banner
aug 7, 2025
26 Views
Reacties uitgeschakeld voor Armoede in Ieper

Armoede in Ieper

Written by
banner

25 augustus 1565. Hans Roothaar met twee van zijn kompanen en nog een andere jongeman vliegen op op de brandstapel. Veel commentaar wordt daarbij niet gegeven. Mijn buren malen er niet om. Met uitschot moet je geen medelijden hebben. Ik weet het zo niet. Het is erger dat er na de zomer sprake is van een prijsstijging van het graan. In het begin van september kost een razier van zowat honderd kilo al veertien pond. Op 20 september verschijnt er een hallengebod dat er geen grote bruiloften meer mogen worden gevierd.

Met ‘groot’ bedoel ik feesten waar veel gasten kunnen uitgenodigd worden. Bij een trouwfeest mogen voortaan nog maximaal vierentwintig personen van elke zijde mee aanschuiven aan tafel. Er staat een boete op van tien stuivers voor elk paar en men verbiedt eveneens om grote vergaderingen van maaltijden of grote banketten en feesten te organiseren. Dat allemaal omwille van de schaarste en de felle prijsverhogingen. De prijs van het graan is ondertussen al opgelopen tot twintig pond.

Het ergste van al is dat er amper graan is. In de Ieperse parochies moet er lotje getrokken worden wie er aan de beurt is om koren te kopen. De gelukkigen krijgen dan voor drie pond graan. En wee diegenen die zich koren willen aanschaffen als ze daarvoor geen toelating hebben. Er staat hen een fikse boete te wachten. Het is dan ook niet te verwonderen dat er overal steen en been wordt geklaagd en dat de nood erg hoog is. Het ergste is dat er feitelijk wel voldoende graan beschikbaar is. Dat wordt aangevoerd uit het Oostland. Maar het koren zit in handen van acht beurzen in evenveel steden. Zo ook die van Rijsel. Daar hebben de inwoners geen tekort aan tarwe en gerst. Ze hebben hun voorraden ruim op tijd aangeschaft via de haven van Antwerpen en kunnen daar blijkbaar op dit moment nog altijd vrij vlot aan geraken.

De mensen uit de Westhoek zijn natuurlijk ferm ontevreden en protesteren tegen deze gang van zaken. De overheid grijpt nu toch in en verplicht de Antwerpenaars hun praktijken binnen de zes weken te laten ophouden. Maar dat verandert weinig aan de dramatische situatie in Ieper. De nood is hoog. De armoede woekert maar verder. Het gevolg van een dramatisch slechte handel, een flauwe nering en de duurte van de voedingsmiddelen. De kerken zitten vol met biddende mensen. ‘God haal ons hier toch uit deze ellende.’ Hoeveel keren zal God de vader deze vraag wel toegestuurd krijgen?

25 december 1565. Mijnheer de burgemeester zit natuurlijk met de handen in het haar. Zo veel honger is niet normaal. Hij smeekt de poorters om elk voor zich vrijgevig te zijn en geld te schenken aan de armen en behoeftigen zodat ze niet dagelijks voor de deuren zouden moeten gaan bedelen. Tijdens de aanloop naar Kerstmis 1565 wordt er vijftig pond opgehaald.

Wie geen werk heeft en geld tekort komt krijgt wat centen toegestopt. Als tegenprestatie moet het bedelen ophouden. Wie nog de deuren van de rijkere poorters afloopt op zoek naar medelijden zal opgepakt en gegeseld worden. Zo gaat dat hier in deze bizarre tijd. Mijn tijd. De goegemeente slaakt meer dan zomaar een zucht van verlichting als er tijdens de kerstperiode dan toch een verse lading graan uit Holland arriveert. Met Kerstmis is er eindelijk weer kwalitatief koren beschikbaar. De prijs is er naar. De goede tarwe is ondertussen al weer dertig percent duurder geworden.

