In 1551 ontstaan er nieuwe moeilijkheden in Nieuwpoort. Terwijl Yde en Vloedgad onder de jurisdictie van Nieuwpoort vallen en er nu duidelijk grenzen bestaan, meent het stadsbestuur dat ze alle rechten hebben om de inwoners van de plaatsen te mobiliseren zodat ze in dienst kunnen komen van de Veurnse afgevaardigden. In het register ‘procuratien ende andere acten’ van het Nieuwpoorts stadsarchief staat het omschreven dat die ‘vander Yde ghesommeert zyn by die van Veuren Ambacht tot wapenscowinghe te gaene’.
Met het verglijden van de zestiende eeuw zullen er nog verdere strubbelingen rijzen. In 1581 zullen er nieuwe grenspalen geplaatst worden rond Nieuwpoort. Vijf stuks gemaakt van arduinsteen. De eerste paal komt op een plek die bekend staat als ‘Ons Heren Huizeke’, een kapel bij het Kattesas van de Oude Veurnestraat. De grens loopt van dat bidhuisje met zijn schitterende naam tot een tweede steen naar de ‘duynen ende pasturagien’ van de heren van Nieuwlande.
Het aangegeven grasland ligt zuidelijk van de boerderij van Aernoudt Bogaert. De derde paalsteen prijkt in de Pelikaanstraat langs de weg tussen Nieuwpoort en Veurne. Het vierde exemplaar bevindt zich aan de Lobrug en de vijfde bij de Sint-Jorisdijk. Het zeestrand van Nieuwerijde en Vloedgad valt in 1537 in ieder geval binnen de Nieuwpoortse grenzen. Een reglement van die tijd heeft het over de strandschuimers die aangespoelde goederen plunderen nadat een of ander schip op zee is vergaan.
Bij elke storm gaat er wel een of ander schip verloren waardoor het de strandschuimers nooit ontbreekt aan gelegenheden om aangespoelde voorwerpen van waarde buit te maken. Een gebruik dat trouwens al bekend stond van de Romeinse tijd. Wie koffers met geld heeft opgevist of opgeraapt heeft aan het strand, moet die brengen naar de woning van Jan de Moncheron. De vinders zullen een deel van het geld krijgen. Net zoals dat het geval is bij de vondst van bijvoorbeeld balen wol, waar gesproken wordt van een vindersloon van 25%. Er kan echter maar een deel opgeëist worden indien de eigenaar van het vergane schip zich niet meer aanbiedt en nadat de overheid de vondsten officieel heeft aangeslagen.
Er zijn nogal wat bewoners die het niet al te nauw nemen met de verplichting om hun vondsten binnen te brengen. Keizer Karel grijpt op 10 december 1547 in en stelt daarmee paal en perk aan hun praktijken. ‘Verdroncken ofte by der zee up de strange gheworpen goederen’ moesten binnen de 24 uur aangegeven te worden. De staat zal alle onkosten binnen de drie werkdagen vergoeden. De heling van aangespoeld goed wordt aanzien als diefstal. Dieven worden opgehangen. Zo eenvoudig zijn leven en dood in die tijd.
De zee geeft en neemt in zijn eeuwigdurende tocht door de tijd. De geestelijken van de abdij van Oudenburg kunnen er over meepraten. De gronden aan de noordkant van de Nieuwpoortse haven zijn al eeuwen eigendom van de abdij nadat ze afgedijkt werden om er akkerland van te maken. Die dijken bezwijken regelmatig onder de druk van het water en zorgen voor grote schade. Niet alleen aan het akkerland zelf, de weggespoelde aarde gaat van langs om meer de doorgang van de havengeul belemmeren. Het stadsbestuur heeft voor een eerste keer ingegrepen in het jaar 1456 wanneer ze de Diederik Volkgravenpolder koopt van de abdij van Oudenburg.
De dijken zullen beter in stand kunnen worden gehouden in eigen beheer. Het is ‘wishful thinking’ van de Nieuwpoortnaars. Een geweldige overstroming op Allerheiligen van 1465 spoelt de dijken weg en zorgt ervoor dat er mag herbegonnen worden aan nieuwe ophopingen. De inspanningen van de stad worden telkens opnieuw om zeep geholpen door de wind en het water. De storm van 1510 is er een mooi voorbeeld van dat het probleem weer op de voorgrond treedt. Dit keer zorgt de dijk van de polder aan de ‘Grote Hemme’ bij Lombardsijde voor het grootste kwaad.
De stad zoekt de verantwoordelijkheid weer bij de abdij en start onderhandelingen met de paters om de polder over te nemen. Abdij en stad komen tot een overeenkomst waarbij de polder van eigenaar verhuist voor een jaarlijkse rente van 300 Parijse ponden. Nieuwe dijkbreuken in 1532 en 1533 zorgen ervoor dat ook de Diederik Volkravenpolder en de Kaaipolder onder de controle van het stadsbestuur zullen gebracht worden. Ook aan de westkant van de haven moeten er verbeteringen worden aangebracht.
Het stadsbestuur van Veurne-Ambacht, nochtans verantwoordelijk voor de goede werking van de Rioolbrug, heeft de brug zwaar aan zijn lot overgelaten. Een verwaarlozing die erg nadelig is voor de scheepvaart van Nieuwpoort. Nieuwpoort dringt er bij Veurne-Ambacht al een hele tijd op aan om zijn verplichtingen na te komen, maar dat gebeurt pas na ingrijpen van de Raad van Vlaanderen die bij vonnis van 11 november 1544 de formele opdracht geeft de brug te herstellen en in goede toestand te blijven onderhouden. In de tussentijd, op november 1530 namelijk, heeft Nieuwpoort de toestemming gekregen van keizer Karel om een houten brug aan te leggen over de haven.
Dat Nieuwpoort en Veurne kat en hond zijn met elkaar mag ik zeker niet beweren. Dat betekent echter niet dat er nooit een vuiltje aan de (zee)lucht is. De rechtbanken moeten nu en dan ingrijpen om disputen tussen de twee stadsbesturen of tussen hun burgers te beslechten. Een financiële bijdrage langs hier en een klacht langs daar. Het is stil waar het nooit waait. Schrijver René Dumon neemt een kijkje in de speciale gevallen en sleurt me zo mee doorheen de hele zestiende eeuw. Op 16 maart 1545 moet een getrouwde vrouw voor de rechtbank verschijnen op beschuldiging van erge feiten.
Ik heb er het raden naar wat ze precies heeft uitgespookt, het vonnis dat uitgesproken wordt, geeft aan dat het wel om serieuze feiten gaat. De vierschaar spreekt zich uit dat de dame ’ten torture bi gheselinghe up de banc’ gelegd moet worden en daarbij ’tuuterste te doene’ en het ‘lichaem te onghehinderen’. Op 5 november 1594 wordt de bazin van herberg ‘De Schomynkel’ gestraft met een boete van 3 pond omdat ze bier heeft verkocht boven de vastgestelde prijs. Pekelzonden die niet het vermelden waard zijn en toch haalt de waardin mijn kronieken van de Westhoek.
Grappig eigenlijk; zou ze het zelf beseft hebben? Idem dito voor Marc Cassetta die gefoefeld heeft met zijn gewichten bij de levering van een bol kaas. Erger is het gesteld met een Nieuwpoortnaar die iemand op straat heeft aangevallen met ‘een blooten snydere’ en daar nu een boete van 40 pond voor aangesmeerd krijgt. De helft van het geld is bestemd voor de kerk en de andere helft voor de armen van zijn parochie.
Dit is een fragment uit Boek 7 van De Kronieken van de Westhoek