banner
Jun 23, 2019
1114 Views

Verzuipen in de Vlaamse modder

Written by

Zomer 1315. Het duurt verdorie acht maanden vooraleer Lodewijk zijn kroon op het hoofd geplaatst krijgt. Dat heeft te maken met de bedenkelijke financiële situatie in Frankrijk.

banner

Zomer 1315. Het duurt verdorie acht maanden vooraleer Lodewijk zijn kroon op het hoofd geplaatst krijgt. Dat heeft te maken met de bedenkelijke financiële situatie in Frankrijk. De nieuwe koning heeft zijn handen vol met de interne twisten en hij moet zijn plannen voor wat betreft de graaf van Vlaanderen even opbergen. Dat betekent echter alleen maar uitstel. Lodewijk slaagt er toch in om het geld en de neuzen in de goede richting te krijgen.

Hij wordt daarbij zeker en vast geholpen door de ommezwaai van Lodewijk van Nevers die er alles voor doet om terug in het bezit te komen van zijn graafschap Nevers. Al tijdens de meimaand van 1315 verzoent hij zich met Lodewijk X wiens hof hij niet meer zal verlaten. Een klap in het gezicht van de Vlamingen. In november sluiten beide Lodewijks een geheim verdrag waarbij ze zijn broer Robrecht van Cassel aan de kant schuiven. In ruil belooft hij de betaling van de belastingen waar de Vlamingen nu al tien jaar ten achter mee zijn.

Een slag in het gezicht

Die afspraak komt er juist op het moment dat Robrecht van Cassel, zich helemaal niet bewust van de kuiperijen van zijn broer, in Parijs arriveert. Hij werd door zijn vader afgevaardigd om de leenhulde af te leggen aan de nieuwe Franse koning. Maar de ceremonie begint al direct met de koninklijke melding dat het graafschap Vlaanderen zich niet meer uitstrekt over de kasselrijen van Rijsel, Douai en Bethune. Want die zijn definitief afgestaan aan Frankrijk omdat de Vlamingen hun financiële verplichtingen niet zijn nagekomen. Uiteraard is dat een slag in het gezicht van Robrecht en hij trekt zich dan ook verontwaardigd terug uit de leenhulde.

Koning Lodewijk eist dat Robrecht van Bethune zich persoonlijk zal komen aanbieden om zijn bestaande leengoed Vlaanderen te komen verheffen. Boudewijn van Zonnebeke krijgt de missie om de graaf te gaan verontschuldigen omdat hij te oud en te ziekelijk geworden is om nog op reis te gaan. Daar moeten ze in Frankrijk niet van weten: het hof van de pairs beschuldigt de graaf van Vlaanderen van muiterij en bestraft hem met de excommunicatie en de verbeurdverklaring van zijn eigendommen. Het vonnis wordt op 14 juli 1315 openbaar gemaakt. Het document is één uitgesponnen opsomming die de ongehoorzaamheid van de Vlamingen dik in de verf zet.

Hun onwil om zich aan de koning te onderwerpen en het verdrag van Athis te respecteren. Het besluit klinkt als volgt: ‘al de personen die op een of andere wijze meegewerkt hebben aan deze misdaden en muiterij worden gebanvloekt en afgescheiden van de heilige kerk. Ze worden bestempeld als rebellen, verraders, meinedigen, vijanden en schuldig aan majesteitsschennis. Ze worden verbeurdverklaard van hun gezag, hun waardigheden, ereposten, eer, vrijheden, inkomsten, voorrechten, kastelen, landgoederen, steden, vazallen, leengoederen, huldigingen, eeuwige en tijdelijke rechtsgebieden en nog veel meer.’

Elke Vlaming die zich ooit tegen Frankrijk gekeerd heeft verliest dus werkelijk alles. Ze worden daarenboven verbannen uit het koninkrijk, op staande voet aangehouden en veroordeeld om voortaan als ‘slaven’ te dienen. Wie zich na 22 juli nog in Frankrijk bevindt mag zonder verder vonnis opgepakt en gedood worden. De Franse kooplieden krijgen een strikt verbod om nog handel te drijven met de Vlamingen. Wie hun goederen durft te kopen of te verkopen krijgt de doodstraf. De opbrengsten van de verbeurdverklaringen moeten door de aanklagers gedeeld worden met de koninklijke schatkist en ze krijgen de formele opdracht om de lichamen van de Vlamingen ‘dood of levend’ over te maken aan het hof van de koning. Het is straffe kost wat Lodewijk de ruziemaker hier op het bord van Vlaanderen neerploft.

Eerst de hongersnood en dan het zwaard

17 juli 1315. Robrecht van Cassel onderneemt nog een laatste poging om de koning op andere gedachten te brengen. Een monnik van Geraardsbergen brengt zijn brief tot bij Lodewijk. Hij wijst erop dat hij er nu al een hele tijd op uit is om de Vlamingen te strippen van hun waarde en eigendommen en de vernietiging van zijn vader en Vlaanderen tout court. Robrecht van Cassel kiest resoluut om zijn vader trouw te blijven en hij moet zich dus wel noodgedwongen afkeren van de Franse kroon. De boodschap van de gravenzoon versterkt natuurlijk nog de mening van koning Lodewijk en verscherpt nog zijn focus om Vlaanderen daadwerkelijk te vernietigen.

