshoved’ of ‘Sandeshove’ vrij regelmatig vermeld in de geschriften. De hoog gelegen zandvlakte, ‘hoved’, die op de dag van vandaag nog altijd terug te vinden is in het centrum van Nieuwpoort, is in die tijd een locatie die heel het omliggende beheerst. In 1112 wordt geschreven: ‘novam terrum, nomine Sandeshove, que per jactum maris jan crevit, et quicquid in postarum accrescet, super fluvium Ysare situm, sante Marie in Broburg… integre donavimus.’
Het nieuwe leven dat zich overal in de loop van de 11de eeuw gaat aftekenen, vindt ook zijn weerslag in het kloosterleven. Er worden verscheidene nieuwe kloosters gesticht die zich in het gewest van Nieuwpoort zullen gaan toeleggen op allerhande polderwerk. Rond 1022 schenkt de graaf van Vlaanderen de westelijk gelegen schorrelanden van Sandascuad, ‘nova terra Sandeshove, que per iactum maris iam crevit’, aan het klooster van Sint-Winoksbergen. De gronden van Sandascuad zijn voldoende groot om er honderd schapen te laten grazen.
Heel wat gronden langs de boorden de Ijzer zijn ondertussen ontgonnen en de mensen van Sandeshoved beginnen uit te kijken om zich te vestigen op de nieuwe stukken grond van de ‘Lage Stad’ tussen de Langestraat en de Kaai. Op de gronden van Sandascuad, Sandes-hove, Sandeshoved! De nieuwe bouwgrond in de lage stad is broodnodig om de snel groeiende bevolking van Sandeshoved te kunnen huisvesten.
De eigenaar van de gronden is de abdij van Broekburg, maar kan niet anders dan de mensen noodgedwongen toe te laten. Uiteindelijk zal er onder impuls van de graaf in 1272 een compenserende maatregel getroffen worden waarbij het klooster vergoed zal worden met terreinen die gelegen zijn in Sint-Joris. De graaf schenkt in 1163 de inwoners van Nieuwpoort hun eigen stadskeure. De teksten van de stadskeure tonen aan dat er in die tijd al sprake is van marktdagen waar vreemdelingen hun waar komen aanbieden en er ter plekke standplaatsen kunnen huren. Het merendeel van die marktplaatsen situeren zich ter hoogte van de Potterstraat en de Deroolaan.
De mensen brouwen hun bier zelf. Er is sprake van bakkers. Er wordt wijn geschonken in de herbergen. De aanwezigheid van wijn veronderstelt dat die ingevoerd wordt vanuit Frankrijk, Spanje of Portugal. Er is al sprake van een handel in bedden en peluwen. Laken, wol, Engelse en Vlaamse kazen, lood, tin, koper, ijzer, spek, smeer- en kaarsvet, was, peper, aluin, verfwaren, graan uit Engeland, honing, staal en bontvellen worden ingevoerd.
Er is ook sprake van ketels, schotels, pannen, molenstenen uit Duitsland en slijpstenen. Op de markt worden grote hoeveelheden wol verkocht die op de talrijke ontpolderde weilanden worden gewonnen. De kooplieden komen meestal uit Sint-Omaars, Ieper, Brugge, Poperinge en Diksmuide waar de wolnijverheid vanaf de 11de eeuw een grote uitbreiding aan het nemen is. En als er wol te kort is om de weeftuigen in werking te kunnen houden, wordt deze ingevoerd vanuit Engeland. Vrij regelmatig wordt die invoer gestremd door één of ander handelsembargo waar de politiek van die tijd verantwoordelijk voor is.
Oorlogen in Engeland en overstromingen in Vlaanderen gedurende de 11de en 12de eeuw lokken duizenden Vlamingen naar Engeland, Schotland en Wales. Velen zijn vertrokken om zich te laten inlijven in het Engels leger, maar anderen zetten de handelsactiviteit verder die ze gewoon waren in Vlaanderen: het weven. Het is dan ook niet ongewoon dat de handel tussen Engeland en Vlaanderen in die periode hogen pieken bereikt.
