banner
aug 22, 2025
22 Views
Reacties uitgeschakeld voor Het Yperleedt

Het Yperleedt

Written by
banner

Er is nog geen sprake van versterkingen aan de buitenzijde van Nieuwpoort. Geen muren, geen poorten en geen wachttorens. Als uitkijkposten worden de kerktorens en de toren van de burg aangewend. De enige feitelijke bescherming van de stad is een aarden wal, de “veste” in het westen, en de “watghanghe”, een soort watergang aan de oostelijke zijde van het centrum. Aan de zuidkant zorgt het water van de Beveric, Venepe en Langelis voor bescherming en in het noorden zien we de Ijzer. In tegenstelling tot bijvoorbeeld Ieper heeft men in havenstad Nieuwpoort nagelaten om functionele stenen versterkingen te bouwen. Na veel scha en schande zullen die er nog voor het einde van de 14de eeuw uiteindelijk toch komen.

En hier komen we terug op de politieke situatie van 1322. In diverse nissen en uithoeken van onze teletijdsmachine staat de periode van Zannekin rijkelijk omschreven. Benieuwd hoe ze die periode doorstaan in Nieuwpoort. Gaat het er hier op dezelfde manier aan toe als in Veurne, Ieper, Brugge en Kortrijk? Tot 1324 verloopt de situatie analoog. De nieuwe graaf Lodewijk van Nevers die d’Aspremont aanstelt als gouverneur over Vlaanderen. De komst van Zannekin en de zijnen. En uiteindelijk de opstand van 1324 met de rol van Robrecht van Cassel, de oom van de jonge graaf, die belast wordt om de opstand van de gewone mensen te onderdrukken.

Vinden de Nieuwpoortenaars die Robrecht van Cassel ook diezelfde dubieuze figuur zoals we al meerdere keren moesten vaststellen in deze kronieken? Zijn eigen achterban vertrouwt hem in elk geval niet. Ze beseffen dat hij een dubbele rol speelt en eigenlijk liever niet zou optreden tegen de gemeentenaren. Johannes, de Blauvoetgezinde burggraaf van Nieuwpoort, speelt hier natuurlijk ook zijn invloedrijke rol ten gunste van het volk. De stad geeft zich vrijwillig over aan de opstandelingen. Daar waar een harde tegenstand werd verwacht, kiezen de stedelingen spontaan de kant van Zannekin. Robrecht van Cassel biedt verwonderlijk genoeg geen weerstand, laat de rebellen binnen, en verlaat de stad. In grafelijke kringen vraagt men zich of hij een verrader is. En wat te denken van de Nieuwpoortenaars die voor de eerste keer in hun geschiedenis de kant kiezen tegen hun graaf??

Robrecht van Cassel zal uiteindelijk op 23 augustus 1328 de bepalende figuur worden die de Vlamingen deerlijk toetakelt op de Casselberg. De weerslag van de Vlaamse nederlaag is schokkend. Duizenden doden. Iedereen die deelgenomen heeft aan de slag en die overleefd heeft, ziet have en goed verbeurd verklaard. De schatters van de Franse koning draaien overuren om alle eigendommen van het Vlaamse volk te schatten en te inventariseren. Het resultaat van hun werk in Nieuwpoort is volledig bewaard gebleven en biedt de lezer een verbijsterende inkijk op het drama van 1328.

Van de 472 Nieuwpoortnaars, deze van het gehucht Nieuwe Ijde inbegrepen, die in Cassel hebben gestreden, zijn er 188 gesneuveld. De namen van de 472 staan nog altijd geboekstaafd. Ze vertegenwoordigen zowat alle rangen en standen van de stad. Ambachtslieden, landbouwers, zeelieden, grootgrondbezitters. Op 4 oktober 1328 ondertekent de magistraat van Nieuwpoort de akte van onderwerping. De inwoners geven (natuurlijk noodgedwongen) uiting aan hun berouw over hun opstandig gedrag. Ze smeken om genade. Ze beloven gewillig alles uit te voeren om de schade ongedaan te maken en vrijwillig de straffen te zullen dragen die zullen worden opgelegd. Wat kunnen ze anders?
Maar er is een vreemd kantje aan die akte van onderwerping. In Veurne, Brugge, Ieper en nagenoeg overal elders, onderwerpen de stedelingen zich aan graaf Lodewijk van Nevers. Dat doen die van Nieuwpoort niet. Ze onderwerpen zich eigenaardig genoeg aan Robrecht van Cassel. Sinds 1272 was Nieuwpoort de grafelijke lievelingsstad, na de publieke bekentenis van Margaretha van Constantinopel dat ze Nieuwpoort wilde vergoeden voor alle misdaden die haar in het verleden werden aangedaan.

