banner
Jan 7, 2015
5769 Views

Nikolaas Zannekin

Written by
banner

De Dampierres zijn definitief door de mand gevallen

Hoe kan je de toestand in Vlaanderen anders omschrijven in het eerste kwart van de 14de eeuw? De herkansing van de Guldensporenslag op de Pevelenberg in de zomer van 1304 is eigenlijk geëindigd met een overwinning van de Vlamingen. Maar door de loden hitte en door ernstige communicatiestoornissen zien de Vlaamse legerleiders niet eens dat hun Franse tegenstrever murw in de touwen ligt. In plaats van de Fransen definitief af te maken, verkiezen de Vlamingen zich terug te trekken en zo hun eigen hachje te redden. Ze sturen aan op onderhandelingen. Een dwaze daad. Achteraf blijkt dat de Fransen stilaan het laken naar zich toe zullen toetrekken. De oude Robrecht van Bethune weert zich als een duivel in een wijwatervat maar kan niet op tegen de onberekenbare Filips de Schone en zijn batterij van gehaaide advocaten. De verdragen van Athis-sur-Orge van 1305 en de aanslepende onderhandelingen achteraf maken Vlaanderen totaal afhankelijk van hun Franse leenheer terwijl de graaf, weliswaar grommend, uit Franse handen eet en pootjes geeft op koninklijk bevel. In 1320 zijn die jaren van onderhandelingen tussen de Franse koning en onze graaf Robrecht dus eindelijk afgelopen. Ze draaien uit op enorme herstelbetalingen op de kap van de Vlaming en in het voordeel van Frankrijk. De Franse diplomaten hebben Robrecht murw gemaakt en Vlaanderen op de knieën gekregen. De deal is briljant in zijn eenvoud! Koning Filips is bereid Robrechts kleinzoon Lodewijk van Nevers junior in het Franse koninklijk hof op te nemen. Een geregeld huwelijk met zijn achtjarig nichtje. Margaretha van Frankrijk. Op voorwaarde dat de oude Bethune en zijn zoon Lodewijk van Nevers senior naar Parijs reizen en er het verdrag van Pontoise ondertekenen. In Parijs moeten ze afstand doen van de Kasselrijen Rijsel, Dowaai en Bethune. Dat is de deal.

De Misera Pax
Te nemen of te laten. De ‘Misera Pax’! Het is slikken voor Robrecht van Bethune dat zijn eigen kleinzoon Lodewijk II van Nevers moet trouwen met de kleindochter van zijn gezworen erfvijand. Wat die man hem ooit heeft aangedaan, kan je lezen in de verschillende hoofdstukken rond de Dampierres in Vlaanderen. De testamentuitvoerders zijn, tot hun eigen schande, de graven van Vlaanderen: de oude Bethune, Robrecht van Cassel, die op momenten voor gatlikker van de Vlamingen zal spelen, Jan van Namen, die de goedendag van 1302 voor een Franse prinses heeft ingeruild. En de Lodewijken senior en junior van Nevers. De gehele galerie van de Dampierres, Frans van opvoeding, Frans tot in hun botten. Alleen maar bekommerd om een stuk van het graafschap als vazallen in leen te mogen houden. Ze vallen om die reden op de knieën vóór hun koninklijke soeverein. De hondjes. Zeg wel. De graven van Vlaanderen beven om hun ‘seigneurie du profit’. Ze leven van en niet voor het volk. Lodewijk van Nevers, de oudste zoon van Robrecht van Bethune, is een lichtzinnig heerschap. Bereid om het erfdeel van de Dampierres in ruil voor goud, ereposten en ander grondgebied aan de Franse kroon te hechten. Zijn kinderen leven in Frankrijk, ze zijn in hart en nieren Fransen. Robrecht van Kassei, de tweede zoon, is afgunstig op zijn broer en complotteert om zelf de gravenkroon op zijn hoofd te kunnen zetten. De enorme herstelsommen die de Vlamingen nu zullen moeten afdokken, betekenen een regelrechte tragedie voor de mensen. En bovendien een zwaard van Damocles boven het delicate en bijzonder labiele evenwicht tussen de Leliaards, de Klauwaards, de Blauvoeters en de Izegrimmers, de Kerels, de patriciërs, de kooplieden en de makelaars, de kleine adel en de clerus, de broeders en de kloosterzusters.

