Najaar 1382. Heel Vlaanderen mag zich in de afloop van de slag van Westrozebeke dan wel geschikt hebben naar de wensen van de graaf en de koning. Hier zien ze iets dergelijks niet zitten. Bevel van de koning of niet, maar graaf Lodewijk zien ze hier echt niet zitten. Van hem kunnen ze onmogelijk nog hoop of rust verwachten. Met Lodewijk van Male zal het in Gent nooit goed komen. Koning Karel is ondertussen vertrokken naar Doornik. Een deel van de Franse troepen zal in Vlaanderen blijven. Vooraleer hij verder reist naar Parijs, stelt hij Johannes van Gistel aan als opperbevelhebber over Vlaanderen en als gouverneur van Brugge.
Ieper komt onder het bevel van de heer van Simpy. Johannes van Jumont wordt de leider van Kortrijk en Willem van Landeghem zal Oudenaarde managen. Iedere stad en iedere sterkte krijgt vervolgens een of andere edele toegewezen, iemand die zich de voorbije maanden in de strijd heeft laten onderscheiden. Aardenburg krijgt de assistentie van 200 Franse ruiters, ‘zo dat geheel Vlaanderen nu bestuurd werd op de naam van Frankrijk.’ Over Lodewijk van Male wordt er met geen woord gerept.
‘De koning vierde den kerstdag tot Doornik, waar hij met zich had gebracht veel rijke burgers van Kortrijk, van welke hij veel geld vraagde en verkreeg.’ Ik lees geboeid verder. Wat hij vraagt is niet min. ‘Niet alleen de mans, maar de vrouwen en kinderen werden naar Frankrijk geleid om dat de afkoop zo veel dierder zoude hebben geweest: geheel Vlaanderen wierd hem toegeschikt tot roof.’ De jaarboeken verschaffen nog meer wetenswaardigheden. De koning logeert in de abdij van Sint-Maarten, Johannes, de hertog van Berry in het paleis van de bisschop. Filips, de hertog van Bourgondië in ‘Het Gouden Hoofd’, de hertog van Bourbon in ‘De Kroone’ en Clisson, de maarschalk van het paardenvolk in ’t Hoofd van Sint-Jacob’. Voor wie er aan mocht twijfelen; ‘deze dry huizen zijnde ten deezen tijde uitspanningen ofte hosteleryen’.
Er komt een harde repressie op gang tegen de Urbanisten, aanhangers van de Roomse paus. Zonder twijfel in naam van God, Jezus en hun hele sliert van heiligen. Dood en verderf in naam van het geloof, waar heb ik dat nog gehoord? Ook nu beslis ik om de oude teksten hun ding te laten doen. ‘De Fransen vervolgden alom zeer scherpelijk de Urbanisten, de welke onmenselijk wierden behandeld, zowel binnen Doornik als elders, tenzij dat zij met veel geld hun aangedane pijniging en dood afkochten. Men verzekert zelfs dat de koning door deze afkopingen zowel van geestelijke als wereldlijke uit Doornik alleen al heeft medegedragen over de 7.000 goudstukken.’
‘Aldus wierden de goeden door de bozen verdrukt en zelfs tot de boosheid gedwongen en weggevoerd. Men geloofde hun niet ten zij dat zij Clemens voor paus van de H. Kerk verkenden. De gevangenen nochtans uit Vlaanderen, over deze zaak redende met onze graaf Lodewijk, vraagden tijd tot de aanstaande Paastijd, om zich te beraden en daar op te antwoorden, ’t welk hun wierd toegestaan.’
Het jaar 1383 moet ondertussen al zijn aangebroken. François Ackerman en Raso Van de Voorde zijn teruggekeerd van hun bezoek aan Calais. Via Zeeland belanden ze in Gent. Hun terugkeer zal dus via de Noordzee zijn moeten gebeuren. Ackerman wordt direct actief als opperbevelhebber en volgt daarmee pas nu Filips van Artevelde op. Er zijn nogal wat Gentse kopstukken geliquideerd het voorbije jaar. Gevangen en onthoofd. François Ackerman stelt nieuwe mannen aan. Jacob Thierry en Arnoud Janssone worden de nieuwe kapiteins. Een zekere Dickele wordt de nieuwe baljuw van de stad Gent.
Voor zijn vertrek naar Frankrijk brengt de Franse koning nog een bezoek aan Brugge. Graaf Lodewijk van Male vergezelt hem. Op de markt treffen ze de lijken aan van enkele opgehangen Bretoenen. Ze zijn ingegaan tegen de bevel van de koning en hebben zich bezondigd aan plunderingen in de Brugse binnenstad. Er is sprake van een raid in de buitengebieden tussen Brugge en Kortrijk. Het grafelijk kasteel te Male heeft het zwaar verduren te kregen. De beeltenissen en de schilderijen van de graaf worden vernield achtergelaten.
In Kortrijk halen de Fransen een schitterende torenklok van de halletoren. Een 24-urenklok en op dat moment één der bekendste uurwerken van Europa. De opdracht komt blijkbaar van de hertog van Bourgondië zelf. Het ijzeren uurwerk bevat onder andere de beeltenissen van een man en een vrouw die op een mechanische manier de uren aangeven door op de klok te slaan. De Kortrijkzanen noemen hen Manten en Kalle en niemand komt zo prima met elkaar overeen als die stalen Manten en Kalle. De torenklok met de beelden wordt op wagens geladen en verhuist naar Dijon waar die op een toren geplaatst wordt in de nabijheid van het portaal van de plaatselijke Onze-Lieve-Vrouwkerk. Manten en zijn Kalle zouden er nu nog altijd moeten hangen.
De wraak om de Gentse opstand, in de nasleep van Westrozebeke, blijft voor beroering zorgen onder de bevolking. Bartholomeus Coelman, de admiraal van de Gentse vloot wordt aangehouden en binnen Sluis onthoofd. Hij krijgt het gezelschap van verscheidene aanvoerders die hun medewerking hebben verleend aan het beleg van Oudenaarde. De meeste vluchtende soldaten zijn doodgewone arme stakkers en die krijgen de toelating om terug te keren naar hun huizen. ‘Indien zij de stoutmoedigheid hadden van met hunne naburen te willen gaan wonen, de welke op hun verbitterd waren, want geheel Vlaanderen, behalve Gent alleen, alsnu onder gehoorzaamheid gebracht was van Frankrijk en van de graaf.’
Niet te verwonderen dat de oorlog in 1383 niet voorbij is. Wie terugkeert naar zijn woning, riskeert zijn leven. De mannen en hun families gaan op zoek naar schuilplaatsen, landlopers zijn het geworden, woningen hebben ze niet meer. Tot dat de Gentenaars hun stad open zetten voor hen, ‘en vrijgeleide gaven aan alle die zich met hun wilden voegen, uit krachte van welke de stad zo opgepropt wierd van volk, dat zij haast wederom in zo groot getal waren als te voren, want het meeste deel van de inwoonders van hun verwoest Kortrijke en Deinze hebben hunne woonplaatsen met vrouwen en kinders binnen Gent genomen.’
Ik weet meteen waarom dat Gentse leger in 1383 dergelijke allure zal aannemen. Dit is geen stadsopstand maar een burgeroorlog waar het hele Vlaamse land aan meewerkt en die zichzelf gaandeweg verder zal gaan opfokken vanuit het centrum van deze stad. Gewone mensen van het platte land zoeken noodgedwongen hun toevlucht hier. De Bretoenen, de Bourgondiërs en de ‘Waals-Vlamingen’ doorlopen op wrede en verwoede manier de provincie en mishandelen de mensen met een vreselijke tirannie, ‘bezonderlijk het mannevolk die zij alle ombrachten.’
Ik blijf even bij het oude Vlaams die de monsterachtige mishandeling van de Vlamingen op papier probeert te zetten: ‘het vrouwvolk, die zij door hunne vleeselijke lust schenen genade te doen, wierden beestelijk mishandeld.’ De wraak van de Franse soldaten, ik noem ze liever crapuul, heeft alles te maken met de wetenschap dat ze voor hun krijgsprestaties niet vergoed werden door hun legerleiding en dan maar zelf zijn gaan zorgen voor geld in het bakje.
‘Hun razernij nam geen einde met hun vertrek naar Artois, altijd op die klacht steunende dat zij met buit en roof hun loon moesten vinden, tot dat de maarschalk van het Frans peerdevolk hun geblooft heeft een rijke vergelding, zo haast den koning tot Parijs zoude gekomen zijn. Het welk met de aankomst van het Frans hof aldaar zo groot bloed-toneel veroorzaakte als in Vlaanderen, door het straffen van de afvallige belhamels, de welke in het afwezen van de koning de oproer in verscheidene plaatsen hadden ontstoken ofte gevoed.’
In Frankrijk gaat het er dus al even krankzinnig aan toe. ‘Terwijl de edeldom van Frankrijk met alle strengheid en wreedheid het gemeen volk verdrukt en met schattingen hun gierigheid blusten, was men in Vlaanderen een weinig van deze lasten gerust’. In de plaats daarvan leven de mensen nu met de vrees voor de Gentenaars en met de angst dat het nu aan de beurt is aan de Engelsen om het landen binnen te vallen.
Ik krijg nog wat informatie rond de vernietigingen die Kortrijk over zich heen heeft gekregen nadat de Franse koning er vertrokken is. Zowat overal in de stad worden vuurhaarden aangestoken wat uiteraard leidt tot een algemene stadsbrand. Van de kerk van Sint-Maarten blijven alleen enkele zwartgeblakerde muren overeind staan. De overlevering laat uitschijnen dat de Onze-Lieve-Vrouwkerk, de kapel van Sint Joris in de Doornikstraat, een huis in de Kortesteenstraat, het huis ‘De Zoete Vrouwe’ in Buda en nog enkele woningen overeind zijn gebleven tijdens de vuurstorm. Ook het kasteel waar de graaf verbleef tijdens zijn bezoek zal gespaard blijven.
Hier in Kortrijk hebben ze het voor een eerste keer over het beleg van Ieper tijdens de zomer van 1383. De Engelsen zijn enkele weken vooraf weer geland op het vasteland en beginnen op 8 juni hun belegering van de stad Ieper. Om het naderen van de vijand te bemoeilijken en te hinderen, steken de Ieperlingen zelf hun voorsteden in brand. De heren van Izegem, Harelbeke, Rollegem en andere ridders springen er in de bres in hun verweer tegen de Engelsen.
De Gentenaars zijn al onderweg om de Engelsen bij te staan en passeren langs Kortrijk die er dan verwoest, verbrand en onbewoond bij ligt. Enkele resterende mensen zijn naar Gent geëmigreerd nadat ze daar de belofte gekregen hebben dat ze daar hun burgerrechten zouden krijgen. Van versterkingen en van schuilpplaatsen is er dan al lang geen sprake meer, maar toch krijgt ridder Jan van Jumont de opdracht om Kortrijk in verzekerde bewaring te houden en om een aanvang te maken van de heropbouw.
De hertog stuurt een garnizoen van zestig Bretoense ruiters ter versterking van het Franse leger dat Vlaanderen bezet houdt. Ter hoogte van Komen lopen die in een hinderlaag en worden de Bretoenen door zowat 200 Engelse ruiters overvallen en gedood. Ook hun aanvoerder, de heer van Sint-Ange behoort tot de slachtoffers. Graag Lodewijk logeert ondertussen in Rijsel. Hij maakt zich zorgen over de kerk van Menen. Als de Engelsen zich daar gaan verschansen kunnen ze de hele stad beschieten. Het kerkgebouw moet dringend afgebroken worden om dat te voorkomen. Hij stuurt er zijn zoon Jan zonder Land (later bekend als Jan van Drincham) en Jan Vandermeulene met zestig ruiters en evenveel boogschutters naartoe.
De Engelsen snappen de bedoeling en vallen het volk van de graaf aan. De twee Jannen verweren zich hardnekkig maar zijn uiteindelijk geen partij tegen deze overmacht. Ze worden gevangen genomen. De Vlaamse adel geeft zich ook niet zomaar gewonnen en vecht voor wat ze waard is tegen de Engelsen. Het blauwe bloed houdt het kasteel van Poeke, in de buurt van Aalter bezet waar ze die van Gent ononderbroken teisteren met hun uitvallen. Rond Deinze is de situatie net omgekeerd. Daar houden die van Gent de kerk en andere kerken en kastelen versterkt en brengen ze op hun beurt de nodige schade toe aan de edelen.
Dat is in het kort de zomer van 1383 volgens de Kortrijkse overlevering. Pas met het schuiven van de augustusdagen komt er eindelijk een volwassen reactie van de Fransen. Op verzoek van de hertog van Bourgondië, komt er dan toch een Frans leger naar Vlaanderen om Filips’ schoonvader Lodewijk uit zijn lijden te verlossen. De Engelsen en de Gentenaars hebben de voorbije maanden Ieper in de tang gehouden en zijn er tot hun grote frustratie niet binnen geraakt. Als ze op de hoogte gebracht worden van de aankomst van de Franse legermacht in Atrecht, wagen ze nog een laatste algemene aanval.
‘Eenen laatsten en hertnekkigen storm op de stad Iper, en zij worden na een gevecht van ’s morgens tot ’s avonds afgeslagen, waarna zij het beleg afbreken, de Gentenaars onder den weg alle de kooren-molens verbrandende.’ Terwijl het Franse leger alles in het werk stelt om de Engelsen van het vasteland te verdrijven, gaat de Vlaamse burgeroorlog onverdroten verder.
Dit is een fragment uit Boek 6 van De Kronieken van de Westhoek