Vanuit Brugge vertrekken er honderdvijftig Spanjaarden met driehonderd trekpaarden uit het Vrije om zich aan te sluiten bij het leger van Alva. Van Male blikt nog eens terug naar het jaar 1567. Op 7 september werd de eerste bisschop van Gent er met het nodige showgehalte ontvangen. De zeer geleerde en welsprekende Cornelius Janssenius kreeg een maaltijd aangeboden in de woning van de proost van Sint-Baafs. Een maand later stierf zijn collega Petrus Curtius na een ambtsperiode van vijf jaar in Brugge.
Hij werd vervangen door doctor in de rechten Remigius Driutius, een man die ook zijn deel in de ellende zal krijgen. Meer kom ik voorlopig niet te weten. ‘Het Nederland was vol verwarring, vol droefheid en ellende. Zelfs de katholieken zagen met pijn in het hart hoe zo veel mensen werden omgebracht en weenden om de ballingschap van hun vrienden van wie hun kinderen en vrouwen in uiterste armoede moesten leven.’ De Spanjaarden roven wat ze kunnen. Grote sommen geld worden op zee geschaveeld van de koningin van Engeland.
Op de Rijn raakt een Duitse paltsgraaf 150.000 zonnekronen kwijt. De hertog van Alva wendt alle mogelijke middelen aan om zijn leger financieel in stand te houden. Hij slaat de hand op erfenissen, zwaait te pas en te onpas met verbeurdverklaringen. Daarbij komt nog de speurtocht naar ketterse boeken die door de beulen opgestookt worden. Voor de minste vergrijpen worden mensen als ketters aanzien en opgesloten. De lasten en taksen swingen de pan uit. ‘Er werd algemeen zeer gemord en geklaagd, maar toch werd in Vlaanderen op de 22ste augustus 1571 een nieuwe belastingwet afgekondigd.
Het kan niet beschreven worden wat voor beroerten en moeilijkheden daarop volgden, wat nog rampzaliger was dat de ambachtslieden nu al belast werden met de tiende penning van hun gewin. Met het risico van hun vrijheid te verliezen in geval van niet betaling. In Rijsel begraven de ambachtslieden hun gereedschappen in een doodskist en sluiten de kooplieden hun winkels.’
Begin 1572 reist bisschop Driutius naar zijn collega in Gent. Ze plannen een bezoek aan Alva. Dit verarmd en uitgemergeld land is niet langer in staat om al die zware lasten te dragen. Het antwoord van de Spanjaard is veelzeggend: er komt een extra belasting op het graan, er komt een korting op de taksen op vlees en andere eetwaren en al de andere taksen blijven intact, ‘op verbeurte van de goederen of vierdubbel de waarde te betalen.’ Zuivere afpersing is het. Hele delegaties vertrekken naar Spanje om deze praktijken aan te klagen.
In Kortrijk weigert de pastoor de ontvangers van de tiende penningen te ontvangen. Iets wat hem zeer kwalijk genomen wordt. De bisschop van Doornik ziet geen andere middelen dan de priester zelf op te sluiten zodat hij niet in de handen van Alva zal vallen. De mensen vervloeken Alva tot in de diepste poriën van hun ziel. Aan de hoeken van de straten hangt het vol met lasterlijke gedichten, schimpende geschriften die het hebben over die duivelse vader van Brussel wiens naam men vervloekt en wiens rijk niemand begeert.
Bij elke verkoop van een woning en bij elke financiële transactie wordt er nu een twintigste penning geëist met als toetje nog een taks van vier ponden op risico van een boete van honderd gulden. De schepen en de goederen van Engelse kooplieden worden zonder veel pardon aangeslagen; ‘waardoor heel Vlaanderen ontvolkte en verarmde en vele duizenden inboorlingen naar andere horizonten vertrokken. Veel wanhopige mensen namen de wapens op en vertrokken ter zee of over het land en lieten hun vaderland achter waar ze niet in rust konden leven.
Ze maakten zich sterk op zee en roofden er vriend en vreemdeling. Veel steden in Vlaanderen bezagen de Spaanse koning niet langer als hun vorst terwijl de Spanjaarden hun burgers en boeren met al hun baldadigheden behandelden. De verbannen lieden hielden zich verscholen op den buiten waar grote moedwilligheden werden aangericht. De geestelijken die in hun handen vielen, werden smartelijk gedood of zeer mishandeld als wraak voor de dood van hun eigen vrienden en voor de (vermeende) rol die de priesters daarbij gespeeld hadden. Allen werden uiteindelijk misdadigers en moorden werden met moorden betaald.’