De moordpoging van Robrecht van Cassel
De voorbije jaren was de relatie tussen vader Robrecht en zijn zonen Lodewijk van Nevers en Robrecht van Cassel onderhevig aan grote spanningen en af en toe totaal verzuurd. Een natuurlijk gevolg van het bijzonder intelligente ‘verdeel en heers’ principe, dat de Fransen op beiden hebben toegepast. De broers Lodewijk van Nevers en Robrecht van Cassel kunnen na de beslissing van de Franse pairs elkaars bloed wel drinken. Het trouwfeest tussen Lodewijk II (16 jaar) en de achtjarige Margaretha vindt plaats in juli 1320. Zijn vader Lodewijk I en zijn grootvader, de oude Robrecht van Bethune, liggen nog altijd met elkaar in de clinch. Belangrijke Kasselrijen zoals die van Doornik, Orchies, Douai en Rijsel zijn uit Vlaanderen verdwenen. Robrecht besteedt de rest van zijn leven aan de expansie van de Vlaamse nijverheid en concentreert zich vooral op zijn lievelingsstad Brugge. Hoewel hij resideert in het Ieperse zaalhof. De relatie met zijn zonen blijft turbulent. Sommige kronieken insinueren zelfs moorddadig. Naar verluidt is er in het laatste jaar van zijn leven sprake van dat Lodewijk zijn vader probeert om te brengen door hem vergif toe te dienen. De oude Bethune is danig verstoord. Hij laat zijn zoon Lodewijk van Nevers oppakken en wegvoeren naar het Hollandse Vianen en daarna naar het slot van Rupelmonde. Zijn broer Robrecht van Cassel ruikt zijn kansen en stuurt, zogezegd in naam van zijn vader, een aantal brieven naar de bevelvoerder van dat kasteel met de opdracht om de gevangen Lodewijk te laten terechtstellen voor die aanslag. De kapitein van het kasteel van Rupelmonde ruikt onraad en besluit het schriftelijk bevel niet uit te voeren zonder voorafgaand overleg met de oude graaf.

De hoofdrolspelers van het drama sterven in 1322
De fraude wordt ontdekt en Robrecht van Bethune is opgelucht dat zijn zoon Lodewijk nog in leven is. Er is al zoveel gebeurd in het lange leven van de bejaarde graaf en nu is het genoeg geweest. Hij wil dat er rust en vrede komt en verplicht Lodewijk van Nevers om in Frankrijk te gaan wonen. En vooral zich niet langer te concentreren op wraakoefeningen tegenover zijn broer Robrecht van Cassel. Het trieste verhaal van de Dampierres is aan zijn einde gekomen. Er zijn grote veranderingen op komst! Nog binnen hetzelfde jaar 1322 sterven graaf Robrecht van Bethune, zijn zoon Lodewijk van Nevers, en de Franse koning Filips de Lange. Een troosteloze exit voor de hoofdrolspelers van een drama dat Vlaanderen op enkele decennia tijd een flink stuk welvaart heeft gekost. Er komt een nieuwe graaf van Vlaanderen en een nieuwe koning van Frankrijk. Op 16 oktober 1322 duiden de steden Brugge, Ieper en Gent de 18-jarige Lodewijk van Nevers junior aan als hun nieuwe graaf van Vlaanderen. En in Frankrijk komt de tien jaar oudere Karel IV, de Schone, aan het roer in Frankrijk. Hij is de zoon van de illustere Filips de Schone en de broer van de overleden Filips de Lange. De Vlamingen denken dat ze iets in de pap te brokken hebben bij de keuze van hun nieuwe graaf. Maar dat is schijn. In realiteit is die keuze natuurlijk al lang gemaakt aan het Franse hof dat Vlaanderen in leen houdt en verhuurt aan de Vlaamse graaf. Lodewijk van Nevers is van kinds af opgevoed aan het Franse hof en is bij zijn aanstelling getrouwd met de 12-jarige Margaretha, de nicht van Karel de Schone. Enige affectie met de Vlamingen is ver te zoeken. Met dank aan zijn eigen grootvader. Moest Filips de Lange nog in leven zijn, zou hij warempel de schoonvader zijn van de nieuwe graaf van Vlaanderen. Het is maar al te duidelijk: voor wat betreft de Fransen is de orde volledig hersteld in Vlaanderen.

