In de laatste week van de maand september, op de zaterdag na de feestdag van de heilige Mattheüs, de patroonheilige van de wevers, is er binnen Ieper een zeldzame oproer gerezen. Een nooit eerder meegemaakt gevecht en algemeen tumult tussen de vrouwen onderling. Voornamelijk diegenen die met een kraam of een stand op de markt stonden.
Anno 1619, op de 15de mei werd binnen Ieper de wet vernieuwd en aangesteld als voogd en schepenen de heren Jan Grisostinius van Cortewille, Adriaan Schrieck, Pieter Vandekerkhove, Jacques Vanheede, Christiaen Ryckebusch, Gelein Vandenbroucke, Gelein Baelde, Jan de Keerle, Hendryk Thybaut, Michiel Navigheer, Antone Cabilliau, Guillielmus Desmedt, Adriaen van Pottenberg en François van Haringe. In het midden van de Sint-Maartenskerk werd een uitnemend grote koperen kroon of pyramide opgehangen om er licht in te laten branden. De kroon was binnen Rijsel vervaardigd door een zekere Paulus St.Martin.
In de laatste week van de maand september, op de zaterdag na de feestdag van de heilige Mattheüs, de patroonheilige van de wevers, is er binnen Ieper een zeldzame oproer gerezen. Een nooit eerder meegemaakt gevecht en algemeen tumult tussen de vrouwen onderling. Voornamelijk diegenen die met een kraam of een stand op de markt stonden. De ongeregeldheden speelden zich zowel af bij de boerinnen die naar de markt kwamen om hun goed te kopen maar evengoed bij de marktkraamsters zelf.
De ellende begon bij een zekere Lobben Nitsaert die de tol ontving voor de marktplaatsen. Hij liet zich door sommige ‘crammeniers’ (marktkramers) omkopen om de beste plaats op de markt te hebben, waarover de andere marktkramers al een hele tijd geklaagd en geroddeld hadden, en onder elkaar ruzie gemaakt over deze toestand.
Nu gebeurde het dat een nieuwe fruitverkoopster aan haar collega’s trakteerde met enkele flessen brandewijn in de herberg ‘De Valk’ op de Grote Markt. Waardoor die fruiteniers-vrouwen al behoorlijk dronken uit de herberg vertrokken. Ze schreeuwden en tierden en gingen zonder veel gêne de beste plaatsen zoeken om hun kramen op te stellen. Maar die waren al door anderen ingenomen en de dronken dames begonnen nu plots als razende vuurdraken op de andere marktkramers te vloeken en te tieren en hen scheldwoorden naar het hoofd te sleuren.
Na een korte periode van tijdelijke rust herbegon het schelden bij zowat al de marktkraamsters die elkaar verweten en schoffeerden voor bedriegers en omkoopsters en dat ze enkel maar door bedrog de beste plaatsen kregen. Vooral de buitenboerinnen waren kop van jut waardoor zij al die zottigheid naar hun hoofden kregen geslingerd.
Het bleef niet bij woorden, al snel begonnen ze tegen elkaar op te lopen en gooiden ze elkaars kramen en uitstaltafels omver. Dat geweld begon eerst en vooral op de melkmarkt waar zoals gewoonlijk veel tonnen karnemelk en emmers zoetemelk op de markt stonden, in de buurt van het kasselrijgebouw. De melktonnen werden omver gesmeten en van daar trok de furie naar de groentemarkt.
De kramen met kolen, wortelen, rapen en bonen vlogen overhoop, gevolgd door de tafels met de Belse kazen. De vrouwen stampten en sloegen de potten en de pannen van de pottenbakkers in gruzelementen. Ze smeten de appelen, peren, pruimen en ander fruit rond over de hele markt. En daarna liepen ze naar de pensenmarkt, rechtover de gevangenis op de markt. Ze gooiden er de tafels en banken in het rond, de pensen en de kalfskoppen vlogen door de lucht als waren het hagelstenen.
De boerinnen met hun boter en eierpaanders onder de voute van de lakenhalle moesten vervolgens het geweld van de boerinnen bezeuren. Zodat men tot over de schoenen in de eieren en de boter stampte, garen, vlas werden door de honden weggesleept. Zaken als appelen, peren en okkernoten rolden door de markt. Men sloeg met schalen, hengsels, ellebogen en vuisten naar elkaar. De meeste vrouwen stonden er ondertussen al blootshoofds, met gescheurde schorten, roben en kragen.
Het leek wel op een strijd tussen de Amazonen.. En ondertussen stonden de mannen erop te kijken en te lachen en te schimpen. Ze klapten in de handen om de vrouwen nog kwader te maken, zoals men dat doet met honden om te vechten. Het leek meer een moedwillige dronkemansruzie dan een gewoon nijdig gevecht.
Wanneer de Spaanse hoofdwachten met de opkomende Spaanse wachters ingrepen om dit gevecht tussen de Amazones te beëindigen bleken er weinig vrouwen echt gekwetst te zijn. Behalve enkelingen met een buil in het hoofd. Velen hadden gescheurde kleren en waren geschopt en rondgesleurd en aan hun slunsen over de straatstenen gesleept. Sommigen hadden blauwe ogen en er liepen veel dames rond met bekrabde aangezichten.
Na dit groot tumult hebben de heren van de wet beslist dat er maandelijks zou geloot worden om de plaatsen van de marktkramers te veranderen om voortaan alle geschillen, oproer en ruzie tussen de marktkramers te vermijden, hetwelk sedertdien niet meer voorgevallen is.
–
Uit ‘Ieperse Histories’ van Lodewijk Boeteman (verschijnt einde 2019 in deel 9 van ‘De Kronieken van de Westhoek’)