29 maart 1566. De prijs van het graan begint gelukkig zachtjes te dalen. De vrees voor rellen blijft er bij het stadsbestuur goed inzitten. De armoede en al die roddels over dat beter geloof vormen natuurlijk een perfecte voedingsbodem om revolte te krijgen. In de binnenstad zwerven zoals gewoonlijk heel wat lieden van de buitengebieden rond. Mensen die we van haar noch pluimen kennen. Lieden die onrust stoken, die beweren dat de hongersnood de schuld is van de kerk. Onze schepenen beseffen dat er moet opgelet worden met vreemdelingen die de boel hier kunnen komen verzieken en opstoken. In de loop van de dag verschijnt er aan de lakenhalle een gebod dat de burgers zelf controle moeten uitoefenen op wie hier allemaal binnenkomt en goed toe moeten kijken naar wat er allemaal binnen de stadsmuren gebeurt.

Overdag dienen de diverse stadspoorten in de gaten gehouden te worden en tijdens de nacht moet er controle zijn over het bezant. Dat is de stadsgevangenis op de markt, de zogenoemde ‘vangenesse’ waar misdadigers moeten wachten op hun bestraffing. Die naam ‘bezant’ is afgeleid van de Byzantijnse gouden munten (bysanten) die onze kruisvaarders in de jaren 1200 meebrachten van hun kruistochten. Hier in Ieper wordt er gesproken over het bezant of het ‘paisant’. Op deze plaats werkten ooit de straathoekmedewerkers, de ‘paisantiers’, de ‘bezanters’, om de vrede in de straten te behouden.

Wie kwaad gedaan had werd hier tijdelijk vastgehouden in afwachting van een verzoening tussen daders en slachtoffers. Gaandeweg is onze bezant echter geëvolueerd tot een tussenstop op weg naar de vierschaar. De ‘paisantiers’ van vroegere dagen zijn vervangen door de knechten van de baljuw. Anno 1566 lijkt het er wel op dat de magistraten bang zijn dat de gevangen schurken wel eens door hun kompanen uit de bezant zouden kunnen bevrijd worden. Vandaar dus die extra beveiliging.

Mei 1566. De Ieperlingen mogen geen logement offreren aan vreemden en als er hiertoe een vraag is, moeten de poorters eerst bij het bezant aankloppen met de persoonsgegevens en de adressen van hun kandidaat-gasten. Wie dit bevel aan zijn laars lapt krijgt een boete van tien schellingen. Niemand begrijpt precies waarom deze maatregel er in deze moeilijke tijden komt. Na de preek in Boeschepe weet ik wel beter. Vlaanderen kweekt broeihaarden dat het geen naam heeft. Begin mei wordt mijn vermoeden bewaarheid.

In Gent gaat er een algemene vergadering door van de geestelijke staat van Vlaanderen. Zeg maar de topfiguren van de Vlaamse kerk. De hertogin van Parma is er aanwezig. Samen met de graaf van Egmont, al de edelen en de bisschop van Ieper. In Ieper worden de gangbare veiligheidsmaatregelen rond die dagen wat afgezwakt. Het bezant dient niet meer bewaakt te worden. Aan elke stadspoort moeten er wel altijd twee bewakers staan. Dag en nacht en zonder onderbreking. Op 26 mei komen de geestelijken nog een tweede keer samen te Gent. Het lijkt er sterk op dat de clerus niet erg op zijn gemak is.

16 juni 1566. Sacramentsdag. En precies die dag blijkt het startsein te zijn om opnieuw te beginnen prediken over het nieuw geloof. In Rijsel, Waasten, Mesen, Gent en Antwerpen komen predikanten van de lering van Calvijn op straat om er voordrachten over de nieuwe godsdienst te houden. Deze sermoenen functioneren als stroop voor de vliegen. Uit alle steden, dorpen en gehuchten van Vlaanderen stroomt het volk er naartoe. Werk en arbeid zijn plots niet langer belangrijk. En dat is toch wel ergerlijk om zien.

De afwezigheid van zo veel arbeiders en ambachtslieden zorgt er voor dat de neringen en de ambachten zware schade ondervinden. Dat de nijverheid en het koopmanschap teloor gaan wordt met de dag zichtbaarder. Niemand wil nog geld uitgeven. In Ieper en in de andere steden van het Westkwartier houden ze de wacht om de toeloop naar de sermoenen tegen te gaan. Er is echter geen houden aan. Op heel wat plekken in de nabijheid van de stad vinden de nieuwgelovige predikanten telkens opnieuw een gretig publiek. Ook in Armentières is dat het geval. De heren van de wet weten bij God niet wat ze moeten aanvangen met dit onbekend fenomeen.

7 juli 1566. De priesters en de bisschoppen weten het al helemaal niet meer. Om 9u houdt de bisschop van Arras een vurig sermoen in Armentières en na de mis gaat er een schone processie rond met al de heiligen en met de sacramenten. Rond de middag wordt de katholieke ritus brutaal verstoord door een aanhang van calvinisten die her en der in de straten van het stadje begint te prediken en overal weer veel volk op de been brengt. Ze profiteren van hun overmacht om met geweld twee van hun medestanders uit de gevangenis te gaan bevrijden.

Drie dagen later verschijnt er opnieuw een hallengebod in Ieper. Het wordt nu expliciet verboden om nog te gaan luisteren naar het gezwets van dat nieuw geloof. Wie dat toch doet riskeert om opgehangen te worden met daarbij de verbeurdverklaring van zijn of haar goed. De wacht aan de stadspoorten wordt verder opgeschroefd zodat men niet zomaar kan wegtrekken uit de stad. Gelein Damman en companie blijven echter hun gif spuien tijdens hun toespraken over de paus en zijn uitlaten. In Belle, Nieuwkerke en de omgeving daar lijkt de calvinist alomtegenwoordig te zijn en blijken de dreigementen van het Ieperse magistraat weinig indruk te maken. Het volk uit Ieper blijft immers maar toestromen om Damman aan het werk te zien en vooral te horen.

22 juli 1566. Broeder Anthonis Algoet uit Belle, een lange slungel van nog geen vijftig kilo, houdt een sermoen op de marktplaats van zijn thuisstad. De man heeft zijn kap over de katholieke haag gegooid en is overgestapt naar de concurrentie. Hij wordt bij zijn missieronde vergezeld van tweehonderd gewapende mannen. Enkele dagen later duikt Anthonis op in Waasten met opnieuw een massa van toehoorders. Na zijn sermoen keren de daar aanwezige Ieperlingen in groep terug naar de stad. Ze arriveren hier aan de Mesenpoort, gewapend met zeker vijftig geweren in aanslag.

Ze stappen via de Zuidstraat tot aan de markt. Ik bekijk het schouwspel vanuit de grote poort van het Nazareth. Hier ben ik verantwoordelijk voor het welzijn van een twintigtal sukkelachtige weduwnaars die hier een woonplaats aangeboden krijgen van de stad Ieper of van rijke poorters die daarvoor jaarlijks giften ter beschikking stellen. Veel kan en mag ik er niet over schrijven in mijn dagboek omdat ik bij mijn aantreden een eed moest afleggen om nooit indiscreet te zijn over mijn gasten en hun toestand.

Die passage van deze opstandige Ieperse burgers biologeert me meer dan ik kan zeggen. Ik tel zeker honderd Ieperlingen die hier zelfverzekerd en op een haast religieus aanvoelende manier naar de grote markt stappen. Ze lijken rustig en helemaal niet agressief, de aanwezigheid van al die geweren bezorgt me hoe dan ook kippevel. Alsof de geuzen willen insinueren dat ze met geweld zullen reageren als ze niet met rust zullen gelaten worden. De hele tijd zingen ze psalmen van David. Dat bedoelde ik met het religieuze kantje. De bende houdt uiteindelijk halt voor de woning van voorschepen van den Keyetten en daagt er ostentatief onze lokale sterkhouder uit door het zingen van een psalm aan zijn voordeur. Opnieuw met die dreigende en uitdagende zelfverzekerdheid die me koude rillingen bezorgt.

Dit is een fragment uit Boek 8 van De Kronieken van de Westhoek

Article Categories:
fragment uit deel 8
banner
http://www.dekroniekenvandewesthoek.be

Vlaamse geschiedenis zoals je die nog nooit beleefd hebt!

Comments are closed.