De dood van Robrecht van Bethune in 1322
De andere hoofdrolspeler is natuurlijk nog altijd Robrecht van Cassel, de oom van Lodewijk II van Nevers. Als tweede zoon van Robrecht van Bethune, krijgt hij in 1316 het burggraafschap over de Kasselrijen Cassel, Bergen, Broekburg en Duinkerke, waar hij trouwens in 1322 zijn kasteel laat optrekken. Maar het wringt natuurlijk dat de Franse koning resoluut kiest voor zijn jonge neef. Zijn claim op de Vlaamse troon is duidelijk geworden na de moordpoging op zijn broer, wijlen Lodewijk van Nevers. Hij ziet zichzelf als gerechtvaardigde troonopvolger van zijn broer die anno 1322 het tijdelijke met het eeuwige verwisselt. De dood van Robrecht van Bethune op 17 september betekent een mijlpaal. Het lijkt er op dat de Vlamingen eindelijk uit het troebele vaarwater zullen geraken. Er is weer hoop. Orde, rust en stabiliteit lijken teruggekeerd in de Vlaamse steden en platteland. De steden krijgen, in ruil voor hun steun aan de nieuwe graaf, nieuwe privileges en kunnen hun macht over de buitengebieden alleen maar versterken. Het eerste jaar van zijn ambtstermijn, vaart Lodewijk een eigen koers en probeert hij de verstoorde relatie met het belangrijke Engeland te herstellen. Maar dat is niet naar de zin van de Franse ‘godfather’ die hem op het matje roept en hem in Parijs aan banden legt. Zijn oom Robrecht van Cassel claimt nog altijd de Vlaamse kroon bij het Franse parlement en dat kan tellen als een perfecte stok achter de deur. Als dat Franse parlement uiteindelijk de rechten als graaf van Vlaanderen in het voordeel van Lodewijk van Nevers vastlegt, beseft die dat hij beter op één lijn gaat staan met de Franse koning. Hij wordt noodgedwongen een trouwe en loyale vazal van Karel de Schone, die hem trouwens nog steeds laat chaperonneren door zijn rechterhand Artaud Flote, een Franse advocaat die hem vergezelt naar Vlaanderen en die in feite het beleid over Vlaanderen voor zijn rekening neemt.

Een Fransgezinde graaf en zijn Franse advocaten
Een van de eerste maatregelen van het nieuwe Fransgezinde bestuur zorgt voor grote problemen bij de Vlaamse nijveraars. De Franse koning zet de kersverse graaf onder druk om hem bij te staan in zijn conflict met Engeland. Lodewijk kan moeilijk anders dan hieraan toe te geven. Hij verbreekt het cruciale handelsakkoord dat op 1 oktober 1319 door wijlen Robrecht van Bethune, tussen Engeland en Vlaanderen werd afgesloten. En tot overmaat van ramp, wil hij die contractbreuk dik in de verf zetten door alle Engelse handelaars die zich in Vlaanderen bevinden, te arresteren. Het betekent een bittere pil voor de Vlaamse gemeenten die één van hun belangrijkste bronnen van inkomsten verloren zien gaan. Brugge en Ieper hebben niets tegen een geregelde vrede met Frankrijk. Alles beter dan een oorlog zonder perspectieven. Maar gelukkig kan je de Vlaamsgezinde poorters niet noemen. Ze zijn erg op hun hoede. Een Fransgezinde graaf en Franse advocaten besturen het land. En dan komt nog de Henegouwse achternonkel, Jan van Namen, die zijn wagentje handig koppelt aan het Leliaardbestuur. Neen: het enige wat te vrezen valt, is dat de zakenrelaties met Engeland in die context niet snel zullen verbeteren. Aan wie zullen de Vlamingen hun stocks aan textiel kunnen slijten? Vlaanderen zit bovendien vast aan het afbetalen van boetes en belastingen aan de Franse koning. Allemaal het resultaat van goedgekeurde godverdomde vredesverdragen door het grafelijk bestuur. Slecht onderhandeld. Maar de mensen zitten wel met de gebakken peren. De opcentiemen en transporttoeslagen betekenen een zware financiële last. En als het ooit goed komt met de Engelsen, hangt hen nog een jaarlijkse strafrente van 10.000 Doornikse ponden boven het hoofd.

