banner
Jun 21, 2025
38 Views
Reacties uitgeschakeld voor De komst van Jacob van Artevelde

De komst van Jacob van Artevelde

Written by
banner

We stappen naar 17 december van het jaar 1322 waar we terecht komen in het boek ‘Artevelde, de Mythe en de Man’ van auteur, journalist en oorlogsveteraan Paul de Mont. Het boek uit 1948 zal de leidraad vormen van een nieuw verhaal dat de gebeurtenissen van de periode 1322-1345 uit de doeken doet. De teksten van Paul de Mont worden aangevuld, gecorrigeerd of verhelderd met aanvullende informatie van andere schrijvers die een breder licht werpen op de context van die tijd.

In 1322 zal graaf Robrecht van Bethune overlijden. De nieuwe baas over Vlaanderen zou normaliter zijn zoon Lodewijk moeten worden, maar de Franse koning die het opperleenheerschap over Vlaanderen claimt, heeft er al lang voor gezorgd dat niet zijn zoon, maar wel zijn in Frankrijk opgevoede kleinzoon de nieuwe graaf zal worden.

De wil van de koning wordt achterhaald door de feiten als grootvader van Bethune en zijn zoon Lodewijk allebei binnen een korte tijdspanne overlijden. Robrecht mag dan wel oud en versleten geweest zijn, maar allerhande roddels over vergiftiging gaan sindsdien de ronde doen als het gaat over de dood van Robrecht van Bethune en zijn zoon Lodewijk I van Nevers. Lodewijk II van Nevers is precies 18 als zijn grootvader Robrecht van Bethune sterft. In zijn jeugdige overmoed, verschalkt hij zijn Franse voogden en rept hij zich naar Vlaanderen om zijn erfdeel op te eisen. De puber wil lopen, maar kan feitelijk nog niet alleen stappen.

In Vlaanderen wordt hij geestdriftig ontvangen door de steden Gent, Brugge en Ieper. Hier zijn ze maar wat blij dat het niet zijn oom Robrecht van Cassel is die de nieuwe graaf zal worden. Maar in Frankrijk kunnen ze niet lachen om de ongevraagde en impulsieve demarche van de jongeling. Hij wordt prompt terug gefloten door koning Karel de Schone. Op dat moment moet het Franse parlement, de pairs, zich nog definitief uitspreken over wie nu precies de nieuwe graaf zal worden. En daarbij: ‘Waar haalt de jonge Lodewijk het in zijn hoofd om niet eerst de eed van trouw af te leggen aan zijn soeverein?’

In januari 1323 krijgt hij dan toch het graafschap toegewezen. Maar van eigengereide bevliegingen zal er voorlopig geen sprake meer zijn. Hij wordt onder de hoede geplaatst van de bisschop van Arras en de abt van Vezelay. De jongeman die zich in de lente van 1323 komt vestigen in het kasteel van Male, komt er meer als slaafse rechterhand van de Franse kroon dan als Vlaamse vorst. Nochtans heeft het welvarende Vlaanderen nood aan een echte landvoogd, een Vlaming met ballen, die haar economische welvaart kan omzetten in een onafhankelijke grootmacht.

Vlaanderen mag de voorbije 30 jaar dan wel zwaar geleden hebben onder de patronage van Frankrijk, maar de weerbaarheid van de Vlamingen is in 1323 vrijwel ongeschonden. In feite staat Vlaanderen op dat moment veel verder dan Frankrijk. Maar in plaats van dit Vlaanderen haar eigen identiteit te gunnen, beschouwen de Fransen hun leengebied Vlaanderen enkel als een ordinair wingewest. Voor de nieuwe jonge graaf betekent zijn graafschap een ’terra incognita’. Hij interesseert zich hoegenaamd niet voor de gebruiken, belangen en gewoonten van het Vlaamse volk. Het enige wat hij voor ogen heeft, is om baas te spelen.

Hij, de heerser die alle wetten aan zijn zijde heeft en die met volle teugen kan genieten van het ‘bon plaisir’ van die privileges. Voor de rest kan Vlaanderen hem geen barst schelen. Met zijn beslissing om de wateren van de Schelde en het Zwin in handen te geven van zijn grootoom Jan van Namen, legt hij een strop rond de Brugse nek. De Bruggelingen pikken dit natuurlijk niet en dwingen de graaf om de crisistoestand samen met hen op te lossen en Sluis te heroveren op Jan van Namen. Wat een gezichtsverlies voor graaf Lodewijk! Hij is meteen het vertrouwen van de Bruggelingen kwijtgespeeld.

Zannekin begint zich te roeren in het kustgebied en krijgt meteen de steun van Brugge. Het valt niet te verwonderen dat de Brugse arbeiders het in het najaar van 1324 voor de West-Vlaamse boeren opnemen als de agrarische opstand opflakkert. Het gaat er van beide zijden ruw aan toe. De Westhoekse kerels zijn natuurlijk geen lammetjes! Maar Lodewijk van Nevers eist een keiharde repressie zonder enig mededogen. Geweld tegen geweld zorgt er voor dat de lokaal begonnen onrust zich als een vloedgolf over heel Vlaanderen verspreidt.

In 1325 komt Ieper in rebelse handen en is Lodewijk nu al twee van de drie grootsteden kwijtgespeeld. Alleen Gent en zijn hinterland zijn nog graafsgezind. Hier hebben de patriciërs het nog voor het zeggen. De toestroom van gevluchte edelen en graafsgezinden in Gent is bepaald indrukwekkend. Na de val van Ieper, laat de jonge graaf zich verrassen in Kortrijk en wordt hij door de opstandelingen gevangen gezet en naar Brugge gevoerd. De verwarring is nu compleet. Oom Robrecht van Cassel wordt nu door de opstandelingen aangesteld als ruwaard. De Gentenaars kiezen Jan van Namen. De man die zo gehaat wordt in Brugge.

De graaf heeft het op drie jaar tijd ver gebracht! Maar de Franse belangen in Vlaanderen zijn veel te groot om alles hier blauw blauw te laten. De Franse koning grijpt in. De Vlamingen worden op de bon geslingerd. In die tijd is dat de kerkelijke banvloek. Robrecht van Cassel wordt dringend verzocht om af te treden en alle handelsbetrekkingen met Vlaanderen worden stopgezet. De Gentenaars krijgen volop Franse steun. Een impressionant Frans garnizoen wacht de gebeurtenissen af ter hoogte van St.-Omer.

Robrecht van Cassel krabbelt achteruit. De graaf komt vrij. Op 29 april 1326 wordt de vrede hersteld door het verdrag van Arques. De graaf heeft een lesje gekregen maar krijgt een nieuwe kans om zich begaan te voelen met zijn onderdanen. Maar daar komt niets van in huis. De Vlaamse mensen blijven de melkkoe van Lodewijk. De macht van het volk wordt, volgens de Fransman Lodewijk van Nevers, omschreven als ‘een absolute gruwel’. Samen met de edelen en de patriciërs die zich natuurlijk uit eigenbelang naast hem hebben geschaard, voeren ze een bekrompen en harteloos bestuur op de kap van de mensen.

Een nieuwe strijd voor sociale rechtvaardigheid breekt los. De verhalen van Jacob Peyt staan uitgebreid beschreven in de ‘Kronieken van de Westhoek’. De boeren en de vissers van het Westland willen een behoorlijk deel van wat ze op zee hebben buitgemaakt of op de natuur hebben veroverd. Maar de gulzigheid van de adel en van de grondbezittende abdijen en de kerkfabrieken kent geen grenzen. De opstand wordt meer en meer antiklerikaal maar eindigt abrupt op de Casselberg.

In 1328 waar de nieuwe Franse koning Filips van Valois korte metten maakt met de opstandige Vlamingen van Nikolaas Zannekin. De opstand van het volk is op sommige momenten barbaars geweest. De reactie van de Fransen kondigt zich al even gruwelijk en hardhandig aan. De Franse ambtenaren strijken als sprinkhanen neer op het platteland en vreten het kaal. Iedereen die deelnam aan de rebellie wordt uitgeleverd en gevonnist. De leiders worden gevierendeeld en geradbraakt.

De finale inlijving van Vlaanderen bij Frankrijk is nog nooit zo dichtbij geweest. Van de vijf vroegere grootsteden zijn Rijsel en Douai al door de Fransen ingepalmd. Brugge en Ieper liggen ontmanteld en ontredderd onder de plak van de graaf die zich allengs meer en meer als een ambassadeur van Frankrijk gaat beschouwen. Alleen Gent blijft staande. Vlaanderen zelf is leeggebloed, onder de voet gelopen, uitgezogen.

Het loden gewicht van de grijpgrage feodale systemen weegt als een molensteen op de schouders van de Vlaamse steden en dorpen. De ooit zo fier en wulps wapperende leeuwenvlag is opgerold en vervangen door de zo diep gehate leliënstandaard. Graaf van Nevers kan er opnieuw op los regeren. Gulzig, grillig, bandeloos en verkwistend. Tot 1333 blijven de relaties met Gent min of meer intact. Maar de schatkist van de graaf is als een vat zonder bodem. West-Vlaanderen is totaal leeggezogen. De tijd om ook de overkant van de Leie aan te pakken is aangebroken.

Onder het mum van het versterken van het centraal gezag worden 26 zogezegde overtredingen tegenover het grafelijk gezag aangeklaagd. Die zijn natuurlijk ingegeven door het voortdurende geldgebrek van de graaf. Na twee jaar gebakkelei kopen de getergde Gentenaars hun vrede af met een zware geldboete. De graaf zal hen nu even ongemoeid laten. De Gentse patriciërs voelen zich bekocht door hun eigen graaf. Die tweede flater van Lodewijk van Nevers zal binnenkort een onherstelbare blijken te zijn. Hij heeft Gent tegen het zere been geschopt en dat zal hij geweten hebben.

In die periode maken we kennis met Jacob van Artevelde. In het Franstalige milieu van de 14de eeuw, wordt hij Jacques d’Artevelde of Jacque genoemd. Onder het volk staat hij bekend als Jacoppe. Ik besluit om Jacob van Artevelde voortaan zijn volkse koosnaam terug te geven. Jacoppe Artevelde. Wat een mooie naam. Van zijn jeugd weet schrijver de Mont weinig. De verhalen die over hem de ronde doen, zijn pure verzinsels en vooral pogingen om hem al dan niet een status toe te kennen door zijn afkomst en zijn jeugd in te kleden in één of ander Frans, Engels of Vlaams maatpak.

De chronologie doorheen de fantasievolle verhalen lijkt nergens op. We droppen ze met een gerust gemoed. Het lijkt er op dat Jacoppe Artevelde pas begint te leven op zijn veertigste. In 1337 staat hij daar plots. Onverwacht. Onaangekondigd. Hij woont in een typische stenen burgerswoning op de Kalandeberg, in het centrum van de stad Gent. Hier beleeft Jacoppe zijn jeugd. Als de Guldensporenslag zich voltrekt in het Kortrijk van 1302, moet hij ergens een kind zijn van een jaar of acht. Zijn familie is welstellend en is verder nog eigenaar van drie grote en stevige huizen op diezelfde Kalandeberg.

Zijn vader Willem bezit een reeks paardenstallen aan de Paddenhoek. Hij houdt zich bezig met het kanaliseren en ontginnen van gronden aan de Schelde. In Baasrode, Assenede en Bornem, de regio van de Vier Ambachten. En dan zijn er nog die verloren gronden in het West-Vlaamse Vijve, geconfisqueerd door de Franse koning Filips de Schone. De Arteveldes hebben dus alle redenen om Vlaams- en graafsgezind te zijn te midden van het weifelende Gent in 1301 en 1302.

De Leliaardse patriciërs staan recht tegenover de ambachten en de gewone burgerij die de Klauwaards goedgezind zijn. De Engelse soldaten die in de stad verblijven in 1301, maken ongetwijfeld grote indruk op de jonge Artevelde. Het is best een goede zet van hun geliefde graaf om steun te zoeken bij de Engelsen en zo de Fransen een hak te zetten! De jonge Jacoppe treedt ongetwijfeld in de voetsporen van zijn vader en gaat verder met de exploitatie van gronden in de Vier Ambachten. Rond 1320 trouwt onze man voor de eerste keer. Maar niemand weet wie de gelukkige is. In hetzelfde jaar wordt een dochtertje geboren, Margaretha.

Kort na de geboorte sterft mevrouw Artevelde. Lang zal het weduwschap van Jacoppe niet duren, want 3 jaar later wordt zijn eerste zoon Jan geboren. Zijn tweede vrouw, de pittige en dynamische Katelijne de Coster, komt uit de welstellende Gentse burgerij. Jacoppe Artevelde is nog lang niet politiek actief, maar de rijping van zijn geest gebeurt in een sfeer van vijandschap tussen de burgerij en de adel. Rond 1320 zijn de patriciërs baas over de stad en bevindt Gent zich officieel in het Franse kamp. Brugge en Ieper hellen over naar de Vlamingen en dan zijn er nog die West-Vlaamse rebellen met hun fanatieke leiders Zannekin en Peyt die het leven van de Fransgezinde graaf Lodewijk van Nevers en zijn achterban meer dan zuur maken.

De alliantie tussen de Brugse voogd Willem de Deken en de Engelse koning Edward III moet ongetwijfeld indruk maken op Jacoppe. We leven nu al in 1328. Maar de situatie in Schotland is van dien aard dat de Vlamingen het tijdens de dramatische slag op de Casselberg zonder Engelse steun moeten zien te rooien. Het gevolg is bekend. Nog voor het jaar voorbij is wordt de onfortuinlijke Willem de Deken opgehangen aan een Franse galg.

De Gentse gilden, de ambachtslieden en de arbeiders kreunen onder de Franse repressie terwijl hun leiders vrolijk in de pas lopen van de Franse monarchie. Fransgezinden schuimen de Gentse straten af en slachten hun tegenstanders op de meest brutale wijze af. Maar de gilden worden stilaan fanatieker en gedrevener. Terwijl de ambachtslieden dag na dag hardvochtiger worden, groeit bij Jacoppe Artevelde het besef dat de macht in Gent ooit in handen zal vallen van de wevers, de volders en de kleine neringen die nu nog van alle macht zijn uitgesloten.

Wanneer zal ooit een einde komen aan dit wanbeleid? Wat nog niemand weet op dit moment, is de wetenschap dat Lodewijk van Nevers stilaan het bed aan het opmaken is voor deze Artevelde. De welingezeten burger Jacoppe Artevelde ergert zich in toenemende mate aan de onberekenbaarheid van de graaf. Het Gentse establishment heeft Lodewijk van Nevers jarenlang gesteund en gedoogd, maar die boetes en bestraffing voelen aan als een mes in de rug. Kan het welvarende Gent eigenlijk nog rekenen op die Fransgezinde despoot?

De welbespraakte Artevelde stelt Vlaanderens bestuur gaandeweg meer en meer in vraag en begint opgang te maken met zijn scepticisme. Stoutgebekt als hij is, vindt hij stilaan gehoor. De situatie in Gent is nog niet eens gestabiliseerd als in 1337 het conflict uitbreekt tussen Frankrijk en Engeland. Het begin van de honderdjarige oorlog waarbij de Engelsen de macht zullen proberen te grijpen over Frankrijk en waarbij Vlaanderen het toneel zal worden van bitter wapengeweld en een dreigende wolcrisis waarbij niemand weet waar die zal eindigen. Lodewijk van Nevers laat zonder aanwijsbare redenen enkele Engelse handelaars oppakken in Vlaanderen.

De Engelsen pikken die gevangenname van hun mensen niet en reageren op 12 augustus van het jaar 1336 met de afkondiging van een algemeen wolembargo tegen Frankrijk en zijn noordelijke provincie Vlaanderen. De maatregel zorgt voor opschudding, misnoegdheid maar vooral voor grote onrust in Vlaanderen. Wanneer de Engelsen in december 1336 ook de uitvoer van graan en andere eetwaar verbieden, verbetert de stemming er niet op. De Engelsen blokkeren de toegang tot het Zwin. De oorlog escaleert. Het Engelse textielembargo heeft natuurlijk ook andere beweegredenen. In Londen hebben ze ook die flukse opgang gezien van de Vlaamse steden.

Het succes en het geldgewin van de Vlamingen is gebaseerd op hun eigen Engelse wol notabene. Waarom zou Engeland zelf niet ijveren voor een eigen lakenindustrie? Wevers, volders en arbeiders die uit Vlaanderen verbannen zijn, worden maar al te graag opgenomen in Engeland. En die roep wordt steeds luider. Een prima verloning, mooie meisjes en lekker bier staan te wachten voor wie de nodige vakkennis in huis heeft. De voorbije 10 jaar is er sprake van een charmeoffensief om jonge avontuurlijke Vlaamse textielarbeiders over het Kanaal te lokken.

De welvaart in Gent, Brugge en Ieper staat of valt met het succes van het wolembargo. In het begin van 1337 laten de eerste gevolgen zich zien in Vlaanderen. Het wordt roerig, het volk mort en slaat aan het muiten. Malcontenten worden aangehouden, gefolterd en onthoofd.

De steden worden geteisterd. De leiders van de steden beseffen dat er zal moeten onderhandeld worden met de Engelsen en met graaf om erger te voorkomen. Met de lente in het land, bereikt de crisis haar hoogtepunt. Dagen, weken en maanden zijn door de wederzijdse onbuigzaamheid, verstreken in eindeloze discussie en rond de pot draaien. Maar nu zijn de getouwen echt stilgevallen. De mondvoorraad is zo goed als op.

Een algemene werkloosheid wordt nu gevolgd door het spook van de hongersnood. Vlaanderen is een land van hongerlijders geworden. De beschikbare landbouwgrond in Vlaanderen is ontoereikend om het grote aantal monden te voeren. De Franse graanzolders blijven gesloten. De volderskuipen staan leeg. De graanvoorraad is uitgeput. De mensen zitten door hun laatste spaargeld. Ook het fiere Gent is overgeleverd aan deze noodtoestand. Hier en daar wordt wat werklozensteun uitgedeeld aan de arbeiders, maar de wevers zijn nog altijd kop van jut na hun laatste amokmakerij en mogen op hun kin kloppen.

De nering stokt, de arbeidsklasse verpaupert en het stadsbestuur weet er geen raad mee. Hele slierten verhongerde schooiers en bedelaars zoeken tevergeefs hun heil op andere plekken. En ondertussen ronselen Engelse afgezanten om steun voor hun vorst. In mei 1337 sluiten alle Dietse landen (Brabant, Limburg) een bondgenootschap met de Engelsen. Vlaanderen volgt zijn buurlanden voorlopig niet. De meningsverschillen tussen de graaf en de steden rond de aanpak van het embargo groeien met de dag. Terwijl diezelfde Engelsen de bronnen van Vlaanderens welvaart blokkeren, strooien ze met beloftes en toegevingen voor de toekomst.

Ondertussen, terwijl de stapelhuizen in Brugge leeg staan, verhuist de Engelse wol al naar Brabant en naar Dordrecht. Lodewijk van Nevers blijft koel en onbewogen met zijn aanpak van de Engelsen en zo groeit de kloof met zijn volk zienderogen. ‘Waarom grijpt de graaf in Godsnaam niet in?’

Dit is een fragment uit Boek 3 van De Kronieken van de Westhoek

Article Categories:
fragment uit deel 3
banner
http://www.dekroniekenvandewesthoek.be

Vlaamse geschiedenis zoals je die nog nooit beleefd hebt!

Comments are closed.