Terwijl er in Vlaanderen nieuwe en grote abdijen ontstaan die zich toeleggen op polderwerk, schapenteelt en de wolopbrengst ervan, gebeurt hetzelfde in Schotland. Wanneer in 1154 de Engelse koning Hendrik II alle vreemdelingen uit Engeland laat verdrijven, wijken de Vlamingen uit naar Schotland. Ze worden er met open armen ontvangen door de abt van Kelso en andere nieuw opgestarte kloosters die de vakkennis en de noeste arbeid van de Vlamingen goed kunnen gebruiken. De haven van Nieuwpoort zit als het ware geprangd tussen Engeland en Vlaanderen en mag hier ongetwijfeld een gunstige terugslag verwachten van de bloeiende wolhandel. De visserij bezit een ruim aandeel in het volksleven van de 12de eeuw.
Een hele reeks schepen zoals klinkerboten, losboten, everboten en koggen worden ingezet voor de visvangst. De grootste zijn de klinkers, de kleinste de evers. Er moeten rechten betaald worden op vis. Zo leren we in 1161 dat er op de markt van Nieuwpoort sprake is van, deels ingevoerde, verse haring, zalm, makreel, schelvis, pladijs (schol), paling en zelfs walvis. Maar waarom is er in die tijd nog geen sprake van garnalen, tarbot, tong, robaard en sprot? Zijn de beste soorten misschien vrijgesteld van belastingen en komen ze daarom niet op die lijst voor? Op transitgoederen die niet in Nieuwpoort worden gelost, dienen er geen rechten te worden betaald.
Elke wagen die vanuit Nieuwpoort vertrekt, is goed voor een taks van 4 denieren. Voor elke inkomende wagen wordt slechts één denier aangerekend. Voor de karren bedraagt de taks respectievelijk twee denieren en één obool. De eigenaars vergezellen hun koopwaar als die verscheept wordt. Ze verkopen zelf hun producten in de reeks van havens waar aangemeerd wordt.
De Nieuwpoortse keure van 1163 schrijft voor dat geen scheepsgoederen mogen verkocht worden vooraleer de Nieuwpoortse burgers de koopwaar hebben kunnen monsteren en de mogelijkheid hebben gekregen om te kunnen kopen wat ze wensen te kopen. Pas nadat ook de lokale schepenen nog de kans hebben gekregen om iets te kopen, komen de vreemdelingen aan de beurt. Er logeren trouwens tal van vreemde kooplieden in de talrijke gasthoven van Nieuwpoort.
Zo breekt de 13de eeuw aan in Nieuwpoort. De bloeiende handel tussen Engeland en Vlaanderen heeft er voor gezorgd dat de haven van Nieuwpoort zich in 1200 uitgebreid heeft over een groot gedeelte van Sandeshoved. Het stadsbestuur is er in geslaagd om zijn invloed te laten gelden aan het hof van graaf Filips van den Elzas die in 1163 en 1168 belangrijke stadsrechten heeft toegekend aan de havenstad. Met de dood van Filips in 1191 breekt een periode van politieke instabiliteit aan waarbij Frankrijk, Engeland en Vlaanderen met elkaar in de clinch gaan.
In 1197 wordt een verdrag getekend tussen Engeland en Vlaanderen. Een alliantie die zwaar op de maag ligt van de Franse koning. Er breken tijden aan die zullen gevuld zijn met politieke twisten, oorlogen en verwoestingen. De onzekerheid bij de mensen is zowat de enige constante. De handel sukkelt, de vissers weten niet waar in en waar uit want de vriend van vandaag is de vijand van morgen. Nieuwpoort beleeft barre tijden.
In 1213 wordt de stad ingenomen door de Fransen en overgeleverd aan de vlammen. In 1236 is de toestand zo dramatisch dat de vistienden die moeten betaald worden aan Sint-Walburga te Veurne helemaal niet kunnen betaald worden. De onderhandelaars uit Veurne (geestelijken) worden door de verpauperde Nieuwpoortenaars brutaal doodgeslagen. Het zal de stad duur te staan komen.
Dit is een fragment uit Boek 2 van De Kronieken van de Westhoek