Jan van Namen wordt waterbaljuw van Lammingsvliet
De Vlaamse steden zouden zich eigenlijk wel kunnen wenden tot Robrecht van Cassel. ‘Robrecht zonder Land’ noemen ze hem smalend. ‘Nevers is een dief’. Het gerucht gaat dat hij het testament van de oude Bethune in zijn voordeel wilde vervalsen. Neen, echt vertrouwen doen ze die man niet. Zijn verzuchtingen om de macht te grijpen in Vlaanderen en zijn ambitie om de oude vertrouwde feodale stelsels weer in te voeren, maken hem tot vijand. Ze hebben de voorbije honderd jaar niet voor niets gestreden en gevochten voor hun vrijheden. En dan zou die man hen terug als ordinaire leenmannen gaan beschouwen? Nee, dat zien ze niet zitten. Ze verkiezen nog liever Lodewijk van Nevers als hun graaf. Er ontstaat in 1322 een ernstig conflict tussen de Bruggelingen en de graaf. In 1323 wordt zijn stiefnonkel Jan van Namen, de halfbroer van Robrecht van Bethune, aangesteld als waterbaljuw van Sluis. Het is een tegenprestatie voor de militaire services die de man heeft geleverd in een conflict tegen de graaf van Holland. De Henegouwer verwerft meteen de volledige controle over de Brugse haven. Brugge en Damme dreigen hun toegang tot de zee te verliezen in het voordeel van de voorhaven van Sluis waar Jan van Namen nu de plak zwaait. En dan is er nog de kwestie van de inpoldering van de Damse haven die op hevig protest stuit van de omwonenden. Het toekennen van de rechtsmacht over Lammingsvliet, het latere Sluis, en het Zwin weekt hevige frustraties los bij de Bruggelingen. Ze beschouwen die voorhavens, op basis van eeuwenoude privileges, als hun eigendom. Het risico bestaat trouwens dat alle voor Brugge bestemde koopwaar via de Lieve naar Gent zal worden afgeleid. En die vrees wordt al gauw werkelijkheid als Jan van Namen een aantal tolgelden opeist die vooral in het nadeel werken van de Brugse haven. De commercanten van Brugge en Damme voelen zich dan ook zwaar getroffen door de grafelijke beslissing.

De Kerels van het Kerlingaland
Het zelfbewuste boerenvolk van de kustgebieden heeft al helemaal geen ervaring met grootgrondbezitters die het zouden aandurven om hen als ondergeschikten te behandelen. Hun voorouders hebben eigenhandig het land gewonnen van de zee. Ze noemen zichzelf de ‘Kerels van Vlaanderen’. De naam Kerel is trouwens een nakomertje van ‘Kerl’ en ‘Ceorl’, een oud-Saksisch woord, dat in de wetten van de Angelsaksen ‘freeman’, of vrije man betekent, in tegenstelling tot de dienstbare lieden, de ‘Serfs’. Vandaar komen trouwens de woorden serveren, serveerster en ’to serve’. Hun gemeenschappelijke strijd tegen het water, zorgt er voor dat er onder de Kerels een hecht samenhorigheidsgevoel bestaat. In 1233 is er op een oude keure nog sprake van die Saksische stammen in Veurne waar gesproken wordt over ‘karls’ of ‘kerlistock’ of de ‘Kaerle’. De hele kuststreek ten noorden van Boonen, tot diep in het Vlaamse land, wordt omschreven als het Kerlingaland. Het heerlijk stelsel bestaat in dit Kerlingaland natuurlijk ook wel, maar aan de kust manifesteren zich meer en meer kleine en middelgrote boerderijen die door de eigenaars zelf worden uitgebaat. De lokale adel verarmt met de dag. Noodgedwongen verkoop van hun landerijen zorgt voor een herverdeling en een nieuw elan voor de vrije landbouw. Met steden als Ieper en Brugge in hun achtertuin, kunnen de herenboeren met de schaapsteelt volop welvaart creëren op hun zandrijke gronden. Waar de boeren uit het binnenland zich noodgedwongen afzijdig moesten houden in de oorlogen van Kortrijk (1302) en op de Pevelenberg (1304), streden de landbouwers van de kust wel zij aan zij met de ambachtslieden uit de steden tegen de Leliaards.

