banner
Jul 8, 2020
1672 Views

Vlamertinge en zijn scholen

Written by
banner

Anno 1929, op de 3de november, verscheen er in ‘De Poperinghenaar’ een artikel van Remy Duflou over de geschiedenis van het onderwijs en de scholen te Vlamertinge. In de middeleeuwen bestond het onderwijs op veel buitengemeenten enkel in het onderricht van lezen, schrijven, rekenen en godsdienst. Het schoollokaal was gewoonlijk gelegen in de nabijheid van de kerk. Reeds vroeg stuurde het kapittel van Sint-Pieters te Rijsel religieuzen die hier onder de naam van ‘scholasters’ het onderwijs gaven aan de kinderen van Vlamertinge.

Rond 1530 gelastte de gemeente zich na akkoord met de pastoor om een schoolmeester te benoemen, die dan ook een betaalde benoeming kreeg. Het was gewoonlijk de koster die met dit ambt belast was. Tot tijdens de Franse Revolutie kwam de ‘prochie’ van Vlamertinge in deze onkosten tussen voor ’twee delen van drie’ en de Crommenelst voor het overige derde deel. Een gebouw met hof, eigendom van de gemeente en gelegen langs de Poperingesteenweg diende volgens de gemeenterekeningen van 1801-1802 sinds onheuglijke tijden als school en tevens als woonst voor de schoolmeester.

In 1862 werd de gemeenteschool helemaal herbouwd. Dit nieuw gebouw bestond nu uit drie klassen plus een woning voor de hoofdonderwijzer, opgetrokken in Vlaamse stijl, met witte en rode bakstenen en gedekt met rode en blauwe verlotten pannen. Langs de westkant was onder het schoollokaal van grote kelder gemetst. In 1876 werd een tweede hulponderwijzer benoemd. Dat had te maken met het groot getal leerlingen die deze school bijwoonden. Dat waren er 225.

Bij het in voege treden van de schoolwet van 1 juli 1879 gingen bijna al de leerlingen over naar de vrije katholieke knechtenschool. Dat betekende dat de gemeenteschool in 1881 nog amper 41 leerlingen kende terwijl de functie van tweede hulponderwijzer afgeschaft. Vanaf 1881 werden ook meisjes aanvaard in de gemeenteschool en deze toestand bleef bestaan tot aan het begin van de nieuwe eeuw. De gemeenteschool werd tijdens de oorlog van 14-18 ten gronde vernield en op dezelfde plaats werd er in 1922 een nieuw gemeentehuis gebouwd.

a Op 26 juli 1836 kwamen de zusters maricollen van het moederhuis van Brugge de schoolvrouwen vervangen die buiten het kantwerk enig ander onderwijs gaven een de meisjes. Aanvankelijk waren deze zusters zeer armetierig behuisd. Hun woning en schoollokalen stonden waar voor de oorlog 1914-1918 onderpastoor Labis woonde en waar het huis en de werkwinkel waren van timmerman Emeric Gillioen-Barroo.

Deze schoolzusters werden in 1862 teruggeroepen naar hun moederhuis. In hun plaats kwamen zusters van de Sint-Aloysiusscool van Ieper samen met juffrouw Clemence Dambre deze meisjesschool openhouden. In september 1862 kwamen in hun plaats vijf zusters van Liefde van Wervik en later kwamen er nog zusters bij.

Tijdens de schoolstrijd van 1879 verhuisden ze naar een bouwvallige woning langs de Poperingesteenweg waarachter nieuwe schoollokalen werden gebouwd. In afwachting gaven deze zusters les op de voute van de herberg ‘Sint-Joris’. Dit bouwvallig woonhuis werd in 1906 afgebroken en op dezelfde plek werd een groter en gerieviger woonhuis gebouwd. De meisjesschool werd nu de Mariaschool genoemd.

In 1879 kwam er een vrije katholieke jongensschool tot stand op de dorpsplaats nabij herberg ‘De Gouden Leeuw’. De woning van weduwe Jan Dambre-Glorie werd gekocht en er werden nog extra schoollokalen bijgebouwd. In 1911 werd een vierde klas toegevoegd. Deze school werd de Sint-Jozefsschool genoemd en werd geopend op 15 oktober 1879. Door toedoen van pastoor Ollivier werd er in 1901 een woonhuis met schoollokaal gebouwd op de Brandhoek, langs de Grote Branderstraat, naast de ijzerweg, op grond geschonken door juffrouw Emile Veys waar de zusters van Liefde eerst een bewaarschool openhielden. In 1902 werd er een lagere klas bijgevoegd en er volgde een derde klas in 1905. Het spellewerken werd hier eveneens aangeleerd. Deze school werd de Sinte-Annaschool genoemd.

Het onderwijs in vroegere tijden was helemaal anders dan nu. In de 19de eeuw werd er naast de bestaande scholen ook enig onderwijs gegeven door personen die in hun eigen huizen zorgden voor kleine kinderen ofwel kinderen leerden spellewerken, breien, lezen, schrijven, en enig onderricht in de christelijke lering gaven. Zelfs de knechtjes leerden spellewerken.

De oorlog brak uit korte tijd voor het groot schoolverlof van 1914. De klassen werden heropend op de dinsdag van Bamiskermis, 6 oktober 1914. Maar er waren weinig kinderen aanwezig en dat was natuurlijk omdat het vijandelijk leger in aantocht was. Tijdens de middag werd er aan de aanwezige kinderen gezegd dat ze voorlopig thuis mochten blijven. Reeds de volgende dag logeerden een paar duizend Duitsers op de gemeente! De vijand vertrok, Franse en Engelse soldaten kwamen toe. De schoollokalen werden herschapen in gasthuizen of ingenomen ten dienst van de legers. Het was oorlog! In de omstandigheden waarin de gemeente dan verkeerde was er aan het onderwijs van de kinderen niet meer te denken.

