Het is natuurlijk erg vrijblijvend om in enkele regels tekst die vele maanden vol ellende te omschrijven. Geschiedschrijving en geschiedenis springen direct naar 1316, naar Frankrijk, waar er na het overlijden van Filips de Schone en zijn opvolger Lodewijk de Woelzieke, blijkbaar sprake is van een meer gematigd beleid. De Fransen komen af met minder strikte voorwaarden voor de Vlamingen als voorwaarde voor een vredesakkoord. Die stuiten aanvankelijk op een weigering in Vlaanderen met als gevolg dat de Fransen troepen sturen naar St.-Omer en alweer vernietigende raids uitvoeren in het West-kwartier. De graaf en zijn volk komen bijeen in Poperinge en ze dringen er dan toch op aan om een wapenstilstand af te sluiten die zal duren tot Sinksen van 1317.
Hopelijk kunnen ze ondertussen tot vrede komen. Maar op pinksterdag van dat jaar blijkt er amper sprake geweest van onderhandelingen. De Vlamingen gaan niet akkoord met de voorwaarden die de Fransen blijven stellen. Na wat vijandelijkheden besluiten de partijen om er nog een jaartje wapenstilstand aan te breien. In het jaar 1318 wordt er een Hanzeverdrag afgesloten tussen de poorters van de stad Veurne en het buitenvolk van de Kasselrij van Veurne. Het is hoog tijd dat de vele geschillen rond pointingen en rechten worden bijgelegd. Vooral het issurecht, een belasting die ontpoorterende burgers moeten betalen aan de stad waarvan zij ooit poorter waren, zorgt voor veel discussie en ongenoegen bij die van Veurne-Ambacht. Er is sprake van ontpoortering als de poorters de stad verlaten om bijvoorbeeld te trouwen met een niet-poorter.
Maar dat geldt evengoed als ze voor een of ander misdrijf uit de stad verbannen worden. Dat issurecht komt er op neer dat er taksen moeten betaald worden bij elke vorm van ontpoortering. Ook niet-poorters die erven van poorters, dienen op deze erfenis het issurecht te betalen. De arbeiders, keurbroeders, van Veurne-Ambacht en van de stad zelf krijgen door het Hanzeverdrag van december 1318 volledige vrijstelling van het betalen van issurechten bij huwelijk of bij sterfte. De poorters met eigendommen in de Kasselrij krijgen de toelating om drie keer per jaar op hun domeinen te gaan wonen.
Drie periodes van veertig dagen: in maart om te zaaien, als de oogst moeten worden binnen gehaald en om het land te bewerken in de herfst. Als ze er langer wonen, worden ze geacht om dezelfde taksen te betalen als iedereen in Veurne-Ambacht. Buiten de vastgelegde seizoenen mogen de poorters wel enkele kortverblijven van enkele dagen regelen om controle uit te oefenen op hun ondergeschikten ter plekke. In 1322 wordt de puber Lodewijk van Nevers (Lowys van Crecy) de nieuwe graaf in opvolging van de overleden Robrecht van Bethune. Maar eigenlijk zijn het zijn volksvreemde adviseurs die de touwtjes in handen hebben in Vlaanderen. De hofhouding van Lodewijk heeft de allures als die van een koning. ‘Aldus verteerde ende verdede hij meer als zijn domeinen opbrochten.’
De buitensporige kosten van zijn luxueuze entourage worden afgewenteld op de kap van de Vlamingen. De jaarboeken van Veurne beperken zich tot een kort relaas van de feiten. Als de staten van Vlaanderen hem aanraden om zijn hofhouding af te slanken en iets te doen aan de buitensporige verkwistingen, besluit de graaf zich terug te trekken op zijn domein in zijn geboorteplaats Crécy. Ze komen overeen om te zorgen voor een gegarandeerd jaarlijks inkomen voor Lodewijk van Nevers.
De Franse koning en de graaf nemen een aantal maatregelen, die niet naar de zin zijn van de mensen van Brugge en het Brugse Vrije. Het komt tot een open conflict als de Bruggelingen Jan van Namen, een vertrouweling van de graaf, gevangen zetten. In 1323 worden de branden geblust na een inderhaaste terugkeer van Lodewijk naar zijn graafschap. Beetje bij beetje stijgt het ongenoegen bij het volk. De taksen die de mensen moeten afdokken ten gevolge van een reeks faliekante onderhandelingen van hun grafelijk bestuur hangen als een zwaard van Damocles boven ieders hoofden.
De hoge kostprijs om de vrede met Frankrijk te mogen behouden is hallucinant. Komt daarbij nog de manier waarop die opgeëist wordt van het volk. Een reeks brutale magistraten, pointers, setters en ontvangers, allemaal rijke lui die aan de bron zitten, gaan alsmaar driester te werk bij de inning van de taksen. Een elitaire kliek die doet aan zelfbediening. De haat van het gewone volk tegenover de Vlaamse adel en dat vuile bureaucratische addergebroed groeit met de dag. In 1324 ontstaat er beroering in het Brugse. Hele groepen arbeiders en boeren lopen het land af op zoek naar rijke lui en naar edelen. Iedereen die weerstand biedt, wordt een kopje kleiner gemaakt.
Huizen worden in brand gestoken. De milities van het Noordvrije staan onder leiding van Zeger Janszone, de Oostvrijenaars worden geleid door Lambrecht Bovyn. Het geweld in het noorden van de provincie escaleert. Ook in Veurne en Veurne-Ambacht zijn de mensen ontevreden over de taksen die ze vrijwel dagelijks moeten betalen. In navolging van die van Brugge, beginnen ook hier de samenzweringen tegen de magistraten, pointers en ontvangers. Ze organiseren zich onder de vleugels van de bekwame Nikolaas Zannekin.
In Veurne-Ambacht zijn ze best trots op hun Zannekin met zijn Saksische wortels, Janneken, geboren en getogen in Lampernisse en een kind van de streek. Langs de vaart in Loo, op één uur stappen van Veurne bestaat het gehucht ’t Zandeken. Was dit ooit misschien de thuisbasis waar ooit het Zannekinsheim stond? Enkele jaren geleden is hij om één of andere reden uit de Kasselrij verjaagd. Waarom? Pauwel Heindericx blijft nogal op de vlakte met zijn antwoord. Uitgever Edmond Ronse gaat op zoek naar de werkelijke redenen en belandt in 1322.
In dit jaar vindt er een volksopstand plaats in Veurne-Ambacht. Nikolaas Zannekin staat hier dus al aan het hoofd van het gemeen dat strijdt voor het behoud van hun vrijheden. Blijkbaar nam Zannekin het initiatief om zijn volk te bewapenen. In maart van 1323 komt het tot een geforceerd akkoord tussen de gemeente en de graaf. De regeling blijkt niet echt naar de zin te zijn van een verongelijkte Zannekin die er voldoende redenen in ziet om de schepen achter zich te verbranden en zich te gaan verpoppen in de veilige binnenstad van Brugge.
De populariteit die hij bezat in Veurne-Ambacht, achtervolgt poorter Zannekin tot in Brugge waar hij binnen het jaar al grote ogen gooit bij de werkende klasse. Tijdens zijn terugkeer naar Veurne, wordt hij er ontvangen als de Messias, als een ‘Engel van God’ schrijven de kronieken. De lieden van Veurne, Veurne-Ambacht, Sint-Winoksbergen, Broekburg, Duinkerke, Belle en Cassel zijn razend enthousiast om hun nieuwe leider. En Zannekin kan zich natuurlijk verkopen als de beste. Veurne voelt zich nauw verbonden met hem. Zijn welbespraaktheid en voorkomen, de wetenschap dat hij gehaat wordt door de Vlaamse adel en zijn persoonlijke opofferingen uit het verleden, maken hem beslist tot de Ché Guevara van zijn tijd.
Ondertussen verblijft de graaf al lang op zijn Franse landgoed en laat hij de zaken over aan een zekere heer van Aspremont. Die laat er geen gras over groeien. Zijn bureaucraten beginnen van vooraf aan met de lokale Vlamingen af te persen. De machtige steden Brugge en Gent kunnen de schade binnen hun steden nog enigszins beperken maar op het vlakke land grenst de fiscale afpersing aan het ongelooflijke. Een nest van vreemde ridders overvalt nu systematisch de woonsten en hoeves van de landbewoners.
Als ze niet krijgen wat ze willen, worden de bewoners ervan koelbloedig gelyncht. Dat de haat en frustratie bij het volk diep zit, valt eigenlijk niet moeilijk om te begrijpen. Eigenlijk kan je nu nog amper spreken van militievorming. Iedereen doet gewoon mee met Zannekin. Het gemeen kiest volop zijn zijde. Maar ook slecht volk zoals landlopers, straatschenders en crapuul alom zien grote mogelijkheden door op te trekken met de bende. Samen voelen ze zich sterk. De huizen van rijke lui worden geplunderd.
Alles wat de mensen buit maken, wordt onder elkaar verdeeld. De schrijver blijft toch ietwat karig met verdere details over het wat en waar van de plunderingen. Met kerstmis 1324 komt de graaf noodgedwongen terug naar Vlaanderen. Er wordt gedreigd met grote straffen als de plunderingen niet ophouden en hier en daar bekopen oproerkraaiers hun daden met de dood. In plaats van de oorzaak van de malaise weg te nemen, draait Lodewijk van Nevers nog wat meer in de etterende wonde van de Vlaming. Zijn ongenuanceerde en harde aanpak, geeft het volk nog extra redenen en zuurstof om nog meer verongelijkt te zijn en daarom wraak te nemen.
Dit is een fragment uit Boek 3 van De Kronieken van de Westhoek