banner
feb 3, 2025
118 Views
Reacties uitgeschakeld voor Walburga, de patrones van Veurne

Walburga, de patrones van Veurne

Written by
banner

De jaren 863-870. Boudewijn met de Ijzeren Arm probeert iets te doen aan de herhaalde invallen van de Noormannen. Hij beveelt dat de Vlaamse burchten dringend moeten versterkt worden. Dat is eveneens het geval voor de burg van Veurne die in 861 zwaar verwoest werd.

Ze bouwen naast de burcht in Veurne een kapel ter ere van Onze-Lieve-Vrouw met daarbij gevoegd een Benedictijnenklooster. Boudewijn en Karel de Kale reizen op uitnodiging van bisschop Octarius in 870 naar Eichstätt in het Beierse Oost-Frankenland. In de nacht van 1 mei 870 (sindsdien wordt 1 mei de ‘Walpurgisnacht’ of het begin van de zomer genoemd) gaat in Eichstätt een bijzondere ceremonie door.

De stoffelijke resten van de in die tijd erg populaire heilige Walburga en die van haar broers worden er vijftig jaar na haar dood met grote eer binnengehaald. Walburga werd rond 710 geboren in de buurt van het Engelse Canterbury. Samen met haar broers Willibald en Wynnebald heeft ze haar leven besteed met het kerstenen van de bevolking in zuid-Duitsland.

Boudewijn is gefascineerd door Walburga en wil graag zijn nieuw gebouwde kerk en klooster aan haar opdragen. Hij verzoekt de Duitse bisschop om een relikwie van Wilburga, Willibald en Wynnebald te mogen meenemen naar Veurne-Ambacht en zo broodnodige nieuwe wind te laten blazen bij de moeizame kerstening van de Westhoekinwoners.

Bisschop Octarius en de Duitse edelen staan goedgunstig tegenover het verzoek van de graaf en een stuk van het kostbaar relikwie van de drie heiligen kan meegenomen worden naar Vlaanderen. De graaf van Vlaanderen trekt bij zijn terugreis van Duitsland via kerken en kloosters waar grote eer bewezen wordt aan de relikwieën. Bij zijn terugkeer in Veurne staat zijn vrouw Judith hem geestdriftig op te wachten. Samen met Achardus, de bisschop van Terwaan, en een grote menigte van geestelijken. De legende van de aanwezigheid van deze kostbare relikwieën verspreidt zich al snel tot in Engeland.

Vele duizenden Engelsen zullen de overtocht maken om eer te bewijzen aan hun Wilburga. Sindsdien is de heilige Wilburga de patrones en de ‘voorspreeckeresse’ van de stad Veurne. Jaarlijks gaat er op 4 augustus, de dag dat ze vertrok van Engeland naar Duitsland, een processie door, in de welke haar relikwieën en die van haar broers door de stad worden rondgedragen. Anno 871 blijft er een acuut gevaar bestaan voor een nieuwe inval van de Noormannen die aanhoudend met hun zeeschepen de Noordzee aan- en afvaren. Amper enkele kilometer verwijderd van de Vlaamse kust. De inwoners van Veurne en Veurne-Ambacht leven in grote angst om opnieuw gave en goed te verliezen aan de woestelingen uit het verre noorden.

Graaf Boudewijn laat de steden aan de zeekant versterken en door een leger van soldaten bezetten. De stad Veurne die de voorbije jaren flink uitgebreid is, krijgt een beschermende omwalling zodat ze kan weerstaan aan de vijandelijke terreur. Op 8 januari 871 lijden de Noormannen voor de eerste keer een nederlaag tijdens een veldslag tegen het Engelse leger onder leiding van koning Ethelred I en zijn broer Alfred de Grote. Het nieuws van de overwinning van de Engelsen wordt in Veurne op grote blijdschap onthaald.

De inwoners in de stad en de burg zijn de onmenselijke en ongehoorde wreedheden van tien jaar geleden duidelijk nog niet vergeten. Na de verschijning van ‘eener sterre met eenen steert’ in 874 en andere voortekens van plagen wordt datzelfde jaar verschroeiend droog en onmenselijk heet waardoor het graan op de akkers er totaal opgedroogd bij ligt. Er breekt een nooitgeziene sprinkhanenplaag uit. Precies de achtste plaag van de farao. De sprinkhanen bezitten zes vleugels en zes poten maar ze kunnen niet vliegen.

Ze hebben staalharde tanden met de welke ze het dorre graan, het gras en de groenten op de velden verwoesten, verbrijzelen en vernietigen. De beesten vallen in zwermen aan, als reusachtige dekens van schaduw over de velden die telkens totaal kaalgevreten worden. Na de hitte en de sprinkhanen breken nu ziektes uit waardoor de levensmiddelen voor de mensen van de streek schaars en vooral onbetaalbaar worden. Na de schrale zomer van 874 volgt dan nog barkoude winter waarbij het land van november tot diep in de lente door een laag sneeuw bedekt is. In 879 sterft Boudewijn met de Ijzeren Arm.

Zijn tweeëntwintigjarige zoon Boudewijn de Kale volgt hem op als graaf van Vlaanderen. Boudewijn is de zoon van Judith, de dochter van Karel de Kale, koning van Frankrijk. Hij neemt de naam over van zijn Franse grootvader en bevestigt zijn status als telg uit het geslacht van Karel de Grote. Frankrijk is dus nooit ver weg in Vlaanderen.

Anno 880. De Goten, Denen en Noormannen roeren zich opnieuw. Tijdens het bewind van Karel met de Ijzeren Arm hebben ze zich wijselijk niet in onze streken gewaagd. Een aantal prinsen uit het noorden krijgen de steun van een zekere Isenbardus, een Franse beveiligingsspecialist, die hen brieft over de zwakke plekken in de Vlaamse verdediging en het bestuur van ons land. En nu, met de nieuwe jonge graaf aan het roer, is de tijd rijp om Vlaanderen opnieuw binnen te vallen.

Ze ontschepen met een reusachtige vloot in Sluis dat door de onachtzaamheid van de jonge graaf amper verdedigd wordt, net zoals dat het geval is met de andere strategische plaatsen in Vlaanderen. De Noormannen trekken ongestoord naar Gent en omstreken waar ze grote verwoestingen aanrichten aan steden, kastelen en kloosters. Daarna rukken ze op naar Kortrijk en slaan hun kwartieren op langs de Leie waar ze overwinteren.

De inwoners van Veurne zien het allemaal met grote angst gebeuren. Ze zijn ervan overtuigd dat alleen de hemel hen kan helpen om deze machtige vijand te weerstaan. Ze organiseren plechtige biddagen ter ere van hun heilige Walburga en haar broers om hen van het barbaarse onheil te vrijwaren. De Veurnse gebeden blijken niet te volstaan, want bij de aanvang van de lente in 881 gaan de Noormannen gewoon verder met hun plundertochten. Eerst trekken ze naar Doornik.

Daarna naar Ieper die ze in brand steken. Ook de Ieperse Sint-Maartenskerk en de omliggende gemeenten worden vernietigd. Daarna is Veurne aan de beurt. In plaats van te bidden hadden de inwoners misschien beter hun stad versterkt en bemand want de bezetters nemen de zwakke Veurnse versterking probleemloos in. De stad wordt beroofd en verbrand. Het klooster van de Benedictijnen en de Onze-Lieve-Vrouwkerk worden geplunderd. Gelukkig waren enkele monniken erg voorzienig om te vluchten met de relikwieën van Walburga en andere kostbaarheden.

Uiteindelijk moet heel West-Vlaanderen het brute geweld van de plunderaars ondergaan. De roversbendes trekken Frankrijk binnen. Na een hele reeks gevechten en veldslagen slaagt de Franse koning er uiteindelijk in het jaar 884 in om een wapenstilstand van twaalf jaar af te kopen van de Noormannen. De inwoners van Veurne en Veurne-Ambacht die van hun streek waren weggevlucht, komen nu stilaan terug naar hun verwoeste huizen. Samen met de geestelijken hopen ze dat de rust en vrede nu eindelijk mogen blijven bestaan.

Dit is een fragment uit Boek 1 van De Kronieken van de Westhoek

Article Categories:
fragment uit deel 1
banner
http://www.dekroniekenvandewesthoek.be

Vlaamse geschiedenis zoals je die nog nooit beleefd hebt!

Comments are closed.