Het gedrag en de levenswijze van sommige soldaten streden tegen de goede opvoeding van het kind. En ook het gedurig levensgevaar waarin de kinderen van de vuurlijn zich in bevonden en de droevige toestand waarin de kinderen van de vluchtelingen verkeerden, deden van hogerhand beslissen om Belgische schoolkolonies op vreemde bodem te stichten. Daar zouden de kinderen kosteloos en ver verwijderd van het gevaar hun studies kunnen voortzetten. Belgische onderwijzers en menige kloosterzusters stelden zich ten dienste van het staatsbestuur om de lessen te geven.

Op de oproep aan de ouders, in de vorm van een plakbrief stond het volgende te lezen; ‘de ouders worden indachtig gemaakt op de plicht van hun kinderen te laten onderwijzen. Om ze daarin te helpen heeft het staatsbestuur besloten aan de ouders van wie hun kinderen nu belet zijn naar school te gaan, de gelegenheid te geven deze te doen onderwijzen en opvoeden in gestichten of schoolkolonies in de omgeving van Parijs.

De kinderen van de inwoners, zowel als deze van de vluchtelingen, worden aangenomen; de meisjes van 8 tot 16 jaar en de knechtjes van 8 tot 14 jaar. Alles is ten koste van de Staat, het is zelfs niet nodig om kleren mee te brengen. De inschrijvingen zullen onmiddellijk geschieden in het gemeentehuis…..’

Er werden schoolkolonies gesticht te Parijs, Versailles, Chevilly, St. Ouen, Orly, Petites, Dalles, Grandes Dalles, Nanterre, Yvetôt, Arromanches, Varengeville, Ste Marguerite-sur-Mer, Ballainvillers, Merlimont-Plage, Barentin, St Aubin-Epinay, Veulettes, Sassetôt-le-Mauconduit, St Paër, enz.. En dan had men nog de school kolonies van hare majesteit, de koningin der Belgen te Wulveringem-Vinkem. Door tussenkomst van Miss Fyve, een Engelse dame die in Sint-Idesbald-Koksijde verbleef vertrokken er ook enkele kinderen van Vlamertinge naar Zwitserland.

Het eerste vertrek van kinderen van de gemeente naar de Franse schoolkolonies vond plaats op 1 juni 1915. Deze kinderen moesten vergaderen aan de melkerij van Poperinge. Latere groepen werden op de gemeente door auto’s afgehaald. Ondanks het feit dat menig kind vertrok bleven ze hier en daar toch nog enkele kinderen thuis zonder onderwijs. De school van de Brandhoek was door het Brits leger als hospitaal ingenomen en kon dus niet meer als leslokaal dienen.

M. Florentin Bouton-Logie stelde bereidwillig enkele afhankelijkheden van zijn woning ten dienst van school en kerk . Zuster Constance, overste van de Sinte-Annaschool gaf hier een bepaalde tijd les. Door de beschietingen van de Brandhoek einde april, begin mei 1916 werden deze leergangen opgeschort. Meer dan 400 kinderen van 3 tot 7 jaar werden later (1916) ook opgenomen in gestichten in Frankrijk. Tijdens de oorlog 1914-1918 werden de gemeenteschool en de vrije katholieke knechtenschool tot aan de grond toe vernield. Van de meisjesscholen op de dorpsplaats en op de Brandhoek bleven er maar enkele delen recht.

In het begin van 1919 werd de Sinte-Annaschool (meestal Brandhoekschool genoemd) enigszins bruikbaar gemaakt en daar werd in afwachting dat er schoollokalen op de dorpsplaats kwamen gedurige enige tijd les gegeven aan al de terugkerende kinderen van de gemeente. In datzelfde jaar, en in afwachting dat de Mariaschool hersteld werd, had men houten barakken op de speelplaats van deze school geplaatst en daar gingen in het begon zowel de knechtjes als de meisjes naar school.

De leergangen voor de leerlingen van de Sint-Jozefsschool vonden eveneens plaats in houten barakken. En dit van 1 december 1919 tot 11 april 1926. Deze barakken stonden op het puin van de vorige schoolgebouwen. In 1925 werd er aangevangen met het bouwen van nieuwe lokalen voor de Sint-Jozefsschool, met een woning voor het schoolhoofd. Die kwamen er op een eigendom van de burggraaf Maurits du Parc langs de Hospitaalstraat. Deze nieuwe schoollokalen werden betrokken op 12 april 1926.

Einde 1929 bestonden er in Vlamertinge nu dus volgende scholen; de Sint-Jozefsschool met 5 klassen, de Mariaschool met 7 klassen met inbegrip van twee bewaarscholen voor knechtjes en meisjes, de Sinte-Annaschool, met drie klassen met inbegrip van een bewaarschool voor knechtjes en meisjes. In 1928 werd er een spellewerkschool opgericht in een barak staande bij de ingangsdreef van het oude-mannenhuis, welke barak tevens gebezigd werd voor de raadplegingen van het Nationaal Werk voor Kinderwelzijn.

Uit ‘De Grote Kroniek van Ieper’ (werk in opbouw)

Article Categories:
terug naar het verleden
banner
http://www.dekroniekenvandewesthoek.be

Vlaamse geschiedenis zoals je die nog nooit beleefd hebt!

Geef een reactie

Uw e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *