bedrogen zijn; kzin ik bien buk ezèt
bij een dondervlaag met zonneschijn: t’ is kerremesse in d’ helle
de gevolgen van iets dragen: potje brik, potje betoaln
Hier verkoopt men pijpen;
kleene stelen
maar grote stelen meer..
Een pestepidemie was ongetwijfeld de rampzaligste kwaal, die over een middeleeuwse stad kon neerkomen.
We brengen vandaag een sage, opgenomen door wijlen Jozef Doise (geboren te Westvleteren op 13 maart 1908 en aldaar overleden op 3 december 1965) gewezen schoolhoofd van Westvleteren, uit de mond van Romain Gruwier, landbouwer te Westvleteren.
’t Was aven en doenker
Me waren op ’t laste van november;
‘k Hadde de koeën strooi egeeven,
E n’is te lui om strooi ’t eten.
E n’is te lui datten ze gat opheft.
E n’is te lui om dood te doen.
Op de baan van Ruddervoorde naar Torhout, een kwartier van de kerk ligt er een groot omwald boerenhof waarop een woning staat met drie verdiepingen, het Tempeliershuis genaamd.
’t Is è rute uut uus uus
’t Is tied dat ‘uut is (es)
Me goan nog nie noar uus (me=wij)
’t Is lik è puut up è sliepsteen
Men moet geen hooi in d’eyze (ruif) laten (zijn glas uitdrinken)
Ik heb er niet bij gestaan met een keirse (ik was geen getuige)
Duveltjesdomdag (zeer druk in de zaak)
Hij trekt erop lijk een snottebelle op een oester
’t herte is goed maar den omloop deugt niet
Hij heeft de koorts in zijn onderbroek
De malchance komt naar ons als knuppels naar de honden
Eén haartje maakt geen permanente (uit één feit kan men geen algemene conclusies trekken)
Kwade klokke, kwade klepel (zulke ouders zulke kinderen)
De paster doet geen twee missen voor ’t zelfste geld (ik zal het geen twee keer zeggen)
De paster zegent zijn zelven het eerst (iedereen zorgt eerst voor zichzelf)
Daar klommen uit de rook, half gebrand, papieren
die zag men door de lucht, als zwarte walmen zwieren,
en vliegen hier en daar zo dat men na de brand,
ze tien uren verre van Belle vond, in het Artesische land.
Als ’t hooi achter de karre loopt, zijn de vorken goedkoop – Schone nuchtens en schone vrouwen en zijn niet te betrouwen – Kinders van koeien en zijn nooit maar kalvers – Vuile pot, vuile pollepel –
Mijn buikenaffel staat op een hoogte (ik heb te veel gegeten)