4 augustus 1583. Het is de Walen menens met hun beleg. We hebben hier heel […]
Zondag 5 oktober 1578. Al van in de vroegte trekt er heel wat volk naar […]
31 juli 1579. De laatste levensdag van Mathieu Hoves, een 18-jarige jongeling uit het vendel van de kolonel en de hoogbaljuw. De jongen is afkomstig van Wulveringem.
De volksverhuizing van Germaanse volkeren richting Noordzee is vooral het gevolg van zwervende Fridlinges hier en daar ongetwijfeld gevolgd door de Frilazzes.
18 april 1579. Al bijna drie weken niet meer geschreven in mijn dagboek. Privé had ik wel wat verwikkelingen te verwerken maar dat gaat jullie geen barst aan. Dat is iets tussen Lizelot en mijzelf.
M’ hoort soms de menschen al ‘en keer ruttelen tegen dit en pruttelen tegen dat; en dat ze niet verstaan ’n kunnen waarom op Godswereld dat er moeten luizen bestaan en vlooien, en mieren en muggen, jandorie!
1 mei 1302. Jan Breydel, een Brugse vleeshouwer krijgt het in het kasteel van Male aan de stok met een knecht van de kastelein die hem verwijt dat al de Bruggelingen ruziezoekers zijn. Breydel steekt hem ter plekke een mes in zijn ribben waarop de kasteelheer zich wil revancheren.
Ook Vlamertinge zit verveeld met een peloton Walen onder het bevel van hun wrede kapitein Laparast. Hij heeft trouwens nog een groep ‘pioniers’, arbeiders en genietroepen bij zich. Het bolwerk van de brigade bevindt zich ter hoogte van de kruising van de Lombaardbeek met de weg Ieper-Poperinge, enkele honderden meter voor het dorp van Vlamertinge als je vanuit richting Ieper komt.
Op 12 maart 1579 arriveren er in Elverdinge honderd Waalse ruiters. Ze blijven er vier dagen en de inwoners moeten zorgen voor hun soldij. Twee schellingen per man en per dag en daarna vertrekken ze terug naar Roeselare van waar ze gekomen zijn.
Op den 9en julius, ’s nuchtens met het opendoen van der poorte zoo kwam de mare dat Langemarck en ook geheel de plaetse mette kerke en het schoon huys van Francoys Van Houtte al afgebrand was, en dat door ’t volk van den legere, die op den viij van julius aldaer gekomen was en niemand daer vindende dan in de kerke eenige arme menschen, hebben in diversche huysen ’t vier gesteken, ja datter niet met alle, noch halle, noch huys, noch kerke gebleven was, zoo dat de arme menschen byna zouden verbrand zijn met hunne kinderen in de kerke.