We beginnen het verhaal van Zonnebeke ergens rond 10.000 jaar voor het begin van de nieuwe tijdrekening. De westelijke en noordelijke gebieden van Europa zijn bedekt door een meterhoge ijslaag. Er is vooralsnog geen sprake van de Noordzee. De oerbewoners van toen zijn meestal jagers. Ze lopen door het dal naar Engeland. Of ze hebben er hun primitieve nederzettingen. De opwarming van de aarde zorgt er voor dat het ijs gaat smelten.
Het dal vult zich met miljarden liter smeltwater. Aanvankelijk gaat het er langzaam aan toe, maar daarna vult de Noordzeevallei zich aan een steeds hoger tempo. Het waterpeil stijgt wel tot 20 cm per jaar. Omstreeks 4000 voor Christus zijn de ijskappen al een heel stuk gesmolten en is de aanwas van het water al veel minder. Nog maar 25 cm per eeuw. Rond 3000 voor Christus is dat nog maar 5 cm per eeuw.
Het water staat nu zowat 20-25 meter hoger dan het niveau van onze moderne tijden. De nieuwe zee werpt zandbanken op voor onze kustlijn. De wind zorgt er voor dat er duinen en strandwallen ontstaan. Achter die wallen vormen zich kwelders, iets wat je zowaar land kan noemen. Rond -2000 is er langs de Noordzeekust, van Frankrijk tot Denemarken, een duinenstrook ontstaan. Met daarachter een aanvankelijk onbewoonbaar veengebied. Meer naar het oosten vinden jagers hun prooien in de hoger gelegen zand- en kleigronden.
Het water is doorgedrongen tot diep in de Westhoek. De hoger gelegen gebieden zoals de Kemmelberg, de Casselberg, de heuvels rond Geluveld, Zandvoorde en de Noord-Franse heuvelrij vormen een natuurlijke barrière voor het water.
Tussen 2000 en 1000 jaar voor Christus komen de Indo-Europeanen zich vanuit het oosten vestigen over het noordwestelijke deel van Europa. Ze splitsen zich af en zoeken precies die hoger gelegen gebieden om zich te vestigen. Meestal gaat het om zwervende leefgroepen van enkele tientallen families. We vergeten even dat de Zonnebeekse plekken nog helemaal niet hun vertrouwde namen gekregen hebben.
Het toekomstige Geluveld ligt in die tijd op een plateau gelegen op 25 meter boven de zeespiegel. Zonnebeke ligt een tiental meter lager. De Nonnenbossen situeren zich op een hoogte van 25 meter. Molenaarelst ligt op 15 meter hoogte. De Reutel, Broodseinde en de Polygone eveneens op 25 meter. Passendale en Beselare bevinden zich op gemiddeld 20 meter boven het waterniveau. De lager gelegen plekken in het landschap zijn poelen en vijvers. Het krioelt ervan.
De heuvelrij van Geluveld en Zonnebeke biedt een veilige bescherming tegen het water. In het westen en zuiden gaat het heuvelafwaarts. We naderen het water en de zee. Bellewaerde (10 m) en het Wieltje (5 m) steken nog net boven het water uit. In de verte spotten we de flink uit de kluiten gewassen heuvel van Zandvoorde. De voorde situeert zich op een veilige hoogte van 15 meter. Zuidelijk van Zandvoorde, in de richting van de buurvestigingen Hollebeke en Zillebeke is er enkel water. Het is een imposant meer dat zich uitstrekt naar het dal tussen Geluveld, Zandvoorde en Kruiseke.
Een zee van water stroomt van de Leie in Komen (ten Brielen) tot aan de haven van Ieper die zich op zeeniveau bevindt. Daartussen de vestigingen van Zillebeke (10-15m) en van Hollebeke (gemiddeld 8m). Geluwe bevindt zich kantje boordje boven het waterniveau.
Meer naar het zuidoosten zien we onder andere de nederzettingen van Reningelst (30m), Abele (30m), Westouter (40m). Van het lage gebied van de Westhoek is vooralsnog geen sprake! Hier heerst enkel de zee. De Leie en de Aa staan met hun bijrivieren zoals bijvoorbeeld de Bellewaerdebeek, de Kemmelbeek, de Colliebeek, de Hanebeek in nauwe verbinding met de Noordzee.
Pas gaandeweg, met het jaar 0 in het vooruitzicht, zal het ongewoon hoge waterniveau geleidelijk aan zakken. De Indo-Europese nederzettingen aan het water krijgen 3.500 jaar geleden over het hele Europese vasteland zowat overal de zelfde typerende waternamen. Hier in deze kronieken van de Westhoek lezen we dat veel toponymische uitleg die we tot op vandaag kennen in verband met onze plaatsnamen eigenlijk totaal verkeerd is en zich baseert op de geschreven overlevering van na het jaar 1000. Dat telt natuurlijk evenzeer voor de regio van Zonnebeke.
Alles heeft te maken met die eerste Indo-Europeanen die zich zowat overal in Europa vestigen op hoogtes langs het water. De naam van het oude water vindt je nog altijd in zowat alle gemeentenamen die zich anno -1500 net boven de waterspiegel bevonden en waar de mensen gaandeweg de naam van hun thuis doorgaven aan hun kinderen. Ze zijn Heidens. Onze voorouders. Ze vereren goden die te maken hebben met de zon, de maan, de bossen, de dood, het water. Vooral stromen en rivieren zijn heilig.
Hier schuilen goden en geesten. 3500 jaar geleden benoemen onze primitieve voorouders stromen, rivieren en beken met prille primaire oerklanken. Die klanken die we op vandaag de klinkers van het alfabet noemen. De E, de I, de O, de U, de A. Een waterloop heet ‘apa’, een snelstromende waterloop ‘il-apa’.
Zowat over het hele Europese vasteland worden de rivieren genoemd als El-apa, Il-apa, Il-apa, Ul-apa, Al-apa. 180 generaties omschrijven keer op keer hun woonplaats als hun ’thuis’ aan de waterstroom. Ze zullen elke keer weer de naam van hun thuis doorgeven aan hun nageslacht. Bij de eerste 130 generaties is er totaal geen sprake van schrift.
De overlevering gebeurt mondeling. De laatste 50 generaties (sinds het jaar 1000) gaan de inwoners stilaan hun plaatsnamen schriftelijk doorgeven, maar de kracht van het woord blijft bijzonder sterk. Die kracht zie je bijvoorbeeld bij de naam van ‘Geluveld’ die door de lokale bevolking nog steeds ‘Hilleveld’ wordt genoemd. Bij ‘Zonnebeke’ die nog steeds ‘Zunnebeke’ genoemd wordt. Bij ‘Molenaarelst’ die nog altijd ‘Morul’ genoemd wordt. Te midden in het latere domein van de Nonnenbossen ligt trouwens het Maerlebos, dat vroeger natuurlijk het Marollebos was.
Dit is een fragment uit Boek 1 van De Kronieken van de Westhoek


