banner
mrt 1, 2025
87 Views
Reacties uitgeschakeld voor Brugge, geboren aan zee

Brugge, geboren aan zee

Written by
banner

De oorsprong en de oudste geschiedenis van de stad Brugge is al uitvoerig bestudeerd. ‘De uitkomst van die studies is ontgoochelend’, beweert Derville in zijn boek; ‘de geleerden spreken elkaar de hele tijd tegen. Het komt er op neer dat ze niet weten hoe en wanneer deze stad is ontstaan!’ Straffe woorden zijn het. De topografie geeft aan waar Brugge ontstaat. Op een zandheuvel, die met zijn hoogte van een meter of tien in het zuiden uitkijkt op het ondiepe water van de Reien en aan de noordkant zes meter uitsteekt boven de kustvlakte van de Noordzee.

Al de Brugse kanalen zijn dus uiteraard kunstmatig en laattijdig aangelegd. De zee heeft niets te maken met de geboorte van Brugge op zich maar veeleer met het ontstaan van een wegverbinding die dan op zijn beurt wel onrechtstreeks er voor zal zorgen dat de stad tot stand zal komen. Brugge ontstaat vanuit een ‘castrum’ op de weg tussen Oudenburg en Aardenburg. De toponymie is het helemaal niet eens met de topografie!

De naam van de stad is Bryggya is op en top een Noorse naam die ‘landing’ betekent. Zoals in de ‘landing van Normandië’. Is Brugge dan toch geboren aan de zee? Zo ja, wanneer? Vandaag ligt Brugge zowat twaalf kilometer van de kust verwijderd. De opeenvolgende transgressies van de Noordzee hebben die vlakte met wisselend succes onder water gezet en hebben hier en daar bevaarbare zeegeulen doen ontstaan die tot aan de stad reiken.
Bij het begin van onze nieuwe tijdsrekening, tijdens de eerste Duinkerke-transgressie, is het Noordzeewater doorgedrongen tot aan Fort Lapin zowat 2 km ten noorden van de burcht. Hier in Fort Lapin wordt nogal wat luxueus aardewerk ontdekt. De vondsten geven aan dat het hier commercieel erg actief moet aan zijn toegegaan. Een Gallo-Romeinse nederzetting schrijft Wikipedia. Deze vicus wordt rond het jaar 300 verwoest door de Barbaren en komt rond diezelfde periode trouwens nog eens onder water tijdens de tweede Duinkerkse transgressie. Of er toen een bevaarbaar kanaal was dat het huidige Brugge bereikte, is niet bekend. Er is in elk geval geen spoor van enige maritieme activiteit. Het water trekt zich in de loop van de tijd opnieuw terug.

Het is pas met de derde transgressie rond het jaar 1000 dat Brugge dichter komt te liggen bij de Noordzee. We weten dat Emma van Normandië, de koningin van Engeland en Noorwegen, in 1037 een tijd komt verblijven in Brugge en dat ze voet aan wal zet niet ver van de burcht. ‘Haud longe a castello’ verraden de archieven. Er moet dus in die tijd een haven bestaan in Brugge. Er is trouwens nogal wat energie gestopt in het terugvinden van sporen uit die maritieme wijk rond de oude kerk van Sint-Walburga ten noorden van het kasteel. Maar er zijn geen harde bewijzen gevonden.

De hypothese van een havenactiviteit blijft onbewezen. Het middeleeuwse Brugge heeft zich in elk geval niet uitgebreid naar de noordelijke kant van burcht, maar wel naar het zuidwesten, langs de weg die vertrekt van de markt. Precies zoals alle steden die tot stand kwamen in de groeiperiode van de Vlaamse landbouw. ‘Is Brugge ooit een graanmarkt geweest?’ De archeologen leveren geen afdoend antwoord op deze vraag.

Ze slagen er in om een klein ‘castrum’ uit de jaren 800-850 te identificeren. Mogelijk een plek die vanaf 854 als schuilplaats diende ten tijde van de Noorse invallen. De grote middeleeuwse burg, zijn compagnon de Sint-Donaaskerk, en ongetwijfeld ook zijn kanalen en zijn molen, dateren uit de regeerperiode van graaf Arnold I (918-965). Voor de rest is er niets. Romeinse overblijfselen zijn er zeldzaam. Onder de Burg zelfs onbestaande. We moeten absoluut niet denken dat Brugge ooit deel heeft uitgemaakt van de verdedigingsgordel die Rome in de 4de eeuw liet bouwen aan de ‘litus saxonicum’ om het land te beschermen tegen de Saksische invallen.

Alain Derville haalt nog eens uit naar de Vlaamse historicus Adriaen Verhulst die dacht dat de Brugse agglomeratie ooit geboren is uit een Romeinse ruggengraat, verbonden met een heerweg. Er zal ooit wel een Romeinse weg geweest, vermoedt Derville, maar die zal toch nooit deel hebben uitgemaakt van het internationale Romeinse wegennet dat al met al vrij goed gekend is.

En wat dan met de teksten uit de ‘Vita Eligii’ uit de 7de eeuw, die het hebben over een ‘municipium flandrense’ die Brugge moet voorstellen? De hoofdstad van het kleine graafschap van Vlaanderen. Een wat pronkerige titel. Ongetwijfeld een gerechtvaardigde verwijzing naar Brugge als centrumplaats. Maar vergeet al de opgeblazen poeha van geschiedschrijver Pirenne. Er is nog geen noemenswaardige handel en nijverheid in de pagus Flandrensis.

Hoe dan ook, die eerste titel van centrum zal veel Vlaamse historici sussen in hun bewering dat Brugge ooit de hoofdstad van Vlaanderen is geweest. In 892 citeren de ‘Annales Vedastini’ de ‘burgus’ van Brugge. Een oppidum met poorters. En als er sprake is van poorters, dan betekent dit dat er ook een poort zal zijn. Een document uit 941 lijkt wat meer inzicht te bieden. Het handschrift in de archieven van de Gentse Sint-Pietersabdij vermeldt de verbanning van pachters in drieëntwintig dorpen en in twee ‘vici’, die van Brugge en Antwerpen. Brugge wordt dus in die dagen al beschouwd als een stad en niet als een dorp. Een stad net zoals Sint-Omer in 938. Het is duidelijk dat de burchten de steden voorafgaan. In Sint-Omer zit er een verschil tussen van zowat twintig jaar.

De bouw van die burchten zal haastwerk geweest zijn. Een imminente noodzaak om zich te verschuilen voor de vervaarlijke Noormannen in de jaren 880. De aanleg van een stad zal meer tijd en overleg gevergd hebben. De burchten liggen helemaal niet centraal in de steden, maar ze zijn wel dominant. De stadsontwikkeling begint bij de burchten. Een beetje in de vorm van een komeet. Een dichtbevolkte kop met een lange straat als een staart met een hoop parallelle en convergente steegjes. De eerste burchten liggen allen op een heuvel.

Kwestie van een goed uitzicht te hebben op de vijand. Maar niet enkel de hoge ligging speelt een rol. Laaggelegen gronden aan de punt van een schiereiland temidden van de moerassen zijn ook prima. Wat later gevolgd door een marktplaats en een verkaveling van de gronden in de nabijheid waardoor de woonerven haast organisch in een voortdurend uitdijende halve cirkel vermenigvuldigen.

Dit is een fragment uit Boek 4 van De Kronieken van de Westhoek

Article Categories:
fragment uit deel 4
banner
http://www.dekroniekenvandewesthoek.be

Vlaamse geschiedenis zoals je die nog nooit beleefd hebt!

Comments are closed.