Vreest Robrecht van Cassel dat de bestialiteiten, die Lodewijk van Nevers zowat overal aanricht in het Vlaamse landschap, zich ook zullen voordoen in Nieuwpoort? Heeft hij een boontje voor de stad en wil hij als buffer dienen? Wil hij de Nieuwpoortnaars dergelijk bloedbad besparen? De geschiedenis toont aan dat ook in Nieuwpoort veel gewone en vaak onschuldige mensen worden geliquideerd of gegijzeld. Opnieuw is het helemaal niet duidelijk wat dan wel de rol is van Robrecht van Cassel, de man die tegelijk zalft en slaat.

De akte van onderwerping zorgt er in elk geval voor dat veel verschrikte Nieuwpoortnaars de wijk nemen naar Engeland net zoals duizenden andere Vlamingen die definitief emigreren naar het overzeese en vooral veilig lijkende Engeland. Buurstad Veurne verliest zijn rechten en vrijheden bij zijn akte van onderwerping. De vrees van Nieuwpoort om hetzelfde te beleven, blijkt ongegrond. Op Pasen van 1329 (13 mei) leest de magistraat van Nieuwpoort, voor de nieuwgebouwde Halle, een verklaring voor. In aanwezigheid van speciaal aangemaande getuigen en voor een aanzienlijke menigte nieuwsgierige stedelingen.

Wat hij vertelt, komt er eigenlijk op neer dat hij de bal in het kamp legt van Robrecht van Cassel. Hij alleen kan oordelen of de rechtsmacht die de lokale magistratuur had in vroegere tijden, nu nog kan worden verder gezet en toegepast. In feite verliest Nieuwpoort zijn rechten, maar kan ze die verder gebruiken zolang Robrecht van Cassel dit belieft. En bovenop de torenhoge lasten komt er nog een extra toetje van 4000 pond.

De verklaring van de magistraat staat trouwens neergeschreven in de “Coutumes de Nieuport” die op vandaag nog steeds in de archieven van Rijsel bewaard worden. Het document vertelt wie die officiële personen zijn die (verplicht) aanwezig zijn bij de afroeping van 13 mei 1329. Het zijn Pieter Spaen, de pastoors van Onze-Lieve-Vrouw en van Sint-Lauwereins, Pieter van Biervliet en Pieter van Biervliet met de drie kapelaans Johannes Van Bonen (de Bolonia), Dionisius Portejoie en Johannes Hughe. Er zijn twee ambtenaren van de partij: de klerk Johannes Champenois en tollenaar Filip Serleis. En ook het onafscheidelijke bisdom van Terwaan stuurt een zekere Johannes Crabe die trouwens de verklaring notuleert en als rechtsgeldig bevestigt.

Na de dramatische gebeurtenissen van 1328 kan de kalmte eindelijk terugkeren. De fysieke schade aan de infrastructuur van de stad Nieuwpoort valt al met al mee. In Veurne is het andere koek. Zowel de Onze-Lieve-Vrouwekerk en de Halle zijn al zo goed als heropgebouwd. Maar het menselijk leed is substantieel. Een groot aantal mannen van jonge en middelbare leeftijd is gesneuveld in Cassel. Zowat 500 gezinnen hebben alles wat ze bezaten, zien aanslaan. Een serie van kapitaalkrachtige families zit op zijn financieel tandvlees en bezit onvoldoende middelen om zaken te doen en de lokale economie nieuw leven in te blazen. Veel gezinnen hebben het hazenpad gekozen richting Engeland. Bovenzien is er sinds 1308 ook sprake van een gestadig verlies van volk op zee.

