Lukken waren vroeger alleen gekend in West-Vlaanderen en Frans-Vlaanderen. Daarbuiten was dit een ongekend product. Door uitwijking van West-Vlamingen en vooral nu door de gekende lukken van Lo zijn de grenzen verschoven en kennen de fijnproevers deze nieuwjaarslekkernij.
Het volksonderwijs, door Karel de Grote ingericht, was reeds in de 9de eeuw in de handen van de kerk overgegaan, terwijl het door de burgerlijke overheid veronachtzaamd werd. Zo staat de oudste Roeselaarse volksschool, die voor de eerste maal in 1152 wordt vermeld, onder het oppertoezicht van de abt van Zonnebeke.
De vrouwen waren doorgaans eenvoudig gekleed; als enige versiering droegen ze een onder de kin toegebonden zijden ‘sjaal’ over het gevlochten hoofdhaar; alleen oudere vrouwen droegen een strooien hoedje dat het hoofd ten nauwste omsloot.
Anno 1584, op de 8ste januari werd Thomas Derave ontboden bij een vrouw die haar been gebroken had en verzorging nodig had. Men leidde hem binnen in het huis genaamd ‘De Drie Suikerbroden’, in de Boterstraat waar voordien nog Maerten Ramaut en zijn vrouw Mary Navigheer gewoond hadden.
In 1997 waagde historicus A. Dewitte zich aan een vertaling van een handschrift uit 1531. Het werd geschreven door een zekere Jacob de Meyere die zichzelf omschrijft als zijnde een ‘historiograaf’. Zijn oorspronkelijk werk draagt de titel ‘Flandricarum Rerum Libri X’. Het is een heerlijke tekst die op ongeziene manier vertelt hoe Vlaanderen er in zijn puberteit moet uitgezien hebben!
Zoals bekend, gingen de belangrijkste foren van Vlaanderen door te Sint-Omaars, Dowaai, Gent, Rijsel, Mesen, Ieper en Torhout. Wat aan deze vier laatste steden gemeenschappelijk is, is dat ze pas op het einde der 11de eeuw opdagen en dat ze al van meetaf aan een bloeiende foor bezitten.
Behept als zij waren om het offensief van de duivel en zijn trawanten te stuiten, hebben sommige rechters niet geaarzeld om bepaalde verdachten de vreselijkste folteringen te laten ondergaan. Ze werden hierin gesteund door de demonologen of specialisten van de duivelsleer, welke eenparig verkondigden dat de heksen ook tijdens hun tortuur door de duivel werden bijgestaan en slechts door de wreedste pijnigingen konden gebroken worden.
In de eerste augustusdagen van 1914 hadden Edward en Frans Van Raemdonck de toestemmen van hun ouders afgedwongen om te mogen vrijwilliger worden. En ze waren opgetrokken, die tengere jongens van 18 en 17 jaar, om heldhaftig hun steek te staan in de strijd tegen de meinedige Duitser.
Den 21 mei 1901, het convooi dat van Yper naar Kortryk vertrekt ten 9.30 u. ontriggelde gedeeltelijk aan de hofstede bewoond door Wed. Bostyn, wanneer vyf koebeesten, men weet niet hoe, waren gebroken uit de weide die langs den ijzerweg ligt, die daar juist een kromte maakt.
Immers, naar de beschikbare bronnen is de bekende Ermentrudis van uit Keulen naar Brugge gekomen, en heeft omstreeks 1250 te Sint-Baafs de eerste Clarissenabdij in Vlaanderen gesticht. In de lente van 1256 heeft zij Brugge verlaten om te Langemark een nieuwe abdij, de tweede van haar orde in Vlaanderen, op te richten. Doch op het einde van 1258 of in de lente van 1259 heeft zij die stichting opgegeven en een nieuwe abdij te Rosendale, in de parochie van St.-Jan tussen de eerste en de tweede omheining van Ieper, gebouwd.
Het is niet waardig voor een gemeentebestuur dat zich katholiek noemt dusdanige gebruiken met subsidies aan te moedigen en te doen verderzetten. Veel eerder zou het strenge bevelen moeten geven om deze prijskampen te beletten en ten strengste te verbieden dat men jacht maakt, vangt of vernietigt onze zingende en insectenetende vogels in het algemeen.
Halverwege tussen de ‘platse’ van Geluveld en wijk ‘De Nachtegaal’ op Werviks grondgebied, ligt langs de drukke Menenstraat het gehucht Kruiseke. De rotonde vormt de kruising van deze rijksweg met de Wervikstraat (gewestweg).
Op 12u30 zou de heer Christiaen zijn eerste autoritje maken met zijn chauffeur Ed. Billiet. Van Passendale naar Roeselare, over Moorslede, een afstand van 12 km. Aan het station Moorslede-Passendale, na amper 1 km afgelegd te hebben, moest halt gehouden worden om het kokend water te vervangen.
De eerste sporen van ons volksonderwijs zijn te vinden omstreeks het midden der zeventiende eeuw. Er berust in het Rijksarchief te Brugge een losse kerkrekening uit het jaar 1660, het jaar dat tussen Spanje en Frankrijk de vrede gesloten werd. In die rekening is de naam opgegeven van Joost Belettere Coster-scolemeester, hij was te Beselare geboren in 1641. De Belettere’s waren in die tijd een gezaghebbende familie, die op ons dorp een voorname rol speelden, te oordelen naar de ambten die zij bekleedden : baljuw, burgemeester, schepenen, leenmannen, enz.
Zoals iedereen wel weet, maakten onze streken in de tachtiger jaren van de 18de eeuw deel uit van het Oostenrijkse keizerrijk. Jozef II (de “keizerkoster”) regeerde met vaste hand als verlicht despoot en hij wilde grondige hervormingen doorvoeren. Zijn energieke aanpak, waarbij hij erin slaagde zowat iedereen, met inbegrip van adel en geestelijkheid, de leidende klassen op dat ogenblik, tegen zich in het harnas te jagen, leidde uiteindelijk tot een diepgeworteld ongenoegen, culminerend in een opstand.
Na de dood van Karel de Goede, werd zijn erfdeel door drie prinsen betwist. De Vlamingen kozen de zijde van diegene die het meest bereid was om hun vrijheden te beschermen. Deze drie mededingers waren Willem van Lo, markgraaf van Ieper, wiens vader, Philippus van Vlaanderen, zoon was van Robert de Vrieslander; Dirk van de Elzas, zoon van Gertrudis, dochter van de zelfde Robert; en eindelijk Arnold van Denemarken, neef van de goede graaf Karel.
Waar dat Mauprez daar woont, ’t was ’s avonds, je ging daar binnen. Je vroeg als de boer thuis was. ‘Jaa’j, zei de boerinne. ‘Weet je gij dat je schoonzeune dood is?’ vroeg Pollet.
Wij zijn weerom al bijéén
Brandhoeknaartjes, Brandhoeknaartjes
Wij zijn weerom al bijéén
Brandhoeknaartjes, groot en kleen.
Waar de Ieperse magistraat bericht dat er in 1247 wel 200.000 inwoners te Ieper gevestigd waren, en in 1485, in een verslag over de materiële toestand aan de Grote Raad van Mechelen, beweert dat er omstreeks 1408 nog 3 à 4.000 weefgetouwen in werking waren, dienen we beide gegevens als fantastisch en volkomen onjuist te verwerpen.
1651 – Onze gemeente heeft ook veel te lijden gehad tijdens de inval der Franse legers, om België aan de heerschappij van de koning van Spanje te onttrekken. In de zomer van 1651 legerden te Leisele twee regimenten Duitse soldaten en einde oktober van hetzelfde jaar drie regimenten Lorreinen, met het regiment van Don Louis Poenega, benevens de Compagnie van de luitenant-generaal.
Het kanaal van Ieper naar Nieuwpoort bestond reeds, zo niet in de 12de, zeker in de 13de eeuw en was voorzien van overdrachten. Gravin Margareta van Constantinopel liet in 1251 dit kanaal verbeteren.
Sint-Jan bij Ieper Zondagnamiddag kwamen een tiental leden van de rokersgilde ‘De Vrije Wolken’, gevestigd bij H. Waterbley ter herberg ‘Het Museum’, Boomgaardstraat Ieper, verbroederen met de leden van de onlangs gestichte rokersgilde ‘De Ware Rokers’ gevestigd bij R. Sinaeve alhier.
Het mag eigenlijk wel verwondering wekken dat over de geschiedenis van Harelbeke tijdens de middeleeuwen nog bijna geen studies gemaakt werden. Er zijn toch genoeg archiefbronnen voorhanden. Wat gepubliceerd is, beperkt zich tot de z.g. forestiers en het kapittel. Wel bevindt zich heel wat handschriftelijk werk uit de rode eeuw en het begin van de 1oste eeuw in het kerkarchief; vooral J. Ferrant heeft heel wat aantekeningen nagelaten.
Op den 9en julius, ’s nuchtens met het opendoen van der poorte zoo kwam de mare dat Langemarck en ook geheel de plaetse mette kerke en het schoon huys van Francoys Van Houtte al afgebrand was, en dat door ’t volk van den legere, die op den viij van julius aldaer gekomen was en niemand daer vindende dan in de kerke eenige arme menschen, hebben in diversche huysen ’t vier gesteken, ja datter niet met alle, noch halle, noch huys, noch kerke gebleven was, zoo dat de arme menschen byna zouden verbrand zijn met hunne kinderen in de kerke.
Dank zij Julietje was de overval mislukt. Het enige noodlottig gevolg was dat Gabriëlle Veys-Goethals, die een tweede kindje verwachtte, door deze gebeurtenissen een miskraam had. Julie Capelle (°Staden 13-05-1859 +Westrozebeke 05-03-1952) werd te Vlamertinge “Julietje van Feysens” genoemd omdat ze gedurende 75 jaar te Vlamertinge in dienst geweest is bij de familie Veys, waar ze bij drie generaties vergroeid en vastgeworteld was.
Koosnaampjes van de Westhoek
Op vrijdag was het bij ons BAKDAG. Moeder deed zoals van over ouds het werk aan de deegtrog en vader het ovenwerk. De tarwe en de rogge werden gemalen in Hermans molen te Beselare ofwel bij Henri D’Hooge op de Broodseinde. De gist om het deeg te bereiden kwam van de brouwerij Comyn op het dorp. De baktrog was een houten bak zonder voet die op twee stoelen stond. Nu het kneden met de vuisten en de handpalmen werd het deeg in een hoek van de trog met een doek afgedekt om de eerste maal te rijzen.
’t Was waar: de gendarmes stonden daar. Ze brachten de vluchtelingen onder in 2 zalen. Wij lagen in de eerste zaal. Daar brandde een grote stoof. We sliepen in rijen in ’t stro. We moesten gaan eten in ’t hospice. Drie keer per dag: ’s morgens een kom frutsop en een snee droog brood, ’s noens een kom soep – ze stonk; ’t was lijk van de schoteldoek gekookt -, ’s avonds weer een snee brood en frutsop.
Bij de volksspelen op het platteland, kwam het er bij de mensen alleen maar op aan zoveel mogelijk leute en verzet te maken. Zo werd er ook EIERRAPING gehouden langs de Frezenbergstraat. Al rijdend met een kruiwagen, waarop een eiermand stond, moest de voerder eiers oprapen die hier en daar op de weg verspreid lagen. De kunst was om het eerst aan de eindstreep te geraken met zoveel mogelijk hele eieren. Er waren schone prijzen te winnen: handdoeken, schorten, dweils, enz.