De gemeenten moeten eerst uitgeroeid worden door hongersnood vooraleer ze door het zwaard zullen vergaan. Er komen strenge bevelen: er mogen geen levensmiddelen meer vanuit Frankrijk naar Vlaanderen aangevoerd worden. De graaf van Henegouwen en hertog Jan van Brabant zullen hun grenzen sluiten en ook de aanvoer vanuit de Noordzee moet dicht. Al op 18 juli volgt daarvoor een schrijven aan de Engelse koning. Een eis dat Edward II een militaire vloot naar Vlaanderen zal sturen en al de Vlamingen op Engelse bodem moet laten arresteren. Gelukkig voor Vlaanderen zijn de Engelsen in een hevige oorlog tegen de Schotten verwikkeld waardoor deze vloot er niet komt.

Willem van Avesnes, de graaf van Holland en Henegouwen toont meer ijver tegen het huis van Dampierre. Met een Franse sponsoring van 140.000 Parijse guldens brengt hij een leger van 50.000 man op de been om Vlaanderen te gaan aanranden. Avesnes wacht niet eens tot de mobilisatie compleet is. Om Vlaanderen op de knieën krijgen is dit nu natuurlijk het ideaal moment. De Vlamingen vrezen een inval aan het Zwin en in Cadzand en sturen er hun gewapende mannen naartoe om dergelijk scenario te verijdelen. Maar het zijn valse geruchten: Willem van Avesnes kiest de Schelde om zijn aanval uit te voeren.

Meer dan 1.000 schepen, versierd met prachtige vlaggen stevenen op naar Antwerpen, onder het geschal van de trompetten en de gezangen van de minstrelen. Maar vergis u niet beste lezer; overal waar de vloot voorbijkomt steken de vijandelijke soldaten de dorpen in brand en leveren ze de velden langs de oevers van de Schelde over aan verwoesting. Zo rukken de Henegouwers op tot in Rupelmonde.

De Fransen verzuipen in de Vlaamse modder 

2 september 1315. De koning van Frankrijk verschijnt in Rijsel. Een historieschrijver van die tijd beweert dat de legermacht die hij aanvoert de grootste en de machtigste is die een Franse koning ooit bezeten heeft. Lodewijk is verbitterd op de Vlamingen en zoekt alleen maar wraak. De diverse divisies staan onder het bevel van 54 graven. De manschappen verzamelen zich ten noorden van Rijsel, bij Bondues vanwaar ze verder trekken naar die noodlottige vlakten bij Kortrijk waar de gebeenten van hun vaders nog liggen te verkalken. Lodewijk X slaat zijn kamp op tussen Lauwe en Bellegem en geeft opdracht aan zijn manschappen om een brug over de Leie te bouwen.

Dat is gemakkelijker gezegd dan gedaan met de Vlaamse gemeentetroepen die postgevat hebben aan de overkant van de Leie. Die hebben het niet zo moeilijk om elke poging om tot brug te komen met de grond gelijk te maken. Lodewijk ziet zich zo genoodzaakt om verder naar het noorden op te rukken. Maar hij aarzelt. De noodlottige Groeningebeek ligt amper twee uur stappen verwijderd. En dus blijft het Franse leger ter plekke zonder de minste poging te doen om slag te leveren. Ze willen het geduld van de Vlamingen op de proef stellen en hen verleiden tot een roekeloze aanval. In die constellatie blijven de Fransen en de Vlamingen zeker een week rechtover elkaar staan. Met de Leie tussen hen in.

Tot plots dagen gevuld met zware stortregens roet (water) in het Franse eten gooien en het geheel een heel ander aanzien krijgt. Aanhoudende buien volgen elkaar zo geweldig op dat er in het geheugen van de mensen geen voorbeeld van bestaat. Het Franse kamp met zijn rijke tenten in het centrum, staat te midden van een moeras dat zich altijd maar verder en verder uitbreidt. Koning Lodewijk, zijn prinsen en zijn ridders en die vele duizenden krijgslieden zinken tot aan hun knieën in het slijk. Op de wegen kan men niet meer vooruitkomen. Dertig paarden voor een wagen beladen met slechts één vat wijn kunnen die niet eens in beweging krijgen.