Het is maar al te duidelijk dat er een moeilijke periode aanbreekt voor havenstad Nieuwpoort. Vergeet trouwens niet dat de bevolking er nog moet zien uit te geraken hoe de oude en de nieuwe boetes zullen worden betaald aan de ongenadige graaf en zijn Franse baas. Het theoretische behoud van hun stadsrechten is zowat het enige streepje licht aan de horizon. Er zal veel werkkracht en goede wil nodig zijn om de groei die sinds 1297 geknakt is, opnieuw in beweging te zetten. En er komt nog meer onheil. Tussen 1344 en 1349 heerst de pest over Vlaanderen en de grote “sterefte” heeft natuurlijk ook zijn invloed op de gebeurtenissen in Nieuwpoort. Werken aan een optimale waterinfrastructuur, lijkt zowat de beste remedie voor de zieke patiënt.

De voorbije 50 jaar is er heel wat gebeurd om de bevaarbaarheid van de waterverbindingen met Ieper en Brugge te optimaliseren en te garanderen. Het succes van die twee en dat van Nieuwpoort zijn nauw met elkaar verbonden en de betrokken stadsbesturen realiseren zich dat heel sterk. Dank zij de investering in sluizen en sassen, en het uitdiepen van allerhande kanalen is er nu al sinds 1270 sprake van een redelijke infrastructuur. Vooral de nieuwe sluis van Knokke bij Ieper (de overdracht) speelt hierbij een belangrijke rol.

De bevaarbaarheid is en blijft een probleem in de zomerperiodes, maar de jaarlijkse terugkerende slagregens van de herfstperiode zorgen ervoor dat het waterpeil behoorlijk is om te varen. Zo leren we dat er tijdens de 122 bevaarbare dagen tussen het najaar van 1296 en het voorjaar van 1297 er 3250 schuiten en 87 marktschepen vanuit Nieuwpoort binnen komen in Ieper. En er natuurlijk tolgeld betalen. Het betekent dat er per uur zeker drie schepen binnenvaren binnen de stadsmuren van het middeleeuwse Ieper.

In het begin van de 14de eeuw zorgen Brugge, Ieper en Nieuwpoort voor een tweede verbinding met de Ijzer vlakbij de havenmond van Nieuwpoort. Het gaat een waterverbinding dwars doorheen de schorren en polders ter hoogte van Lombardsijde. Een kanaal tussen de Ijzer en de waterloop met de naam “Lekeleed”. Het kanaal zal vanaf 1400 de naam “Yperleedt” of “Lekewatre” genoemd worden. De eerste vermelding van de “lste wateringhe entre Bruges et Noefport” dateert van 1304. In datzelfde jaar preciseert de Ieperse stadsrekening een uitgave betreffende “le coust, despens et service des vallès, qui mesurèrent le leet” in het kader van de noodzaak (le besoigne) om mee te helpen aan de bouw van de nieuwe leed.

In 1309 krijgt het Nieuwpoortse stadsbestuur de toelating om een brug te bouwen over de Lekeleed. “parmi lequel on… porroet chivauchier et aller sans carin sour leur diic à Lombardie et de Lombardie à Nuefport”. Bij het aanbreken van het nieuwe jaar 1312 is de Lekebrug afgewerkt. Ook op het “Lekewatre” vinden we een overdracht, een houten constructie, om het zwakke waterverval te omzeilen. “l ouvredach entre Oudembourch et Noefpord” staat voor het “Zesbroodtoverdrag”. De overdracht is eigendom van de graaf en wordt verpacht.

Hoe komt de overtoom tussen Slijpe en Oudenburg trouwens aan die eigenaardige naam? Het blijkt dat de eerste pachter een zeker Hendrik Zesbroodt of Henri Sispains is. Hij exploiteert de overdracht tussen 1305 en 1323. Dichter bij Nieuwpoort, is er trouwens nog een overdracht. Bij Nieuwendamme baat Nieuwpoortenaar Jehan de Zagher de “Zagersoverdrach” de “novel ouvredach del Nouvel Dam dales Noefpord” uit. In 1318 wordt hij opgevolgd door een trio, dat de tolgelden van Slijpe te water en te land int.