1316: 2794 lijken opgeraapt in de Ieperse straten

De euforie van de overwinning is de voorbije 20 jaar omgeslagen in een fluks gedaalde koopkracht die te danken is aan een voortdurende devaluatie van de Vlaamse munt in combinatie met het verplicht afdokken van boetesommen aan het Franse hof. De nieuwe situatie zorgt ervoor dat het trotse kustvolk er verbitterd bijloopt. En alsof de politieke en financiële context nog niet verwarrend genoeg is, speelt ook het weer grote parten aan zowel de stedelijke als landelijke bevolking. Tussen mei 1315 en mei 1316 regent het zo goed als het hele jaar. De paarden zakken tot hun buik in de modder. De wegen zijn onbruikbaar. Alles bederft door de nattigheid. Het graan is zeldzaam en dus duur. Velen sterven van de honger en de ontbering. En natuurlijk ten gevolge van een reeks besmettelijke ziektes die de kop opsteken. De situatie is zowat over heel Europa schrijnend. In Ieper worden er volgens de stadsrekeningen in het jaar 1316 exact 2794 lijken van de straat opgeraapt. In Brugge zijn het er 1938. Zeker 5% van de inwoners verdwijnen in naamloze massagraven. In Doornik is er sprake van 12.000 doden. De boeren beleven een hallucinante periode. Waar is de welstand van vroeger gebleven? De situatie in het Vlaamse land is gewoonweg desastreus. Zo veel is zeker. Juli 1323. De Bruggelingen pikken het niet langer dat Jan van Namen de Brugse haven in de schaduw stelt van die van Sluis. Ze grijpen naar de wapens. Graaf Lodewijk begeeft zich onverwijld van Kortrijk naar het woelige Brugge om de situatie onder controle te krijgen. Dat lukt niet. Zondag 31 juli 1323: een meute woedende Bruggelingen, van alle rangen en standen, rukt op naar Sluis. Het legertje van Jan van Namen trekt de Bruggelingen tegemoet maar wordt onder de voet gelopen. Twintig ridders vinden de dood in de gewelddadige confrontatie.

Jan van Namen vliegt in 1323 in een Brugse cel
Lodewijk slaagt er in om het leven van zijn oudoom Jan van Namen te sparen door hem noodgedwongen uit te leveren aan de Bruggelingen. Hij wordt door een zwaar bewaakte escorte overgebracht naar Brugge waar het schepencollege hem verzoekt om zijn rechten van Sluis af te staan aan de stad Brugge. Jan van Namen weigert categoriek en verdwijnt achter de tralies van het Steen. Sluis blijft de volgende dagen het toneel van plundering en brandstichting. De Franse koning stuurt enkele gezanten naar Brugge om te onderhandelen over de vrijlating van de gevangen Jan van Namen. Maar de eis van de Bruggelingen blijft ongewijzigd. De onderhandelingen lopen uit op een fikse ruzie tussen de onderhandelende partijen. De spanning is ondertussen hoog opgelopen in Vlaanderen. De Henegouwer blijft enkele maanden opgesloten. De Franse koning en zijn leenheer Lodewijk van Nevers halen alles uit kast, maar Brugge blijft hardnekkig vasthouden aan zijn claim op Sluis. Jan van Namen in een cel? Het leest goed in de geschiedenisboeken. De realiteit is anders. De Poorterie en de patriciërs van Brugge hebben, uit respect voor zijn grafelijke titel en omdat ze bang zijn voor Frankrijk, de gevangenis van Jan van Namen in een paleis herschapen. Het ontbreekt de meinedige graaf aan niets: muziek, dobbelspel en vrouwen. Sint-Omaars 9 oktober 1323. Tijdens één van die fameuze onderhandelingen, wordt de ontsnapping vernomen van Jan van Namen uit het Steen. Ondanks zijn eed als ridder om nooit gebruik te maken van een kerkdienst, kiest hij tijdens een Mis in St. Donaas het hazenpad. Er zullen hierbij wel de nodige hand- en spandiensten nodig geweest zijn van de lokale Vlaamse adel. Hoe dan ook: Jan van Namen keert terug naar zijn graafschap in Namen. Van die man zullen de Vlamingen voorlopig geen last meer ondervinden. Maar van deze vijand hebben ze het laatste nog niet gezien!

De pointingen voelen aan als een verschrikking
De nieuwe graaf zit op dat moment nog geen jaar in het zadel. Een nieuwe procureur, een ontvanger, een tros ambtenaren met eigen rechterlijke macht en hun aanhang van bedienden zwaaien de plak over Vlaanderen. De belastingen lopen op. De pointingen voelen aan als een verschrikking voor de ambachtslieden. De bureaucratie is onpersoonlijk en int de taksen zonder mededogen. Het volk wil wel de belastingen betalen, wil wel bijdragen tot de herstelbetalingen aan het Franse hof, maar de manier waarop die worden opgeëist, tart elke verbeelding. Afpersing en willekeur alom. Net nu de levensomstandigheden zo fel achteruit zijn gegaan, wordt de fiscale druk op de mensen genadeloos opgevoerd. Valt het te verwonderen dat het groeiende onbehagen weer eens zal uitmonden in een nieuwe crisis?

Nikolaas Zannekin van Lampernisse
Er ontstaat een broeihaard van ongenoegen in de regio Veurne-Ambacht. Midden tussen het volk dat men in die tijd ietwat respectloos ‘het gemeen’ noemt. In 1323-1324 is er op den buiten sprake van een samenzwering van ‘li compagnons de l’esmeute’ die zich aansluiten met gelijkgestemden uit Veurne, Nieuwpoort en Lombardie. Ze zweren dure eden om iets te doen aan de willekeur van de keurheren en de pointers. Het landbestuur moet veranderen, er moet een nieuwe wet komen waar ze zich zullen aan onderwerpen. Een uitgebreid rechtscollege onder leiding van Robrecht van Cassel onderzoekt de claim van het bondgenootschap en komt tot de vaststelling dat er inderdaad sprake is van slecht bestuur, geldverduistering en geknoei met de belastingen door de aangestelde ambtenaren. Er worden straffen uitgesproken tegen 13 pointers die elk meer dan 1000 pond moeten teruggeven aan het gemeen. Ze worden beschuldigd van verkwisting van ’s lands middelen en ze worden verbannen. De manier van het inzamelen van de gelden wordt afgeschaft. Er is niet langer plaats voor de ‘beryders’ met hun bandietenmanieren. Het oordeel van Robrecht van Cassel oogt perfect voor de mensen. Maar de bijkomende maatregelen zijn nefast. Er volgt een echte kaakslag voor de fiere boeren. De vrije landhoudersfunctie wordt afgeschaft. Er komt een strikt voorgeschreven manier voor het innen van de belastingen en de controle op de rekeningen. Het oproer dat aan de basis lag van de rechterlijke uitspraak, wordt strikt aan banden gelegd. Het is voortaan verboden om nog verbonden aan te gaan, eden en beloften af te leggen, de klokken te luiden om het volk bijeen te roepen. Het aanstellen van hoofdmannen wordt verboden. Ieder die zich schuldig maakt aan verboden kliekjesvorming zal schuldig verklaard worden ‘op lijf en goed aan vredebreuk, moord en vijandschap’ tegenover de graaf van Vlaanderen. We leven in de beginperiode van het bondgenootschap van het gemeen. Eén van de hoofdmannen van het bondgenootschap is Nikolaas Zannekin van Lampernisse.

Nikolaas Zannekin: een waaghals zonder weerga
Onze held is een ‘waaghals zonder weerga’. Hij wordt aangesteld als hoofdman van Veurne-Ambacht. Zijn grootvader heeft met zijn zonen de polder op de zee en de IJzerdelta veroverd. Zijn vader heeft vele helpers een vrij bestaan geschonken en op het Groeningeveld zijn bloed voor Vlaanderen opgeofferd. Nikolaas Zannekin zal uiteindelijk de hoofdrol opeisen in het smeulende verzet en bij de gebeurtenissen van de volgende jaren. Het ‘kleine volk’ van de Westhoek, uit de bossen van West-Vlaanderen, en van het Brugse Vrije sluit zich aan bij het bondgenootschap van Zannekin. De mensen zijn meer dan woedend op iedereen die, al dan niet actief, deelneemt aan het beleid van de graaf. Kop van jut zijn de keurheren, de schepenen, de rijke en perverse burgerij, en natuurlijk de adel die zich zoals gewoonlijk tussen de gezagsstructuren heeft genesteld. Het zijn die edelen en patriciërs die er voor zorgen dat de boetes en belastingen verder worden opgedreven. Achterstallen en annuïteiten die in hun eigen zakken verdwijnen. Het komt voor de mensen over als een kaakslag als de onlangs gestrafte en verbannen keurheren na een tijd opnieuw in hun vroegere functies worden hersteld. Het zal niet lang meer duren vooraleer de spreekwoordelijke druppel de emmer zal doen overlopen. De situatie is wraakroepend. Het spel zit op de wagen. De mensen van de polders en van de Westhoek, gaande van Veurne, Sint-Winoksbergen en Broekburg smeken gewoonweg om zich te mogen aansluiten bij de ‘compagnons de l’esmeute’ onder leiding van de aanvoerder Nikolaas Zannekin die iedereen ophitst tot gewelddaden en massaal protest. En vooral om niet langer belastingen te betalen. Het volk begint een revolutie die eigenlijk ongezien is in het landelijke Vlaanderen. De revolte van de Westhoek verspreidt zich haast organisch over de hele westelijke kant van Vlaanderen. Nikolaas Zannekin zelf is een niet onvermogende landeigenaar. Geboren te Veurne, stamt hij af van één van de voornaamste adellijke huizen van de stad. In Lampernisse is hij zowat de belangrijkste landbouwer met 18 hectare land in eigendom. Zijn relatie met het elitaire bestuur van de Kasselrij Veurne-Ambacht is bij de aanvang van de revolte in 1322 al ernstig verstoord. Zit Groeninge hier voor iets tussen?

De graaf komt in 1324 ijlings terug
Dat wordt in 1323 merkbaar voor de buitenwereld als hij uit Veurne verbannen wordt. Zijn sterke persoonlijkheid en zijn fundamenteel onrechtvaardigheidsgevoel maken hem bijzonder populair bij het gemeen. Het is echt niet verwonderlijk dat Zannekin besluit om zich te vestigen in het belangrijke Brugge waar hij de status van ‘haghepoorter’ krijgt. De Vlaamse Bruggelingen ontvangen hem met de glimlach en bieden hem de functie aan van dijkgraaf. Hij wordt aangesteld als schout over de moeren en delta’s, waar geen patriciër uit Veurne of Duinkerke ook maar één voet durft te wagen. Hier kan hij maximale druk uitoefenen op de slagkracht van zijn ‘compagnons’. De jonge Lodewijk van Nevers heeft na de rellen in Brugge en Sluis een zekere graaf d’Aspremont aangesteld als bestuurder om orde op zaken te komen stellen in de woelige Westhoek. De machtshebbers van Ieper, Brugge en Gent worden verzocht d’Aspremont bij te staan en om de situatie uit te klaren. De graaf zelf verblijft in het Franse Gray-sur-Saône. Het blijkt al snel dat de opstand van de bevolking escaleert. De steden smeken al enkele maanden bij de graaf om ter plekke te komen en de explosieve situatie te ontmijnen, maar Lodewijk is vooralsnog niet ingegaan op die smeekbede. Als d’Aspremont finaal dreigt de controle te verliezen, roept hij zijn graaf op om begin februari 1324 zo snel als mogelijk terug te keren naar Vlaanderen. Lodewijk keert nu eindelijk terug en organiseert een ijloverleg met de grote steden. Zonder veel resultaat. De toestand is inderdaad niet rooskleurig. De gewelddaden van het gemeen ontaarden die winter in massale onlusten. De burgeroorlog is uitgebroken. Met hele benden rukt het volk op naar onder andere Veurne, waar de schepenen, de heren van stand en ieder die te maken heeft met de schandalige pointingafpersing gevangen gezet worden. Hun huizen worden in brand gestoken of vernietigd. Vooral de baljuws zijn kop van jut.