Alva is in al zijn rigiditeit alle grip op het land kwijt en laat nu rijkelijk laat een algemene vergiffenis afkondigen. Er is geen enkele burger die hem nog gelooft. Hij is nu plots wel bereid om de beruchte tiende en de twintigste penning af te schaffen maar hij blijft wel twee miljoen per jaar eisen van de bevolking. De steden zijn de situatie spuugzat en droppen algemeen de Spaanse koning en zijn gehate hertog van Alva. Filips II begrijpt dat het zo niet verder kan. Alva heeft zich verbrand en moet vervangen worden.
‘De koning die zag dat al die grote strengheid van zijn stadhouder zowat alles in de Nederlanden overhoop had gegooid, benoemde de hertog van Medina-Celi om het gouvernement van deze landen te aanvaarden. Maar deze voorzichtige en zachtmoedige man had zich de zaken hier helemaal anders voorgesteld en keerde al na korte tijd weer naar Spanje terug.’ De zaken blijken hier helemaal anders dan men hem in in Spanje had wijsgemaakt. Bij zijn aankomst in Sluis weet hij direct hoe laat het is. Dat is op 11 juni 1572. De koopvaardijschepen die hem vergezellen, vallen in de handen van Vlissingen die zijn rug heeft toegekeerd aan de Spanjaarden. Medina-Celi en twintig landgenoten zijn kunnen ontkomen en arriveren de 14de in Brugge.
Twee dagen later brengen de bisschop van Doornik en enkele heren van de wet de nieuweling naar Gent en bij hun terugkeer vallen ze net niet in de handen van de rebellen. Eind juli voeren 80 mannen uit Vlissingen ter hoogte van Eeklo een aanval in commandostijl uit op een geldtransport van de Spanjaarden.
Het geld dat voorzien was om het garnizoen in Brugge te betalen, verhuist naar Zeeland. Samen met twee geestelijken en twee Spanjaarden die de ton met geld vergezelden. Daarna plunderen de Vlissingenaars nog de lokale kerk. Achteraf kunnen ze zich uit de voeten maken voor ze dreigen aangevallen te worden door een peloton Brugse soldaten. Hun trommelaar die te diep in het glas heeft gekeken, wordt echter opgepakt en zal wat later in Brugge opgeknoopt worden. Het duo gevangen geestelijken, een pastoor en een kapelaan worden naar Den Briel gestuurd om te verschijnen voor graaf van der Mark, alias ‘Lume’, zonder meer een bloeddorstige man die er zijn genoegen in vindt om elke geestelijke die hij in handen krijgt op gruwelijke manier te vermoorden.
Dat blijkt ook uit de marteling van Gorkum. Lume is het hoofd van de watergeuzen en beweert bij hoog en laag dat hij desondanks een katholiek is. Achteraf zal hij omwille van zijn wreedheid in de ongunst vallen van de noordelijke staten en zal hij noodgedwongen afdruipen richting Luik waar hij door zijn eigen hond gebeten wordt en als een half razende zal sterven. Ik krijg een staaltje van Van der Marks wreedheid voorgeschoteld. De opgepakte pastoor, Mathias Pasiaen heeft enkel van zijn parochianen ervan beschuldigd om ketter te zijn en betaalt hier nu het gelag voor.
‘Vervolger Lume heeft de priester aan zijn oksels doen ophangen met een dwarsijzer in zijn mond en hem daar drie dagen laten zieltogen.’ Ondertussen begint de oorlog zijn ware contouren te tonen. De hoogbaljuw van Brugge en de kapitein van Sluis zorgen voor een extra bezetting van het lokale kasteel. Drieëntwintig kanonnen die onderweg zijn van Mechelen naar Brugge worden te Ursel door de rebellen buitgemaakt.
Begin augustus maken de Zeelanders nu zelf gebruik van die gestolen stukken geschut bij een aanval op Aardenburg. ‘Hoe het ook weze of niet, geheel het land raakte vol bloed en vuur wanneer de steden nu eens door deze en dan door gene partij belegerd, veroverd en heroverd werden. En men hoorde niet anders als van roven, branden en moorden zodat al de plaatsen vol benauwdheid en droefheid waren. De armoede werd algemeen, de pest deed zich op verscheidene plaatsen gevoelen, de inboorlingen verlieten de vertrouwde woonplaatsen van hun voorouders.
Het land werd gevuld door allerlei krijgsvolk, zoals Schotten, Engelsen, Fransen, Spanjaarden, Italianen en Duitsers, dewelke allemaal gelijk de buit en de slagen deelden, altijd maar meer ten koste van de Vlamingen en de Nederlanders, die de wreedheid van Alva vervloekende, uitgeput waren door de ellende en de rampen, hun hoop naar alle zijden keerden om toch maar enige verlichting te vinden.’ Willem van Oranje maakt optimaal gebruik van de wanhoop van zijn volk. Hij slaagt er in om de ene stad na de andere voor zich te winnen.