De paarden zinken gewoon weg in de modder, de ridders vinden niet langer een schuilplaats in hun tenten. Een deel van de Fransen wil van de werkloosheid profiteren om enkele dorpen en afgelegen hofsteden te plunderen, maar ze verdwalen hopeloos of vallen in Vlaamse hinderlagen zodat het grootste deel van de stropers nooit meer hun verdronken kampplaats zal bereiken. Met het vocht en het water groeit ook de malaise bij de Franse soldaten. Gebrek aan voedsel, doornat tot op de huid, klappertandend en door de honger gepijnigd. Een hoogst problematische situatie. En ondertussen moeten ze nog opboksen tegen de overmacht van Vlaamse poorters die al de plekjes hier kennen en als volleerde guerrillastrijders vanuit de bossen opduiken en het slijk en water bij de tegenstanders nog bijtinten met de kleur van hun bloed. In het Franse kamp lopen de geruchten dat de Vlaamse soldaten het Franse leger langs alle kanten omsingelen. Tijdens een vergadering met zijn baronnen beslist Lodewijk om af te zien van de oorlog en een schuilplaats te gaan zoeken in Doornik. Dat is inderdaad het beste wat ze kunnen doen.

Het is Lodewijk de Ruziemaker zelf

De terugtrekking van de Fransen tijdens de nacht van 11 op 12 september 1315 heeft de allure van een waarachtige vlucht. Lodewijk ziet zich genoodzaakt om al zijn wagens, karren, tenten, bagage en proviand in het Vlaamse slijk achter te laten. Om te voorkomen dat de Vlamingen er zich mee zouden verrijken laat hij alles in brand steken. Maar omdat alles zodanig doorweekt is komt daar maar weinig van in huis. Wanneer ze in Doornik in de verte deze menigte van Franse ridders en voetknechten ontwaren die zich in de grootste wanorde naar de Schelde richten, zijn ze ervan overtuigd dat die zopas een veldslag geleverd hebben tegen de Vlamingen.

De stadspoorten gaan veiligheidshalve dicht. Die gaan pas open als tijdens de vespers en een hevig onweer één van de verkleumde vluchtelingen door honger en dorst uitgeput komt smeken om binnengelaten te mogen worden in de Sint-Maartensabdij. Een monnik gaat de vluchteling tegemoet om hem binnen te laten. Tot zijn niet geringe verrassing blijkt de vluchteling niemand minder dan Lodewijk de Ruziemaker te zijn, de koning van Frankrijk. Hij zal er vier dagen verblijven en daarna afdruipen naar Parijs. Al moet ik het dan zo cynisch neerschrijven. De pogingen van de Franse monarch zijn lelijk mislukt. Vlaanderen is gered.

Spijtig genoeg laat Lodewijk al de Vlamingen die zich op dat moment in Frankrijk bevinden ombrengen of jaagt hij hen weg over de grenzen. Willem van Avesnes staat op dat moment klaar om Rupelmonde te gaan belegeren. Tot hij het nieuws van de aftocht der Fransen verneemt. Veel meer anders dan zijn plannen bijsturen kan hij niet. Terwijl hij zijn best doet om het Frans debacle voor zijn eigen mannen te verbergen laat hij een beleg van Rupelmonde achterwege en richt hij zijn steven op Kallo waar ze de woningen in brand steken en de dijken doorboren. Een perfecte vermomming om zijn eigen aftocht naar Holland te camoufleren.

Te midden van deze oorlogen is er ondertussen een ijselijke besmettelijke ziekte uitgebroken en die zet de behoefte aan vrede helemaal op scherp. Sommigen schrijven die pest toe aan de overtollige herfstregens. Het begint te regenen op 1 mei en de plensbuien zullen maar liefst tien maanden aanhouden. Door dat slecht weer komen de landvruchten niet tot rijpheid en dat zorgt voor een grote hongersnood onder de arme bevolking. De armen proberen nota bene aan vlees van dode krengen te geraken. Het gebrek aan degelijk voedsel zorgt ervoor dat ze langs de straten liggen te sterven. In Brugge kost een hoed koren (175 liter) meer dan 40 pond.

De ellende is zo groot dat er mensen zijn die net als de beesten het gras van de velden gaan eten. Aan de kerkdeuren sterven de bedelaars van gebrek omdat niemand hen kan helpen. Langs de wegen vindt men kinderen die proberen te zuigen aan de borsten van hun van honger gestorven moeders. In Noord-Europa sterft zowat een derde van de bevolking. In Brugge is er sprake van de dood van bijna tien percent van de inwoners. In Doornik gaat de plaag afgrijselijk te werk, onder de zwaarst getroffen steden kan zeker Ieper vermeld worden. In Brugge en Ieper worden op kosten van de stad respectievelijke 2.000 en 2.800 lijken van de straten opgeraapt en in massagraven gedumpt. De boeren moeten noodgedwongen hun trekdieren doden, hun zaaigoed opeten. Er is zelfs sprake van kannibalisme. Het zal inderdaad blijven regenen tot halfweg het jaar 1316.

Uit deel 9 van ‘De Kronieken van de Westhoek’ – verschijnt einde 2019 –

Article Categories:
terug naar het verleden
banner
http://www.dekroniekenvandewesthoek.be

Vlaamse geschiedenis zoals je die nog nooit beleefd hebt!

Geef een reactie

Uw e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *