De gruwel van 25 april 1794 en de plunderingen achteraf laten een plek als Roesbrugge achter als een hoop steenbrokken en bouwvallige muren. De schone hofsteden aan de oevers van de Ijzer liggen in de as. De vertrappelde wintervruchten en de verwaarloosde velden voorspellen niets anders dan ellende. In Stavele staat geen enkel huis nog recht, alleen de kerktoren heeft weerstand geboden aan de woede van de sansculotten. Enfin, dat laat de zwartgerookte klokkentoren vanuit de verlaten velden toch uitschijnen.
Toch is er niet langer dat geklingel en geklop en het trillen door de lucht van de klokken die hun best doen om feest- werk- en rusttijden te regelen. Of om de gelukkige geboorte van een vers kindje of de dood van een vriend aan te kondigen. Nee, er zweven geen klanken meer over de velden vanuit de toren van Eversam die net zoals de gebarsten kloostermuren boven de hoge bomen uitsteekt. Maar zoals de uit elkaar gedreven bijen die naar hun uitgebrand nest terugkeren en met verse moed hun nieuwe graten met honing opvullen zo zoeken ook de verjaagde dorpelingen en landlieden hun huizen weer op.
Ze slaan de handen aan het werk om het puin weg te ruimen en alles te sparen wat ooit nog van pas kan komen. Voor alle handen is er werk. Wie ook maar enigszins een truweel of een beitel kan vasthouden metst en klopt vanaf de vroege morgen tot aan de late avond. Voor de Stavelnaars is er maar een probleem: er is geen timmerhout beschikbaar. Het zal echter niet lang duren voor ze er in overvloed zullen krijgen!
Dat heeft bizar genoeg te zien met de grote buitenlandse politiek van het nieuwe Frankrijk. Hun conventie beslist om de Engelsen niet alleen op het land maar eveneens op de zee te bevechten. Om dat plan te realiseren zal wel iets moeten gebeuren aan de Franse krijgsvloot die er maar in een ellendige staat bijligt. De meeste schepen moeten dringend opgekalefaterd of helemaal vernieuwd worden. De commissarissen tippen de conventie dat er in het Westkwartier van Vlaanderen veel hout groeit om daarbij te helpen.
Het is niet verwonderlijk dat er vanuit Frankrijk een bevel komt om de eikenbomen op de landerijen van de edellieden of de geestelijkheid als nationaal goed aan te slaan en te laten kappen. De boeren die er in principe niets mee te maken hebben en er zeker geen eigenaars van zijn zien dat kappen graag gebeuren. Een rij eiken ziet er best heerlijk en prachtig uit maar onder de grond brengen hun uitgespreide wortelen en hun brede kronen veel schade toe aan de veldvruchten. Wanneer de Franse boomkappers, de ‘piqueurs’ er aankomen zijn de lokale boeren best bereid van hen een handje te helpen om de eiken langs hun zaailanden mee te helpen kappen.
Veel is er daarmee niet te verdienen. Want ze mogen op eigen kosten nog de gevelde bomen naar Hondschote en Bergues voeren vanwaar ze op vlotten geplaatst worden voor vervoer naar Duinkerke, Calais en Boulogne. De brede kronen van de honderdjarige eiken bezitten veel takken van enkele tientallen centimeter dikte die de piqueurs verkopen om er vanaf te zijn. Toch kunnen ze niet verhinderen dat de Vlaamse landlieden tijdens de nachtelijke uren nogal wat van die takken wegvoeren voor eigen gebruik. De piqueurs zien het zelfs een beetje door de vingers als de Vlamingen het hier en daar eens wagen om volledige bomen weg te halen.
Wanneer de rode loop uitbreekt in en rond Stavele houden de piqueurs het hier verschrikt voor bekeken en dat betekent meteen dat de lokale inwoners carte blanche krijgen om hout te kappen en te verzagen voor hun kerk en hun huizen. Zo komt het dat er te Stavele veel eikenhout aangetroffen wordt in de dagen en de zolderingen van ouderwetse huizen en hofsteden.
Om de terugkeer naar het verleden onmogelijk te maken schaffen de Fransen alle mogelijke wetten en inrichtingen van het vroegere koninkrijk af. Met inbegrip van de godsdienst met al zijn geestelijke en wereldlijke genootschappen. De gregoriaanse tijdrekening vliegt in de prullenbak, net zoals de kalenders en de indeling van het land in kasselrijen. Nu spreken ze van departementen, arrondissementen, kantons en gemeenten. Het duurt niet lang voor die Franse tabula rasa ook zal plaatsgrijpen in ons eigen vaderland.
Op 4 augustus 1794 worden in ons land al de geestelijke goederen aangeslagen. De christelijke wortels moeten weg. Negen dagen later schaft de Franse bezetter alle broederschappen, gilden, ambachten en neringen af. De kooplieden, fabrikanten, winkeliers en herbergiers krijgen een bedrijfsbelasting in de plaats. Een ‘patente’ zoals de revolutionairen die noemen. Op 18 september 1794 volgt de afschaffing van alle kloosters en abdijen en begint de vervolging van de geestelijkheid.
En dan is natuurlijk de nieuwe kalender van de Fransen die heel wat stof doet opwaaien bij de Vlamingen. De Franse sterrenkundige Lalande en de wiskundige Gilbert Romme hebben een nieuwe tijdberekening opgesteld die komaf maakt met de oude christelijke tradities. ‘De vooroordelen van troon en kerk zijn allemaal leugens’, beweren ze, ‘hun verzinselen vullen elke bladzijde van de kalender, het lang gebruik van de gregoriaanse tijdsrekening is het verstand en het geheugen van het volk binnengedrongen en is de oorzaak van een hoop imaginaties en godsdienstige dwalingen.’ Het nieuwe jaar 0 begint op 22 september 1792, de dag van het uitroepen van Franse Republiek. Elk jaar krijgt gelukkig toch weer 12 maanden.
De 12 maanden zijn ingedeeld in vier getijden van telkens 3 drie maanden. Te beginnen vanaf 22 september volgen de herfstmaanden, de wintermaanden, de lentemaanden en de zomermaanden. Ik geef jullie een numerisch overzicht van de nieuwe maanden met een indicatieve verwijzing naar de vroegere tijdstippen.
Maand 1: herfstmaand 1 – Vendémiaire of Wijnmaand – half september tot half oktober.
Maand 2: herfstmaand 2 – Brumaire of Nevelmaand – half oktober tot half november.
Maand 3: herfstmaand 3 – Frimaire of Vorstmaand – half november tot half december.
Maand 4: wintermaand 1 – Nivose of Sneeuwmaand – half december tot half januari.
Maand 5: wintermaand 2 – Pluviose of Regenmaand – half januari tot half februari.
Maand 6: wintermaand 3 – Ventose of Windmaand – half februari tot half maart.
Maand 7: lentemaand 1 – Germinal of Spruitmaand – half maart tot half april.
Maand 8: lentemaand 2 – Florial of Bloeimaand – half april tot half mei.
Maand 9: lentemaand 3 – Prairial of Weidemaand – half mei tot half juni.
Maand 10: zomermaand 1 – Messidor of Oogstmaand – half juni tot half juli.
Maand 11: zomermaand 2 – Thermidor of Warmtemaand – half juli tot half augustus.
Maand 12: zomermaand 3 – Fructidor of Vruchtmaand – half augustus tot september.
12 maanden van 30 dagen tellen samen voor 360 dagen. De 5 of 6 overblijvende dagen om in lijn te blijven met de astronomische kalender benoemen de Fransen aanvankelijk als ‘Saint-Cullottides’ en met verloop van tijd de ‘Complementaires’ of aanvullingsdagen.
Elk maand met zijn 30 dagen is daarenboven ingedeeld in telkens 3 decaden van 10 dagen die ook al op zijn republikeins gedoopt worden:
Dag 1: primidi
Dag 2: duodi
Dag 3: tridi
Dag 4: quartidi
Dag 5: quintidi
Dag 6: sextidi
Dag 7: septidi
Dag 8: octidi
Dag 9: nonidi
Dag 10: decadi
Alle dagen krijgen in de plaats van heiligen nu namen van dieren en planten. Dag 10 (decadi dus) van elke decade telt als een gedwongen rust- en feestdag. Winkels en werkhuizen moeten dan verplicht sluiten. Het is voor de Fransen voortaan strikt verboden om het werk te staken op de vroegere zon- en heiligendagen. In de ‘Kronijk van Leffinghe’ staat er geschreven dat men de decadi moet vieren en dat elk zijn huis dient te versieren met een vaan van drie kleuren, op straffe van een boete te moeten betalen. Het jaar 1 loopt tot 17 september 1793. Op 1 mei van 1805 zal Napoleon deze tijdrekening weer afschaffen en vervangen door het vertrouwde Gregoriaanse systeem. De lokale Westhoekkalender ondergaat vanaf 1793 een grondige facelift.
Alle jaar- en paardenmarkten die vroeger altijd op zondagen of heiligdagen vielen dienen nu verplicht door te gaan op een andere dag. De marktkramers en kooplieden moeten hun waren opstellen op risico van zware boeten. Ook de oude kermissen verdwijnen van de kalender. Die onschuldige vermaken herinneren ons te veel aan de vroegere vrijheden. Herbergiers mogen in hun gelagkamer of in hun zalen nog enkel bijeenkomsten organiseren die normaal gezien doorgingen op de eertijdse zon- en heiligendagen. Dat kan alleen op de decadi of op andere dagen die allen door de republiek vastgelegd worden. Het zal niemand verwonderen dat door al die dwangmaatregelen onze handel en nijverheid wegkwijnen, ons vruchtbaar en rijk gewest glijdt wel elke dag dieper weg in de ellende.
Dit is een fragment uit Boek 10 van De Kronieken van de Westhoek


