Blij zijn ze er niet mee in de Westhoek. Elke oorlog met Frankrijk betekent opnieuw ellende voor de mensen aan de grenskant. Het gewin van de stad Veurne komt in het gedrang. De Fransen bekijken hun stad maar al te vaak als een roofnest. Gelukkig heeft dat ook zo zijn voordeel dat de Veurnenaars niet te pas en te onpas moeten oprukken om de Nieuwe Dijk te gaan bezetten. Er is hier werk genoeg om de thuisstad van de vijand te vrijwaren.
Anno 1487. De pest breidt zich altijd maar verder uit in de stad en in de kasselrij en richt grote verwoestingen aan onder de mensen. Het magistraat van de stad komt tot de vaststelling dat er maar weinig liefhebbers zijn die ‘bepeste’ mensen willen bijstaan. Dat is natuurlijk niet moeilijk. Het risico om zelf besmet te geraken is groot en dat zien weinigen zitten. En ook voor de geïntoxiceerde gezinnen brengt hulp van buitenaf meer slecht dan goed in huis. De verplegers of verpleegsters brengen vaak de ziekte helemaal binnen in de huizen en wat ze er naar buiten loodsen, kan ik gerust catalogeren onder roof en diefstal.
Na de vorige uitbraak van de pest in 1468 heeft het stadsbestuur in 1487 een deal gesloten met een congregatie van ziekenbroeders om bij een eventuele nieuwe epidemie de verzorging van de zieken op zich te nemen. De ‘cellenbroeders’ noemen zichzelf Alexianen. Ze krijgen een huis binnen de stadsmuren van Veurne en andere inkomsten in ruil voor hun diensten. De grond van hun nieuw klooster hebben ze alvast in eigendom gekregen, de volgende stap is een goedkeuring van de bisschop van Terwaan om er hun kloostergebouw op te trekken en die daarna te wijden tot een religieuze doening.
De magistraten van de stad en de kasselrij zorgen elk voor een schone som geld. Er komt ook milde schenking van mevrouw Eleonore van Poitiers, weduwe van Willem van Stavele de gewezen burggraaf van Veurne. Bisschop Heyndryck van Terwaan beslist om het beheer van het nieuw klooster onder het toezicht van de abt van de Sint-Niklaas te plaatsen. De cellenbroeders bewijzen sedertdien grote diensten aan de stad en de kasselrij. Vooral in tijden dat de pest en andere besmettelijke ziekten de kop opsteken.
De oorlog is natuurlijk ook een pest en momenteel wordt er in de richting gekeken van de koning van Frankrijk. Hij blijft maar onrust stoken tegenover Maximiliaan. Dit jaar belegert hij St.-Omer dat na verloop van tijd bezwijkt onder de druk en door de Fransen wordt ingenomen. Net zoals dat het geval is met Terwaan en Ariën-aan-de-Leie. De toegang tot de Westhoek staat weer eens wijd open, de buitenbevolking lijkt opnieuw overgeleverd aan de genade van de Fransen die de streek aflopen tot tegen Nieuwpoort en Diksmuide. De rijke lieden van Veurne-Ambacht vertrekken haastig met al hun bezittingen naar de veiligheid van de besloten steden en laten het land over aan de sukkelaars die de Franse perikelen wel noodgedwongen moeten ondergaan. Iets wat maar al te vaak gebeurt.
Dit is een fragment uit Boek 6 van De Kronieken van de Westhoek