Ook Brugge ontsnapt niet aan de volkswoede
Einde 1323 is het wettelijke gezag in de kuststreek volkomen ingestort: de autoriteiten van Broekburg, Veurne, en St.-Winoksbergen geven zich over. Het rumoer verspreidt zich als een lopend vuur. De hele kuststreek van zuid naar noord, met inbegrip van alle kleine steden in de provincie, wordt het toneel van zware rellen. Het stadsbestuur van het belangrijke Ieper kijkt ondertussen angstvallig toe, houdt nauw diplomatiek overleg met Brugge en Gent, maar bewaart vooral de nodige afstand van de revolte. Begin 1324 doet zich een aardbeving door in de streek en dan slaat koning winter nog onverbiddelijk toe tijdens de maanden januari en februari 1324. Die barre natuuromstandigheden leiden er toe dat de regio Ieper-Poperinge grotendeels wordt gespaard door de rebellen. Brugge van zijn kant ontsnapt niet aan de volkswoede. Begin februari 1324, als zo dikwijls voordien, wordt er weer eens gefoefeld om de patriciërs hun onrechtmatige stek te geven in het nieuwe stadsbestuur. (Dat hebben ze deze keer niet gedaan in Ieper, vandaar de relatieve rust daar.) De meerderheid van de schepenzitjes gaat weer eens naar de Fransgezinde elite. Het gepeupel en de ambachten vinden dit onaanvaardbaar. Het roven en regulier plunderen van het gemeen in de Westhoek en de polders slaat over naar Brugge. Op 21 februari 1324 luiden de Brugse klokken ten teken van aanval. Met de hulp van de Brugse ambachtslieden vallen ze op drieste manier de stad binnen waar ze alle graafsgezinden en edelen die ze te pakken kunnen krijgen, een kopje kleiner maken.

Robrecht van Cassel stuurt soldaten naar Oudenburg
De gemeentenaren hebben de wapens opgenomen tegen de elite. Graaf Lodewijk verzoekt zijn oom Robrecht van Cassel om de opstand te onderdrukken. Hij verzamelt een aantal ridders en soldeniers en beslist om de opstand vanuit zijn Nieuwpoortse hoofdkwartier te bestrijden. Maar de ridders en edelen die hem dienen, hebben niet echt zo’n groot vertrouwen in Robrecht. Ze beseffen dat hij niet de beste vriend van de graaf is en dat hij vooral de kat uit de boom wil kijken ten opzichte van het volk. En natuurlijk zal de Blauvoetgezinde Johannes, de burggraaf van Nieuwpoort, er wel voor iets tussen zitten, waardoor hij aarzelt om maatregelen te nemen tegen de gewone mensen. Robrecht van Cassel beslist om soldaten te sturen naar Oudenburg en naar Gistel en van daar uit gezag te houden op het opstandige Brugge. Maar het plan om de bolwerken van Oudenburg en Gistel in te nemen, mislukt. En ook Veurne sluit zich aan bij de opstandelingen. Weldra staan ze aan de poorten van Nieuwpoort waar ze de overgave van de stad eisen. Iedereen verwacht een hard en lang beleg, maar tot ieders verbazing biedt Robrecht niet de minste weerstand. Hij ontruimt de stad en laat de rebellen binnen. De hogere kringen beginnen hem stilaan als een verrader te beschouwen. De Nieuwpoortenaars laten het niet aan hun hart komen en verwelkomen de rebellen met open armen. We zijn maart 1324. Voor de eerste keer in hun leven hebben ze de wapens opgenomen tegen hun soeverein.

Article Tags:
· · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · ·
Article Categories:
terug naar het verleden
banner
http://www.dekroniekenvandewesthoek.be

Vlaamse geschiedenis zoals je die nog nooit beleefd hebt!

Geef een reactie

Uw e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *