Een plotselinge mare heeft als een donderslag onze stad getroffen, en heel de bevolking op striepjes gesteld. Namelijk; monseigneur heeft bevonden dat zekere gekruinde kapel(h)aan hier wonderdaden genoeg verricht heeft en dat hij daarom de volgende beslissing heeft genomen.
Poperinge. Een vertrek dat de dibben zullen betreuren, dat erfgenamen zal geruststellen en gans Poperinge zal verblijden.
Een plotselinge mare heeft als een donderslag onze stad getroffen, en heel de bevolking op striepjes gesteld. Namelijk; monseigneur heeft bevonden dat zekere gekruinde kapel(h)aan hier wonderdaden genoeg verricht heeft en dat hij daarom de volgende beslissing heeft genomen.
Brugge, in februari van ’t jaar van gratie 1892.
J.J. door de barmhartigheid enz…, bisschop van Brugge, huisprelaat enz. enz…. aan alle gelovigen van ons bisdom en inzonderheid die van Poperinge zaligheid en zegen.
Zeer lieve broeders,
voor enige jaren had ik in een dorpje drie kleine uurtjes gaans van ’t zalige Poperinge een tikkenhaan geplaatst, die door zijn geweldig kraaien heel ’t parochietje overeind zette, en de schuchtere oogskens op zich wist te trekken. Zolang het maar bij kraaien en oogskens lonken bleef, bekommerde ik mij niet om wat gekakel; maar tikkenhaan, die in vuur en vlam stond van kerrepap bij de boeren te eten, werd zo ondernemend, dat hij op het gebied van anderen zijn vleugels begon te schudden, zodat hij op zekere dag, door een baas, wiens henneken hij een corsetje aan ’t passen was, met de pikkels omhoog op straat gegooid werd.
Besteld als een slijkhond koos onze haan als bibberen en ‘Beveren’ het hazenpad. Om ergere gevolgen te ontgaan, verplaatste ik hem naar Poperinge, waar hij nu sedert omtrent 20 jaar behendig zijn perten heeft gespeeld.
Op één, twee, drie overkraaide hij heel de stad, en speelde de baas bij arm en rijk. De ene moest plooien voor zijn wil, de andere wist hij te bekoren en te bepraten en ze toch eindelijk over te halen om naar zijn welgevallen te handelen.
Zo een haan is goud waard voor mijn bisdom: want ik zal u niet vertellen hoe hij op zijn manier ‘dankenheertje’ en ‘scherreweg’ te spelen wist. Bij de kwezeltjes was hij bijzonder in zijn vak: immers gij herinnert u nog wel hoe fraaitjes hij in ’t hoekske van de markt zijn rol heeft gespeeld! Als testamentuitvoerder wil ik zeggen!
Ge kunt er u geen gedacht van maken! Die haan is een oprecht model van zelfopoffering. Met alle plezier van de wereld biedt hij zich aan bij dibben en dibbaards als maljant om hun goed te besturen en op ’t einde zorgt hij nog zelf voor hun testament.
Ik kan u verzekeren dat hij er veel fraaitjes heeft opgeklaard en daarvan zou meer dan één teleurgestelde erfgenaam u nieuws kunnen vertellen. En ziet! Spreekt er maar eens van bij de arme familie van zeker pastoortje, voor drie of vier jaar in grote triomf begraven te ‘Blijdenberge’, niet ver van Beveren, waar onze haan en nog enkele andere hanen van hetzelfde kaliber naartoe reden in gala met madame en haar toekomende.
Ja, madame en haar toekomende! Want mijn haan is één der voortreffelijkste makelaars van heel het bisdom; verscheidene heren en dames van de stad kunnen hierover spreken bij ondervinding. Maar ’t schijnt toch dat hij madame de kaas van zijn brood heeft laten nemen. Augustjes zal hem te slim geweest zijn. Nee! Dat heeft hij niet gedacht toen hij tijdens de komst van de gouverneur gedurende het concert aan het venster zat te pronken en champagne zat te drinken als een echte bon vivant, met een wezen, zo rood dat men er het vuur kon uitslaan.
Ja, lekkere dineetjes, fijne wijnen, braspartijtjes versmaadt hij niet, het mas nog Aswoensdag of Goede Vrijdag zijn, en ’t komt er evenmin op aan dat het te Poperinge, te Belle of elders is. En ’s avonds om een uur of elf de dames naar huis geleiden, daarvoor geneert hij zich in het geheel niet, want hij is heel galant, de galanterie in persoon bij sommige kwezeltjes!
Die reputatie is ver en naar gekend, men weet daarover te spreken in onze stad en zelfs in Russen over de Watoustraat. Maar ik moet er bijvoegen, hij doet alles tot welzijn van zijn religie onder de kernspreuk ‘voor God en Vaderland!’.
En waar ons tikkenhaan binnen viel daar kwal ’t geluk in huis. De zondaars bekeerden zich en Bazoef liep de benen van zijn lijf om de nieuwbekeerden klanten te bezorgen die hij van andere stieldoeners trachtte af te trekken. Hiervan getuigen zekere suikerbakkers, drukkers, goudsmeden, enz…
Wat kan het schelen sommige stieldoeners hun klanten af te trekken en schade te veroorzaken, als men maar zijn goesting kan doen; zo leert het immers de hedendaagse christelijke menslievendheid en rechtvaardigheid!
Gij verstaat dat tikkenhaan zo veel werk had. Hij hield zich met alles bezig en stak overal zijn neus in; de volmaakte moeial van twintig uren in ’t ronde. Maar niet alleen moest hij de helft van Poperinge besturen en naar zijn hand doen draaien, daarbij was hij nog opperbaas in de kerk, waar hij soms ook de suisse speelde.
Voor geboorten, huwelijken, sterfgevallen was het nutteloos in de priesterstraat te gaan aankloppen; men wist vooraf at men verzonden werd naar tikkenhaan, waar men voorzeker welgekomen was, als men maar van centen wist. Zo kende onze maljant op ’t einde niets anders meer dan commanderen en scherreweg. Zou het dan moeten verwonderen dat hij na ieder examen met twee ferme ezelsoren van Brugge afkwam!!
Maar door zijn handelswijze heeft hij veel mensen de ogen doen openen. Hij is er voor gekend: Baas oooo…! En voorzeker heeft hij, ondanks zijn kiesdraverijen en zijn lawijt met hel en vagevuur een goed stuk geholpen aan de blikken buis, die men in de laatste stemming voor Stanislas heeft beginnen te smeden om ze de volgende keer op zijn vernuftige schedel te passen.
Ik besluit dus, dat tikkenhaan nu genoeg gewerkt, geklauwierd en gefeest heeft. Zijn weinige haren beginnen te vergrijzen, en gelijk het liedje zegt:
Die man kan nu geen goed meer doen ..
..want hij wordt oud (bis)
Want hij wordt oud van jaren! (bis in koor)
Daarom dan, zeer lieve broeders van Poperinge, niettegenstaande de onbegrensde liefde die gij uw teerbeminde Djosep hebt toegewijd, nietttegenstaande de droevige tranen die enige congraganisten en teerhartige kwezeltjes zullen storten om het vertrek van die manhaftige ridder van het gulden snoer, niettegenstaande het u bitter hard moet vallen dat deftig en menslievend persoonaadje uit uw midden te verliezen die de rijkdom was van de wijn- en champagneverkopers, ik hoop toch dat gij de goede rede zult gehoor geven en met mij vinden dat hij nu de rechtvaardige rust mag genieten die hij door zijn onvermoeibaar zwoegen en arbeiden heeft verdiend, voor al het goede dat hij bij dibben en dibbaards met en zonder corset heeft gesticht.
We hebben een plaatske voor hem gevonden, waar hij het niet te lastig zal hebben, zo een dingske gelijk Sint-Jan-ter-Biezen of nog min, waar hij als in villegiature las proost zal kunnen leven en nog meer op zijn gemak zal kunnen diners geven en de tijd zal hebben om in zijn zelven te gaan, zijn ongeregeld gedrag en zondig verleden te herdenken en zich door gebed en boetvaardigheid voor het toekomende leven te zuiveren! Amen!
Dat allen die hij vervolgd of benadeeld heeft hem vergiffenis schenken, hij zal het niet meer doen!
J.J. , bisschop van Brugge
–
Uit de krant van 1892 – www.historischekranten.be –