Hoewel de dagen niet behagen
En mensen met reden klagen,
Hoewel de tijd nadelig is
Is het nochtans kermis.
De Veurnse Kermis in 1847
Hoewel de dagen niet behagen
En mensen met reden klagen,
Hoewel de tijd nadelig is
Is het nochtans kermis.
Komt naar onze stad gelopen,
Hier kunt ge koeken kopen:
Worsten, hespen en Frans brood,
Om te weerstaan aan de hongersnood.
Ik laat u weten, gij kunt vreten,
Of in afspanningen eten
Volgens de beurs is voorzien,
Zal men dienen alle lieden.
Hebt gij maar geld om te drinken
De weerden zullen wel schinken
Als gij uw centen telt
Op den dis gelijk gereed geld.
Wilt ge zingen, wilt ge springen
Of wilt ge uw benen wringen
Om een polkatje te doen
Wilt u snel naar Veurne spoeden
Ge zult vinden schone Balen
In veel onderscheiden zalen,
‘T stadhuis en Retorica,
De Kroone en Cecilia
Bij Verstraete, vroeg en late,
In de Sterre voor zyn bate
Zal er ook zijn een dansspel
Voor die zijn jeugdig en snel.
De violen, fluiten, bassen
Zullen aenwijzen de passen
Die elk doen moet op de maat
Wanneer hij in ’t dansen gaat.
Orgels, lieren ziet men zwieren
Om de kermis te versieren
Op de markten en op straat
Voor wat centen, tot de baat.
Het en kan ook niet vervelen
Van de kinderen te zien spelen,
Met een trommel of een fluit
In een oorkwetsend geluid.
Voor wat centen, ziet men venten
Mastellen met veel krenten
En ook Pitje met zijn peerd,
Wordt het meeste nog begeerd.
Om de jonge lieden te paaien
Zij een kermistoertje draaien
Zo krijgen ze voor buit
Menigte klok-spijze kluit.
Die vermaken, ze niet staken
Maar nog bovendien staan te blaken,
’s Avonds na ’t kaartespel
’t Spinnewiel ’t draait ook snel
Om de levensloop te spinnen.
Ga maar de herbergen binnen
Gij den aard van de Veurnenaar
Direct zult ge wezen gewaar.
De vreemde heren, ze vereren
Met hen als vrienden te verkeren
’t Allen stond en ’t allen tijd
Daarom moet ge met veel vlijt
Ons oud stadje binnentreden.
En zijt ge thans niet tevreden
Komt dan op de kermis-moer
Schieten met burger of boer.
–
A. Dawyndt Biekorf (1971)
(licht herwerkt)