De achting voor de Spaanse koning is tot op een dieptepunt gezakt. Tijdens vredesonderhandelingen met Don Louis De Requesens, de echte opvolger van Alva, beseft hij maar al te goed dat de koning van Spanje zijn mensen nooit godsdienstvrijheid zal toekennen. Met die wetenschap in het achterhoofd zal het calvinisme voortaan als alibi gebruikt worden om de Nederlanden los te weken van Spanje, of zoals schrijver van Male het schrijft; ‘diende de religie (zelfs aan die er geen hadden) tot een schild en een degen om hun weerspannigheid uit te voeren.’
Allemaal koren op de molen van de andersgelovigen die er met de grove borstel doorgaan, gevolgd door een navenante reactie van katholieke zijde. In januari van 1573 slaat een scheepsjongen een hostie uit de handen van een pastoor. Daarop wordt hij gevangen genomen. Men hakt hem de rechterhand af en daarna wordt de matroos levend verbrand. Aswoensdag valt blijkbaar erg vroeg in het jaar 1573. Jacobus Sean kan er ook over meepraten. De gewezen brouwer en schepen van Nieuwpoort is omwille van zijn ketterij al een hele tijd geleden verhuisd naar Engeland waar hij in het huwelijk is getreden met een rijke vrouw.
Bij een bezoek aan zijn geboortestad wordt hij opgepakt en naar Brugge gezonden waar hij op de rooster gelegd wordt om de plannen van andere rebellen te weten te komen. ‘Maar hij wilde niets bekennen.’ Een dronken gezelschap verklapt het in zijn plaats. Dat gebeurt net na Pasen in een herberg te Nieuwpoort. Er is inderdaad iets gaande. Het vijftal wordt gevangen genomen en onder een brug wordt een binnenschip gespot met driehonderd geweren, buskruit en loden kogels, alles netjes verpakt als doodgewone koopwaar.
Op 11 april bekopen de schippers bekopen de vondst met hun leven. Jacobus Sean en nog twee anderen zullen op 8 mei 1573 in Brugge opgeknoopt worden. Het is pas in het najaar van 1573 dat Vlaanderen kennis maakt met Don Louis de Requesens, groot commandeur van Castilië. Requesens heeft het bestuur over de Nederlanden aanvaard en arriveert te Brussel tijdens de novembermaand. Twee weken later verlaat de hertog van Alva definitief het land. Zijn zesjarige regering was uitermate schadelijk voor zijn koning en tergend zwaar voor de inwoners van deze landen. Tijdens zijn terugkeer naar Spanje pocht hij dat hij 18.600 mensen door zijn beulen heeft doen ombrengen.
Ik geef nog even zijn persoonsbeschrijving mee: ‘hij was een lange, magere man, gaande recht gestrekt, straf en stuurs van aanzien, hoogmoedig en ervaren in hoofse geveinsdheid’, en de rest van de omschrijving laat ik voor wat die waard is. Ik kijk al meteen vooruit naar zijn opvolger Requesens die zijn regering aanvangt begin 1574. Een man die meer genegen is voor de vrede dan voor de wapens. Best een aardige en actieve man die een korte periode vrede na de oorlog nastreeft maar er zelf het loodje bij neerlegt op 5 maart 1576 wanneer hij in Brussel sterft tijdens een zware koortsaanval.
De prins van Oranje zal nu niet lang meer wachten om zelf aan zet te komen. De onverwachte dood van Requesens zorgt er meteen voor dat zijn gedoodverfde opvolger graaf van Mansfelt niet onmiddellijk in staat geacht wordt om het bestuur van de Nederlanden over te nemen. Aalst kampt op dat moment met een grote muiterij van de Spanjaarden. Schrijver van Male probeert zich te focussen op de gebeurtenissen in Vlaanderen en vooral op die van Brugge en Gent. ‘Wanneer de Spanjaarden zich op 25 juli 1576 meester hebben gemaakt van Aalst en enkele andere plaatsen, probeerde men in Gent en Brugge grote zorg te dragen om zelf niet overvallen te worden.
Men deed al de bruggen over de rivieren afbreken. Alle schuiten en vaartuigen werden binnen de steden gebracht zodat de Spanjaarden ze niet zouden kunnen gebruiken. Men deed het landvolk de wapens opnemen, maar te Beveren werden ze in het land van Waas bij de Schelde door de Spanjaarden verslagen. Hun baljuw die een dappere man was, bleef met veel andere burgers dood. De Spanjaarden staken zijn hoofd spottend op een spies en plunderden de nabijgelegen plaatsen.’
Dit is een fragment uit Boek 7 van De Kronieken van de Westhoek