De kanaalinfrastructuur van Nieuwpoort richting Diksmuide en Ieper is in die periode trouwens zo goed als gefinaliseerd. De waterweg staat onder het heerlijk gezag van de graaf, maar het is de stad Ieper die zorgt voor het onderhoud en de goede werking van de sluis en die zich enigszins opstelt als een bemoeizieke schoonmoeder. Om de haverklap stuurt Ieper controleurs naar de sluis in Nieuwendamme om er haar belangen te behartigen en toezicht te houden. Rond 1335 beveelt Ieper om grote houten sasdeuren te monteren in de sluis om zo nog meer invloed te kunnen uitoefenen op de hoogte van de waterstand.

Het laat zich natuurlijk raden dat er bijna onmiddellijk sprake is van een bevoegdheidsconflict tussen Ieper en de belanghebbende wateringen uit de streek. Wie mag de twee deuren bedienen en bewaken? Er moet een scheidsrechter aan te pas komen die beslist dat de Ieperlingen toezicht krijgen op de “varsche duere” en dat de anderen de “zoute duere” onder hun hoede krijgen. Er wordt trouwens ook overeengekomen dat de Ieperlingen, in tijden van lage waterstand, zeewater in het bekken mogen toelaten, zodat de bevaarbaarheid op niveau kan blijven. Maar het mag echter niet gebeuren zonder voorafgaand de belangen van de oeverbewoners te respecteren. Nieuwpoort beschikt in die eerste decennia van de 14de eeuw in elk geval over een haven die aangepast is aan de schepen van die tijd. Maar vanaf 1330 rijst er een probleem met een gebrekkige diepgang in de haven zelf.

De kwaliteit van de Nieuwpoortse haven gaat er, tot groot verontrusting in Ieper, zienderogen op achteruit. Op 24 juni 1336 geeft Ieper een financiële tegemoetkoming van 100 Parijse ponden aan Nieuwpoort om te kunnen overgaan “à faire ung nouvel port.. par deffaultre de celz… usé jusques a orre”. Nieuwpoort krijgt ook de mogelijkheid om een taks, een “delfgeld” te heffen om zo de baggerwerken te kunnen financieren.

Het stadsbestuur van Ieper investeert zwaar in het voortdurend uitbaggeren van de Ijzer en de Ieperleed omdat de kwaliteit van de waterweg natuurlijk een cruciaal gegeven is voor de commerciële belangen van haar lakenindustrie. De Ieperlingen slagen er in om een deel van de kosten te verhalen op de privé gebruikers van de waterwegen. Lodewijk van Nevers geeft Ieper in 1338 de toelating om een tol te heffen op alle goederen en vaartuigen die Ieper via het water bereiken.

Het tarief van de tol wordt beslist door de grafelijke raadgevers. Met de opbrengsten dient Ieper ook de aanpassingen aan de sluis van Nieuwendamme te dragen. En dat blijkt alsmaar meer nodig. In 1343 worden er opnieuw uitgravingen uitgevoerd aan de “noviele speye au Noviel Dam” te Nieuwendamme. Maar we zijn nog geen 10 jaar verder als de bevaarbaarheid van de waterweg opnieuw al in het gedrang komt. De sluismeesters krijgen de toelating om het niveau van het kanaal op peil te houden met zeewater terwijl de Ieperlingen toestemming krijgen om een waterkering te bouwen op de Ijzer voor Diksmuide. De dalende waterstand blijft hoe dan ook een echt zorgenkind voor de lakenstad. Ook het vervoer te water naar Brugge krijgt ermee af te rekenen.

Dit is een fragment uit Boek 3 van De Kronieken van de Westhoek

Article Categories:
fragment uit deel 3
banner
http://www.dekroniekenvandewesthoek.be

Vlaamse geschiedenis zoals je die nog nooit beleefd hebt!

Comments are closed.