Het moet fijn zijn
om oud te worden
gevuld met vrede
over alles wat je meemaakte
gegroefd door goede gedachten.
Ik heb daar eens over geprakkezeerd en mij dunkt het dat een mens voor niets meer redenen vindt dan om te drinken. Waarvoor drinkt men zoal?
‘k Hèn werkelijk nood aan een dag tusschen de zaterdag en de zundag.
‘E voelt dierekt woa da den oend geboenden is’.
‘E voelt et an ze ’n elleboge’.
‘E ’n hoend zoe ’t rieken’.
Te Brugge woonde een paruikmaker, die met veel gasten werkte. Op een achternoen kwam een heer in de winkel en vroeg de meester of hij hem voor ’s anderendaags ’s morgens een paruik kon maken.